ECLI:NL:RBOVE:2016:4184

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
1 november 2016
Publicatiedatum
1 november 2016
Zaaknummer
08/950433-15
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting en mishandeling in de eigen woning met kind aanwezig

Op 1 november 2016 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van verkrachting en mishandeling. De verdachte heeft het slachtoffer, terwijl haar tweejarige dochter in de woning aanwezig was, verkracht en mishandeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 17 november 2015 in Enschede, door geweld en bedreiging, het slachtoffer heeft gedwongen tot seksuele handelingen en haar zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast is er een contactverbod opgelegd voor de duur van drie jaar, waarin de verdachte geen contact mag opnemen met het slachtoffer. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van € 3.657,74 aan het slachtoffer toegewezen, ter compensatie van de geleden schade door de bewezenverklaarde feiten. De uitspraak is gedaan na een openbare terechtzitting waar de rechtbank de verklaringen van de aangeefster en de verdachte heeft gewogen, evenals de getuigenverklaringen en de bewijsstukken die aan het dossier zijn toegevoegd.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/950433-15
Datum vonnis: 1 november 2016
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1989 in [geboorteplaats],
nu verblijvende in PI Alphen aan de Rijn, HvB Maatschapslaan.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 18 oktober 2016. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. C.Y. Huang en van hetgeen door de verdachte en diens raadsvrouw
mr. M.G.C. van Riet, advocaat te Amsterdam, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:op 17 november 2015 [slachtoffer] heeft verkracht;
feit 2:op 17 november 2015 geprobeerd heeft [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen dan wel [slachtoffer] heeft mishandeld.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 17 november 2015 te Enschede
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een
andere feitelijkheid, te weten:
- door (met stemverheffing) die [slachtoffer] de woorden toe te voegen: 'Kom we gaan
naar boven' en/of 'Je moet mee naar boven', althans woorden van soortgelijke
aard en/of strekking en/of (vervolgens)
- de rits en/of riem van de broek van die [slachtoffer] heeft geopend en/of
(vervolgens) de broek naar beneden heeft getrokken en/of (vervolgens)
- één of meermalen voorbij is gegaan aan de verbale en/of non-verbale signalen
van verzet/weerstand van die [slachtoffer] en/of (vervolgens)
- die [slachtoffer] op een bed heeft geduwd en/of gedrukt en/of (daarbij) die [slachtoffer]
(met stemverheffing) de woorden heeft toegevoegd: 'haal die tampon eruit',
althans woorden van soortgelijke aard en/of strekking en/of (vervolgens)
- de benen van die [slachtoffer] (krachtig) uit elkaar heeft geduwd,
[slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer
handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel
binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer],
te weten:
- het één of meermalen duwen/drukken van zijn, verdachtes, penis in de mond
van die [slachtoffer] en/of
- het duwen/drukken van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer];
2.
hij op één of meer tijdstippen op of omstreeks 17 november 2015 te Enschede
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [slachtoffer]
(telkens) opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, voornoemde [slachtoffer]
- krachtig in/tegen het gezicht heeft geslagen/gestompt en/of
- om/bij de arm heeft vastgepakt en/of (daarbij) op/tegen de grond heeft
getrokken en/of (vervolgens) een knie in/tegen de (linker)zijde van die [slachtoffer]
heeft gedrukt en/of gedrukt gehouden en/of (vervolgens)
- de keel/hals/luchtpijp van die [slachtoffer] heeft dichtgedrukt en/of dichtgedrukt
gehouden en/of (vervolgens)
- één of meermalen (terwijl die [slachtoffer] op de grond lag) op/tegen de ribben,
althans het lichaam van die [slachtoffer] heeft getrapt/geschopt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 2 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 17 november 2015 te Enschede
[slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer]:
- krachtig in/tegen het gezicht te slaan en/of te stompen en/of
- om/bij de arm vast te pakken en/of (daarbij) op/tegen de grond te trekken
en/of (daarbij) een knie in/tegen de (linker)zijde van die [slachtoffer] te drukken
en/of gedrukt te houden en/of
- de keel/hals/luchtpijp van die [slachtoffer] dicht te drukken en/of dichtgedrukt te
houden en/of
- één of meermalen (terwijl die [slachtoffer] op de grond lag) op/tegen de ribben,
althans het lichaam van die [slachtoffer] te trappen en/of te schoppen.

