In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 17 juni 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen [X], een eenmanszaak die handelt onder de namen 'Stal Haarman' en 'De Meiden van Haarman', en Agro Bouw Oost-Nederland B.V., een bouwbedrijf. De procedure betreft een overeenkomst van opdracht voor de bouw van een manegehal, waarbij [X] Agro Bouw had ingeschakeld voor de levering van stalen spanten. [X] vorderde betaling van een bedrag van € 43.800,00, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten, omdat Agro Bouw tekort was geschoten in de nakoming van de overeenkomst door de stalen spanten niet te leveren. Agro Bouw voerde verweer en stelde dat er een nadere overeenkomst was gesloten op basis waarvan meerwerk zou worden verricht, en dat de vader van [X] bevoegd was om deze opdracht te geven.
De rechtbank oordeelde dat Agro Bouw onvoldoende had aangetoond dat de vader van [X] bevoegd was om namens haar te handelen. De rechtbank concludeerde dat de nadere overeenkomst niet tot stand was gekomen, waardoor Agro Bouw in gebreke was gebleven met de levering van de stalen spanten. De rechtbank wees de vordering van [X] in conventie toe en verklaarde dat Agro Bouw het betaalde bedrag moest terugbetalen, maar wees de vordering tot wettelijke handelsrente af. Daarnaast werd Agro Bouw veroordeeld tot betaling van buitengerechtelijke kosten en proceskosten. De vorderingen in reconventie van Agro Bouw werden afgewezen.