Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
het college van burgemeester en wethouders van Deventer,
Procesverloop
Overwegingen
besluit in primooverwogen dat sprake is van het bedrijfsmatig houden van dieren, nu er in de stal meer dan vier paarden worden gestald, waaronder drie pensionpaarden. Op grond van het Activiteitenbesluit milieubeheer ontstaat bij het houden van ten minste vijf paarden een inrichting die meldingsplichtig is. Vanaf het houden van vijf paarden wordt de omvang gezien als ware het bedrijfsmatig. Naast het verhuren van stalboxen aan derden en het fokken van een veulen wordt in de paardenbak paardrijles gegeven. Door deze activiteiten is volgens verweerder sprake van een inrichting met een meldingsplicht. Eiser heeft een dergelijke melding niet gedaan, waardoor sprake is van een overtreding. Legalisatie is niet mogelijk, omdat bijvoorbeeld niet wordt voldaan aan de vaste afstanden van de inrichting tot de omliggende woningen.
bestreden besluitheeft verweerder overwogen dat alle activiteiten en omstandigheden die zich ten tijde van het besluit in primo van 2 augustus 2013 voordeden tot de conclusie leiden dat sprake was van bedrijfsmatige activiteiten. Naast het houden van eigen paarden was sprake van detailhandel in trailers, het stallen van pensionpaarden, het geven van rijlessen en illegale opslag van mest. Al deze activiteiten maken dat sprake was van een inrichting als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet milieubeheer (Wm). Indien eiser echter voldoet aan de last om geen boxen te verhuren en geen rijlessen te geven, is met de enkele aanwezigheid van meer dan vijf eigen paarden geen sprake van een inrichting als bedoeld in artikel 1.1 van de Wm. Er is geen sprake van met het bestemmingsplan strijdig gebruik indien in de vergunde acht paardenboxen acht eigen paarden gestald worden. In zoverre wordt de last herroepen dat eiser maximaal acht eigen paarden mag stallen en berijden.
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit van 5 februari 2014;
- draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 165,-- aan eisers te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een totaal bedrag van
- € 1.987,80.