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat het onder 1 en 2 primair tenlastegelegde bewezen wordt verklaard en dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Tevens heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte een vrijheidsbeperkende maatregel ex. artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht (Sr) wordt opgelegd voor de duur van drie (3) jaar, inhoudende een contactverbod met het slachtoffer. Met betrekking tot de civiele vordering heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat deze volledig dient te worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente. Daarbij heeft de officier van justitie oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd.

4.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

5.De beoordeling van het bewijs

Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of de tenlastegelegde feiten bewezenverklaard kunnen worden of dat daarvan moet worden vrijgesproken. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte de feiten heeft begaan op de inhoud van bewijsmiddelen die als bijlage aan het vonnis zijn gehecht en daarvan op die wijze deel uitmaken. Deze bewijsmiddelen bevatten dan de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
5.1
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft zich, kort weergegeven, op het standpunt gesteld dat het onder 1 en 2 primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden. Aangeefster heeft volgens de officier van justitie een gedetailleerde, consistente, betrouwbare en geloofwaardige verklaring afgelegd die wordt ondersteund door diverse bewijsmiddelen, onder meer een getuigenverklaring en een letselbeschrijving. Dat er eerst, zoals door verdachte is verklaard, vrijwillig seks heeft plaatsgevonden en dat vervolgens de ruzie is ontstaan waarbij aangeefster door verdachte onder andere is geslagen en getrapt acht de officier van justitie niet geloofwaardig omdat aangeefster verdachte niet in haar woning wilde binnenlaten en zelfs heeft geprobeerd hem - volgens verdachte met geweld - buiten de woning te houden. Het ligt dan volgens de officier van justitie niet voor de hand dat er, als verdachte zich dan toch in de woning binnendringt, direct vrijwillig seks plaatsvindt. Wat het onder feit 2 tenlastegelegde betreft heeft verdachte volgens de officier van justitie een bekennende verklaring afgelegd.
De verdediging heeft zich, samengevat, met betrekking tot het onder 1 tenlastegelegde op het standpunt gesteld dat verdachte van dit feit moet worden vrijgesproken. Volgens de verdediging kan het bewijs dat verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan - onder verwijzing naar artikel 342 lid 2 Wetboek van Strafvordering (Sv) en de naar aanleiding daarvan verschenen jurisprudentie - niet uitsluitend worden aangenomen op basis van de verklaring van aangeefster. De door de getuige [getuige] afgelegde verklaring kan volgens de verdediging niet dienen als ondersteunend bewijs nu de getuige haar verklaring heeft gebaseerd op hetgeen aangeefster haar heeft verteld en hetgeen zij aan de deur heeft gezien toen aangeefster bij haar kwam. De verdediging ontkent niet dat er op 17 november 2015 seks heeft plaatsgevonden tussen verdachte en aangeefster maar dit is volgens de verdediging op geheel vrijwillige basis gebeurd. Met betrekking tot het onder feit 2 tenlastegelegde heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
5.2
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
5.2.1
Feitelijke toedracht volgens aangeefster en verdachte
Aangeefster heeft verklaard dat verdachte op 17 november 2015 naar haar woning in Enschede is gegaan. Verdachte kwam met de trein vanuit Den Haag naar Enschede omdat hij van aangeefster een bedrag van 50 euro terug wilde hebben. Verdachte en aangeefster kennen elkaar sinds 2014. Verdachte gaf soms geld aan aangeefster. Onlangs had verdachte aan aangeefster een bedrag van 100 euro gestuurd en daarvan wilde hij 50 euro terug hebben. Aangeefster wilde verdachte niet binnenlaten en vroeg hem buiten te wachten waarna zij het geld zou halen. Verdachte zag kans toch naar binnen te komen. Volgens aangeefster pakte verdachte vervolgens haar telefoon af toen zij 112 wilde bellen vanwege het feit dat verdachte tegen haar wil haar woning was binnengedrongen. Aangeefster wilde haar dochter naar boven naar bed brengen en verdachte ging daarop met haar mee naar boven. Weer beneden wilde verdachte in de telefoon van aangeefster kijken met wie zij omging. Hij wilde alles van haar weten. Aangeefster weigerde om de code te geven waarop verdachte geweld gebruikte tegen aangeefster. Ook pakte hij een mes uit de la en bedreigde haar met het mes om de code te geven. Aangeefster gaf de code van de telefoon waarop verdachte zag dat aangeefster omging met een nieuwe vriend. Daarop werd verdachte heel agressief en gebruikte geweld tegen aangeefster. Hij schold haar uit voor ‘slet’ en ‘kankerhoer’. Ineens stopte hij met het gebruik van geweld en zei tegen aangeefster dat hij spijt had dat hij haar had geslagen en geschopt. Daarop wilde verdachte volgens aangeefster met haar naar boven om seks te hebben. Zij gaf aan dat niet te willen waarop verdachte weer dreigend en agressief werd tegen haar en haar uitschold voor ‘goedkope slet’ en ‘kankerhoer’. Aangeefster werd volgens haar verklaring daardoor gedwongen om seks met hem te hebben. Zij moest hem pijpen en hij kwam met zijn geslachtsdeel in haar vagina.
