Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
TEMPO-TEAM PROJECTEN B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Amsterdam Zuidoost,
1.De procedure
[B] verschenen, bijgestaan door mr. Caro. Daarnaast is [C] opgetreden als informant. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht.
2.De feiten
3.Het verzoek
Het verzoek tot het treffen van een provisionele voorziening.
4.De beoordeling
Het verzoek om een provisionele voorziening op de voet van artikel 223 Rv.
onverwijldeopzegging om een dringende reden. Ook heeft Tempo-Team niet opgezegd onder
onverwijlde mededelingvan die dringende reden. Daarbij stelt hij dat de opgegeven reden geen rechtsgeldige dringende reden voor een ontslag op staande voet vormt en dat, na een zorgvuldige weging van alle omstandigheden, Tempo-Team had kunnen volstaan met een lichtere sanctie.
‘Op basis van het onderzoek dat wij tot nu toe hebben gedaan, concluderen wij vooralsnog dat voldoende aannemelijk is dat jij betrokken bent bij dubieuze of frauduleuze claims. Het gaat dan met name om aankoopnota’s of andere bewijsstukken die in verschillende schadedossiers zijn gebruikt en waarbij jij als schadebehandelaar werkzaamheden hebt verricht. Daarnaast heb je geen verklaring voor de betalingen van bedragen op een rekeningnummer dat niet bij de betreffende persoon behoort en waarvan geen schadedossier bestaat en die door jou ter betaling zijn aangeboden. Daarnaast constateren we dat je houding tijdens het interview niet van medewerking getuigt, door op meerdere vragen geen antwoord te geven met als simpele verklaring dat het privé aangelegenheden zouden zijn terwijl wij het belang van de beantwoording van die vragen meerdere keren hebben benoemd. Je niet medewerkzame opstelling en het afleggen van aantoonbare leugenachtige verklaringen in het verrichte onderzoek doet de geloofwaardigheid geen goed en maken dat we het moeilijk vinden je te geloven’.Naar het oordeel van de kantonrechter moet het [X] , gegeven (onder meer) vorenstaande opmerkingen in samenhang met de brief van 16 maart 2016, aanstonds duidelijk zijn geweest wat de dringende reden voor het gegeven ontslag op staande voet is geweest. De conclusie is daarom dat Tempo-Team bij haar onverwijlde opzegging heeft voldaan aan het vereiste van het onverwijld mededelen van de dringende reden die zij aan haar ontslag op staande voet ten grondslag heeft gelegd.
€ 2.661,12 bruto. Het verzoekschrift is ingekomen op 23 mei 2016 en is kennelijk gebaseerd op artikel 7:672, tiende lid, BW [5] , zoals dat – na hernummering van het negende lid als gevolg van de inwerkingtreding van de Wet werken na de AOW-gerechtigde leeftijd – per 1 januari 2016 luidt. Dat artikellid bepaalt het volgende: De partij die opzegt tegen een eerdere dag dan tussen partijen geldt, is aan de wederpartij een vergoeding verschuldigd gelijk aan het bedrag van het in geld vastgestelde loon over de termijn dat de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging had behoren voort te duren. Artikel 7:686a, vierde lid, aanhef en onder a, ten eerste, BW, bepaalt dat de bevoegdheid om een verzoekschrift bij de kantonrechter in te dienen vervalt twee maanden na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd, indien het verzoek een vergoeding als bedoeld in – onder meer – artikel 672,
negende lid, betreft. Het negende lid van artikel 7:672 BW bepaalt thans echter geen recht op een vergoeding, dat is immers na hernummering neergelegd in het tiende lid. Gelet op de wetshistorie, waarin is vastgelegd dat artikel 7:686a BW specifiek ziet op verzoeken in verband met vergoedingen [6] , dient artikel 7:686a BW naar het oordeel van de kantonrechter zo te worden toegepast dat het ziet op een verzoek op grond van artikel 7:672, tiende lid, BW om een schadevergoeding. Een zelfstandig tegenverzoek is aan te merken als een verzoek als bedoeld in 7:686a BW en dat betekent dat een dergelijk verzoek ook onderworpen is aan de vervaltermijn van dat artikel. De kantonrechter is gehouden deze vervaltermijn ambtshalve te toetsen. In dit geval is de bevoegdheid om dit verzoek in te dienen 17 mei 2016 vervallen, zodat het verzoek wordt afgewezen.