5.2.Ter zitting hebben eisers aangegeven dat hun beroep niet is gericht tegen de overschrijding van de maximaal toegestane bouwhoogte, maar dat het hen gaat om het realiseren van het parkeerterrein op het naastgelegen perceel. Door dit toe te staan kan belanghebbende volgens eisers namelijk een grotere supermarkt realiseren dan volgens het bestemmingsplan mogelijk is.
6. Verweerder heeft zich in het bestreden besluit, en de daarbij behorende ruimtelijke onderbouwing en Nota zienswijzen, op het standpunt gesteld dat op gronden met de bestemming ‘Detailhandel’ de vestiging van een supermarkt bij recht is toegestaan. Volgens verweerder heeft de afweging over de toelaatbaarheid van een supermarkt op die locatie al plaatsgevonden voorafgaande aan de vaststelling van het bestemmingsplan. De verleende omgevingsvergunning voorziet volgens verweerder niet in een planologische toevoeging van detailhandelsmeters, maar slechts in een gebruikswijziging voor het voorziene parkeerterrein. Als gevolg van deze gebruikswijziging mag het naastgelegen perceel worden gebruikt voor parkeren ten behoeve van een supermarkt. Daarbij heeft verweerder er op gewezen dat het op gronden met de bestemming ‘Bedrijf’ is toegestaan om auto’s te stallen ten behoeve van (bijvoorbeeld) taxibedrijven, personenautoverhuurbedrijven of de handel in auto’s. Ook zijn op gronden met die bestemming parkeervoorzieningen ten behoeve van dergelijke bedrijven toegestaan, met dien verstande dat deze ondergeschikt aan het bedrijf moeten zijn. Voorts heeft verweerder er op gewezen dat op de bestemmingsplankaart een bouwvlak is ingetekend op het perceel waarop de parkeerplaats is beoogd en dat de regels van de bestemming ‘Bedrijf’ voorzien in een bevoegdheid om de bestemming te wijzigen in de bestemming ‘Detailhandel’ met de aanduiding ‘detailhandel perifeer’. Daarbij heeft verweerder gesteld dat perifere detailhandelsfuncties over het algemeen een zeer grote verkeersaantrekkende werking en parkeerbehoefte kennen. Op grond hiervan is verweerder van mening dat bij de vaststelling van het bestemmingsplan ook al een ruimtelijke afweging heeft plaatsgevonden over een invulling van het naast de supermarkt gelegen perceel met dezelfde uitstraling als de nu vergunde parkeerplaats.
7. Belanghebbende stelt dat zij op haar perceel binnen de bestemming ‘Detailhandel’ ook een supermarkt met dezelfde omvang zou kunnen realiseren, waarbij tevens op dat perceel het benodigde aantal parkeerplaatsen wordt gerealiseerd. De planologische medewerking ziet volgens haar uitsluitend op het gebruik van het naastgelegen perceel voor de realisatie van extra parkeergelegenheid ten behoeve van de supermarkt en het hogere, schuin aflopende dak. In dat verband heeft zij gewezen op de uitspraak van de Afdeling van 3 augustus 2005, ECLI:NL:RVS:2005:AU0431. Belanghebbende heeft voorts uitgelegd dat zij bij haar supermarkt een zo gebruiksvriendelijk mogelijke parkeervoorziening wil realiseren en dat de overschrijding van de voorgeschreven maximale bouwhoogte enkel verband houdt met de huisstijl van haar bedrijf. 8. In de door belanghebbende genoemde uitspraak van 3 augustus 2005 overwoog de Afdeling dat bij de beslissing om al dan niet vrijstelling te verlenen van de voorschriften van het bestemmingsplan in beginsel alle daarbij betrokken belangen in aanmerking moeten worden genomen. Het gewicht dat aan de belangen moet worden toegekend kan van geval tot geval verschillen. In dit verband komt volgens de Afdeling mede betekenis toe aan de aard van de afwijking van de voorschriften die door de vrijstelling mogelijk wordt gemaakt. In deze uitspraak overweegt de Afdeling voorts dat de appellante in dat geschil het gewraakte nadelige gevolg van het bouwplan heeft te aanvaarden, voor zover komt vast te staan dat op grond van het bestemmingsplan ook zonder verlening van vrijstelling een bouwplan zou kunnen worden gerealiseerd met datzelfde voor appellante nadelige gevolg.
9. Tussen partijen is niet in geschil, en de rechtbank onderschrijft dit, dat op de gronden met de bestemming ‘Detailhandel’ een supermarkt is toegestaan. Voorts is niet in geschil dat de vergunde supermarkt volledig is gelegen binnen het bouwvlak met de bestemming ‘Detailhandel’ en dat deze alleen voor wat betreft de bouwhoogte in strijd is met die bestemming. De vestiging van een supermarkt op het betreffende perceel en het aantal vierkante meters aan winkeloppervlak dat met het thans bestreden besluit is vergund, is volgens het bestemmingsplan derhalve toegestaan.
10. Nu de (solitaire) supermarkt qua oppervlakte volgens het bestemmingsplan is toegestaan, is er planologisch gezien geen sprake van nieuwvestiging van een supermarkt. Om deze reden staat de Detailhandelsvisie naar het oordeel van de rechtbank niet aan de verlening van de vergunning in de weg. Dat geldt ook voor artikel 2.4.2 van de Omgevingsverordening.
Het eerste lid van dit artikel bepaalt dat bestemmingsplannen niet voorzien in de nieuwe mogelijkheid om detailhandel uit te oefenen op bedrijventerreinen. Deze bepaling is gericht tot de bestemmingsplanmakers en betreft niet een rechtstreeks voor burgers werkende bepaling. Daarnaast staat deze bepaling ook niet aan vergunningverlening in de weg, omdat het in het onderhavige geval niet gaat om een nieuwe mogelijkheid om detailhandel uit te oefenen, maar gebruik wordt gemaakt van een bestaande planologische mogelijkheid om detailhandel uit te oefenen.
11. Zoals hiervoor reeds aangegeven, staat de verleende omgevingsvergunning, ten opzichte van hetgeen het bestemmingsplan toelaat, geen extra oppervlakte aan winkelruimte toe. Afgezien van de overschrijding van de maximaal toegestane bouwhoogte, staat de bestreden vergunning uitsluitend voor het parkeren een gebruik van gronden in afwijking van het bestemmingsplan toe. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder hiervoor in redelijkheid vergunning kunnen verlenen. Niet is gebleken dat eisers door de verlening van de vergunning dusdanig in hun belangen worden geschaad, dat het bestreden besluit om deze reden niet in stand kan blijven. Voorts hoefde verweerder niet voorafgaand aan de vergunningverlening te onderzoeken of de komst van de supermarkt zal leiden tot een onevenredige aantasting van het voorzieningenniveau in de regio dan wel het woon- of ondernemersklimaat in de betreffende kern, omdat het bestemmingsplan reeds een supermarkt met een dergelijke omvang ter plaatse toestaat. Naar het oordeel van de rechtbank is niet gebleken dat de activiteit waarvoor nu een omgevingsvergunning is verleend, in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.