Verdachte heeft zich aanvankelijk na zijn aanhouding op 25 juli 2016 op zijn zwijgrecht beroepen omdat hij eerst met zijn raadsvrouw wilde overleggen. Ook nadat hij zijn raadsvrouw had gesproken, bleef hij zich op het zwijgrecht beroepen. Eerst op 17 augustus 2016 heeft verdachte een verklaring afgelegd. Verdachte verklaarde vanuit Den Haag met de trein naar Enschede te zijn gekomen om 50 euro op te halen bij aangeefster. Aangeefster wilde haar niet binnenlaten waarop verdachte toch kans zag de woning binnen te gaan. Verdachte geeft toe dat hij de telefoon van aangeefster met de code wilde hebben om te kijken met wie aangeefster omging. Toen aangeefster de code niet wilde geven, heeft verdachte haar geslagen en ook gedreigd met een mes. Nadat aangeefster de code gegeven had en verdachte in de telefoon gezien had dat aangeefster contacten onderhield met een andere man werd hij heel boos. Hij heeft haar geslagen en hij heeft haar vastgepakt en naar de grond gewerkt. Hij sluit niet uit dat hij haar meermalen heeft getrapt terwijl zij op de grond lag. Ook geeft hij toe dat hij een verwurging heeft aangelegd om haar hals. Aan het eind van de avond is verdachte met aangeefster meegereden naar een pinautomaat bij het Stationsplein in Enschede waar aangeefster een bedrag van 50 euro gepind heeft en dat bedrag vervolgens aan verdachte heeft afgegeven.
Verdachte heeft over het onder 1 tenlastegelegde verklaard dat hij zich door aangeefster heeft laten pijpen en dat zij vervolgens geslachtsgemeenschap hebben gehad en dat hij in haar is klaargekomen. Dit vindt bevestiging in het rapport van het NFI van 4 februari 2016 waaruit blijkt dat er in de bemonstering een match is gevonden met het DNA-profiel van verdachte. Verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting verklaard dat de seks met instemming van aangeefster plaatsvond meteen nadat hij tegen de wil van aangeefster de woning had betreden en met haar naar boven ging om de dochter van aangeefster naar bed te brengen.
5.2.2
Oordeel rechtbank ter zake het onder feit 2 tenlastegelegde
Op grond van de aangifte en de verklaring van verdachte ter terechtzitting waarin hij het onder feit 2 tenlastegelegde in grote lijnen heeft bekend alsmede de in het dossier opgenomen letselbeschrijving, de bevindingen van de verbalisanten die in de nacht van 17 op 18 november 2015 uitwendig letsel waarnamen aan het gelaat van aangeefster alsmede het door de rechtbank waargenomen letsel op de foto’s in het dossier waarover verdachte ter terechtzitting heeft verklaard dat hij daarvoor verantwoordelijk is, is de rechtbank van oordeel dat zowel het onder 2 primair als het onder 2 subsidiair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen is. De rechtbank begrijpt de tenlastelegging namelijk aldus dat de steller van de tenlastelegging met de in de tenlastelegging voorkomende woorden "indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden" in de onderhavige zaak tot uitdrukking heeft gebracht dat het aan de verdachte subsidiair tenlastegelegde ter beraadslaging aan de rechter voorligt indien en voor zover het primair tenlastegelegde niet kan worden bewezen (HR 27 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2187). Dit in aanmerking genomen is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte - zoals onder feit 2 primair tenlastegelegd is - gepoogd heeft om aangeefster zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door de keel van aangeefster dicht te drukken en dichtgedrukt te houden en aangeefster meermalen te trappen tegen de ribben terwijl zij op de grond lag. De rechtbank is van oordeel dat verdachte door dit geweld bewust de naar algemene ervaringsregels aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat aangeefster zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen (vgl. HR 29 september 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI4736, NJ 2010/117).
De onder feit 2 subsidiair tenlastegelegde geweldshandelingen, bestaande uit het tegen het gezicht slaan en/of stompen van aangeefster en het bij de arm vastpakken van aangeefster, haar tegen de grond trekken en een knie tegen de linkerzijde van aangeefster drukken en gedrukt houden, acht de rechtbank eveneens wettig en overtuigend bewezen op basis van de aangifte en de bekennende verklaring van verdachte. Dit levert op het misdrijf mishandeling, meermalen gepleegd.
5.2.3
Oordeel rechtbank ter zake het onder feit 1 tenlastegelegde
Met betrekking tot het onder 1 tenlastegelegde overweegt de rechtbank als volgt.
De rechtbank stelt voorop dat volgens het tweede lid van artikel 342 Sv - dat de tenlastelegging in haar geheel betreft en niet een onderdeel daarvan - het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend kan worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen ingeval de door één getuige gereleveerde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. De vraag of aan het bewijsminimum van artikel 342, tweede lid, Sv is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval (vgl. HR 13 juli 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM2452, NJ 2010/515). Toegespitst op de onderhavige zaak stelt de rechtbank vast dat verdachte toegeeft dat hij zich door aangeefster heeft laten pijpen en dat hij met aangeefster geslachtsgemeenschap heeft gehad. Verdachte heeft verklaard dat de seks heeft plaatsgevonden toen hij met aangeefster naar boven was gegaan om de dochter van aangeefster naar bed te brengen, meteen nadat hij de woning tegen de wil van aangeefster was binnengegaan. Boven zou het toen met aangeefster tot de genoemde seksuele handelingen zijn gekomen met instemming van aangeefster omdat aangeefster het volgens verdachte met hem wilde ‘goed maken’ vanwege het feit dat aangeefster hem had geslagen en geschopt toen hij tegen haar wil toch haar woning binnenging. Verdachte heeft verklaard dat aangeefster zelf haar kleding heeft uitgedaan en dat van bedreiging met geweld of daadwerkelijk geweld geen sprake is geweest. De rechtbank acht die verklaring van verdachte volstrekt ongeloofwaardig en niet aannemelijk. De rechtbank stelt vast dat verdachte de onder feit 2 tenlastegelegde geweldshandelingen in grote lijnen heeft bekend alsmede de seksuele handelingen met aangeefster. De lezing die verdachte heeft gegeven over het moment waarop en de omstandigheden waaronder de seksuele handelingen hebben plaatsgevonden, is echter volstrekt tegengesteld aan de verklaring van aangeefster daaromtrent. De rechtbank volgt de verklaring van aangeefster nu zij die verklaring consistent en betrouwbaar acht. Die verklaring vindt ook steun in de verklaring van de buurvrouw van aangeefster die heeft verklaard dat aangeefster in paniek was en huilde toen aangeefster haar het verhaal van de mishandelingen en verkrachting vertelde terwijl zij ook letsel waarnam aan het gelaat van aangeefster. Waar het gaat over de seksuele handelingen op zichzelf komen de verklaringen van aangeefster en die van verdachte overeen. De rechtbank neemt voor haar overtuiging dat verdachte het onder feit 1 tenlastegelegde heeft begaan, ook in aanmerking dat verdachte eerst op 17 augustus 2016 een verklaring heeft afgelegd terwijl het voor de hand gelegen had - gelet op de latere verklaring van verdachte dat de seks met volledige instemming van aangeefster had plaatsgevonden - dat verdachte reeds op 25 juli 2016 na zijn aanhouding of daarna op 26 juli 2016, en in elk geval bij zijn verhoor bij de voorgeleiding aan de rechter-commissaris op 27 juli 2016 in het kader van de vordering van de officier van justitie tot bewaring van verdachte, een verklaring afgelegd zou hebben. De rechtbank acht zodoende wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 tenlastegelegde.
5.3
De conclusie
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het onder feit 1 en feit 2 primair en subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 17 november 2015 te Enschede door geweld of een andere feitelijkheid, te weten:
- door die [slachtoffer] de woorden toe te voegen: 'Kom we gaan
naar boven' en vervolgens
- de rits en riem van de broek van die [slachtoffer] heeft geopend en
vervolgens de broek naar beneden heeft getrokken en vervolgens
- meermalen voorbij is gegaan aan de verbale en non-verbale signalen
van verzet van die [slachtoffer] en vervolgens
- die [slachtoffer] op een bed heeft geduwd en gedrukt en daarbij die [slachtoffer]
met stemverheffing de woorden heeft toegevoegd: 'haal die tampon eruit',
en vervolgens
- de benen van die [slachtoffer] uit elkaar heeft geduwd,
[slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer],
te weten:
- het meermalen drukken van zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer] en
- het duwen/drukken van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer];
2.
hij op 17 november 2015 te Enschede ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
- de keel van die [slachtoffer] heeft dichtgedrukt en dichtgedrukt gehouden en
- meermalen (terwijl die [slachtoffer] op de grond lag) op/tegen de ribben van die [slachtoffer] heeft getrapt/geschopt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
en
hij op 17 november 2015 te Enschede [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer]:
- krachtig in het gezicht te slaan en/of te stompen en
- bij de arm vast te pakken en daarbij op de grond te trekken en daarbij een knie tegen de linkerzijde van die [slachtoffer] te drukken en gedrukt te houden.
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte onder 1 en 2 primair en subsidiair meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij de artikelen 45, 242, 300 en 302 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf:
verkrachting
feit 2 primair
het misdrijf:
poging tot zware mishandeling, meermalen gepleegd
feit 2 subsidiair
het misdrijf:
mishandeling, meermalen gepleegd

7.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

8.De op te leggen straf of maatregel

Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Verdachte heeft het slachtoffer in haar eigen woning verkracht en mishandeld terwijl haar tweejarige dochter in de woning aanwezig was. In de eigen woning moet men zich veilig kunnen voelen. Verdachte heeft met zijn handelen dit gevoel van veiligheid ernstig geschaad. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan. Ook heeft verdachtes handelen, zo blijkt uit de ter terechtzitting door uitoefening van het spreekrecht afgelegde verklaring van aangeefster, grote impact gehad op aangeefster die onder meer een tijdlang niet thuis durfde te slapen en zich wegens spanningsklachten onder medische behandeling heeft moeten laten stellen. De rechtbank heeft bij de afweging welke straf aan verdachte moet worden opgelegd acht geslagen op de oriëntatiepunten voor straftoemeting en LOVS-afspraken. Verder heeft de rechtbank acht geslagen op de justitiële documentatie van verdachte waaruit blijkt dat verdachte in het verleden reeds eerder ter zake geweldsdelicten met justitie in aanraking is geweest, en op het omtrent verdachte opgemaakte reclasseringsrapport. De rechtbank is van oordeel, alles afwegende, dat een gevangenisstraf van na te noemen duur passend en geboden is. Nu verdachte nadrukkelijk heeft aangegeven het niet noodzakelijk te vinden dat hij begeleid wordt door de Reclassering ziet de rechtbank geen aanleiding een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen en daaraan de voorwaarden te verbinden zoals die door de Reclassering zijn geadviseerd. De rechtbank zal daarnaast de maatregel ingevolge artikel 38v Sr opleggen en bepalen dat de veroordeelde voor de duur van 3 jaar op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met mevrouw [slachtoffer] te [woonplaats].
Omdat er - mede gelet op de ernst van het onderhavige feit en de weerstand van verdachte tegen enige vorm van behandeling en begeleiding voor zijn problematiek- ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de veroordeelde wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen bepaalt de rechtbank dat het gestelde verbod, dadelijk uitvoerbaar is.

9.De schade van benadeelden

9.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer], wonende te [woonplaats], heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 8.657,74 (achtduizend zeshonderd en zevenenvijftig euro en vierenzeventig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. Deze schade bestaat uit de volgende posten:
  • immateriële schade € 8.000,00;
  • reiskosten - 100,92;
  • eigen risico ziektekosten - 461,82;
  • vergoeding kleding en dekbedovertrek - 70,00;
  • telefoonkosten - 25,00.
Ook heeft de benadeelde partij gevraagd een schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Naar het oordeel van de rechtbank is de benadeelde partij in haar vordering ontvankelijk en is de vordering deels gegrond. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat de verdachte door de bewezenverklaarde feiten rechtstreeks schade heeft toegebracht aan het slachtoffer. De opgevoerde schadeposten zijn betwist in die zin dat de verdediging heeft betoogd dat ter zake het onder feit 1 tenlastegelegde vrijspraak moet volgen en de met het onder feit 1 tenlastegelegde verband houdende kosten van het eigen risico welke betrekking hebben op het jaar 2016 en de kosten van het dekbed om die reden niet voor vergoeding in aanmerking kunnen komen. Met betrekking tot de (overige) kosten voor zover die verband houden met het onder feit 2 tenlastegelegde heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Nu volgens de verdediging slechts het onder feit 2 tenlastegelegde bewezen kan worden zou een toewijzing van de vordering ten aanzien van de immateriële schade zich moeten beperken tot € 1.000,00.
Nu zowel het onder 1 als 2 tenlastegelegde bewezen wordt verklaard zal de rechtbank de gevorderde schadevergoeding toewijzen, met dien verstande dat het gevorderde bedrag ter vergoeding van immateriële schade zal worden gematigd tot een bedrag van € 3.000,00 zodat in totaal een bedrag van € 3.657,74 wordt toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd. De gestelde schade is voor wat betreft een bedrag van € 5.000,00 (immateriële schade) door de benadeelde partij niet voldoende onderbouwd. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om haar vordering alsnog nader te onderbouwen leidt tot een onaanvaardbare vertraging van de strafrechtelijke procedure, zodat de rechtbank de benadeelde partij ten aanzien van deze schadepost niet-ontvankelijk zal verklaren. De benadeelde partij kan haar vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
9.2
De schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal hierbij de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de feiten is toegebracht.

10.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 27, 38w, 57 en 63 Sr.

11.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
  • verklaart bewezen, dat verdachte het onder 1 en 2 primair en subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 en 2 primair en subsidiair meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:

feit 2 subsidiair: mishandeling, meermalen gepleegd;

- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 en 2 primair en subsidiair bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;

maatregel

  • beveelt dat veroordeelde zich gedurende drie jaar, welke periode ingaat op 1 november 2016, dient te onthouden van ieder contact, middellijk of onmiddellijk, met [slachtoffer], wonende te [woonplaats] beveelt dat voor iedere keer dat niet aan voornoemde maatregel wordt voldaan vervangende hechtenis wordt toegepast voor de duur van twee weken met een maximum van 6 maanden;
  • beveelt dat voornoemde maatregel dadelijk uitvoerbaar is;
schadevergoeding
  • veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van een bedrag van € 3.657,74 te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 17 november 2015;
  • legt de
  • bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
  • bepaalt dat de benadeelde partij: [slachtoffer], wonende te [woonplaats], voor een deel van
€ 5.000,00 niet-ontvankelijk is in haar vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.W.M. Hendriks, voorzitter, mr. P.M.F. Schreurs en
mr. A. Skerka, rechters, in tegenwoordigheid van J.G.M. Wolbers, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 1 november 2016.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de Politie, Eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600 2015562736 van 26 juli 2016. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
Het proces-verbaal van aangifte d.d. 19 november 2015, zakelijk weergegeven inhoudende als verklaring van aangeefster [slachtoffer] (blz. 26 tot en met 34):
Adres: [adres]
Postcode plaats: [postcode] [woonplaats]
V: Op dinsdag 17 november 2015 is er iets gebeurd. Vertel eens wat er precies is gebeurd?
A: Ik was die dinsdag eigenlijk de hele dag in [plaats] geweest bij mijn tante. Ik reed om 20.10 uur ongeveer naar huis.
V: Wat gebeurde er bij de voordeur?
A: Hij vertelde dat hij kwam omdat hij 50 euro terug wilde hebben van de 100 euro die hij mij had gestuurd.
V: Hoe ging het verder bij de voordeur?
A: Ik heb gezegd dat hij buiten kon wachten en ik hem het geld zou geven. Hij was het er niet mee eens en wilde mee naar binnen. Ik wilde mijn dochter naar bed brengen en hem dan buiten het geld brengen. Hij kwam toch naar binnen en ik voelde al dat hij agressief was. Ik zei dat hij naar buiten moest gaan omdat ik anders 112 zou bellen. Dat wilde ik doen omdat hij niet weg ging uit mijn huis.
V: In die woning, waar bleef je dochter dan?
A: Ik had haar op de arm. Hij pakte mijn telefoon af toen ik 112 wilde bellen. Ik
vroeg hem of ik alsjeblieft mijn dochter naar bed mocht brengen. Hij stond 3 stappen
van mij af. Ik heb toen mijn dochter naar bed gebracht. [verdachte] ging mee naar boven
en bleef constant 3 stappen van mij af staan. Toen ben ik naar beneden gegaan en toen
we samen in de keuken stonden begon hij agressief te doen.
V: Hoe begon hij agressief te doen?
A: Mijn telefoon had hij al.
V: En toen?
A: Hij vroeg nog een keer om de code en ik zei weer dat ik die niet zou geven. Plotseling sloeg hij mij met zijn vuist op mijn oog. Ik weet niet of dit zijn rechter of linker vuist was want het ging heel snel. Ik voelde dat ik een bult onder mijn linker oog kreeg.
V: En toen?
A: Hij vroeg weer om mijn code die ik niet gaf. Toen pakte hij een mes uit de keukenlade en dreigde ermee.
V: En toen?
A: Hij zag dingen in de telefoon wat hij niet leuk vond. Zoals een gesprek met mijn huidige vriend, waar ik serieus mee ben. Hij werd boos.
V: En toen?
A: Hij werd agressief. Hij is op gaan staan en pakte mij vast. Hij trok mij bij 1 van mijn armen van de bank af en ik kwam op de grond te liggen. Hij gooide mij op de grond in de woonkamer vlak voor de inbouwkast. Ik kwam op mijn rechter zij te liggen. [verdachte] ging met zijn linker knie op mijn linker zij zitten en zijn rechter voet stond rechts naast mij op de grond ter hoogte van mijn hoofd. Ik kon het niet goed zien want hij bevond zich boven mijn hoofd, dus achter mijn hoofd. Ik voelde dat [verdachte] met zijn handen mijn keel dicht kneep. Volgens mij was het 1 hand. Ik voelde zijn vingers links en rechts naast mijn luchtpijp en toen kneep hij ze aan. Ik voel nu nog steeds pijn aan mijn keel. Ik dacht op dat moment dat het echt het einde was van mijn leven omdat ik compleet geen lucht meer kreeg.
V: Je stond en toen?
A: Toen trok hij mij weer op de grond. Hij duwde mij van de bank op de grond.
A: Hij begon op mij in te trappen op mijn ribben. Bij mijn ribben aan de linkerkant van mijn lijf.
A: Hij heeft toen weer getrapt. Ik denk aan de andere kant, dus mijn rechter ribben omdat ik daar nu nog steeds pijn heb.
V: Is er nog wat gezegd toen?
A: Ik zei niets. Hij schold me uit voor slet en kankerhoer.
V: En toen?
A: Hij stopte zelf en ik ben weer opgestaan. Hij zat weer op die bankleuning en ik ging voor hem staan op een aardige afstand. Ik denk op een afstand van 4 a 5 stappen. Hij veranderde ineens en vond het erg wat hij gedaan had. Hij zei dat hij nog nooit een vrouw had geslagen en had er spijt van. Hij vond het erg mij zo te zien. Hij zei dat ik niet meer bang hoefde te zijn en dat hij mij niet meer zou slaan.
V: En toen?
A: Toen zei hij: "Kom we gaan naar boven." Ik zei dat ik niet wilde.
V: En toen?
A:.Hij begon rustig te praten. Weer over waarom ik hem negeerde en wel praatte met andere jongens. Waarom ik nooit wat met hem wilde. Ik heb hem gezegd dat ik geen relatie wilde. We hadden lol en hij was mijn vriend en ik zei hem dat hij meer als een broer voor me was geweest. Hij werd hier weer agressief van. Hij begon me uit te schelden voor goedkope slet en kankerhoer en dat hij mij nu zou gaan behandelen zoals een slet behandeld diende te worden. Hij ging staan vanaf het bed. Hij zei: “Doe je broek uit”.
Ik zei dat ik dat niet wilde. Dat hij dat niet kon doen. Dat hij niet zomaar tegen mijn zin in seks met mij kon hebben. [verdachte] zei toen:" Dat interesseert me niet wat jij voelt en wat jij wilt." Hij liep naar mij toe en hij deed mijn broek naar beneden.
V: Hoe deed hij dat?
A: Met zijn handen deed hij mijn riem los, mijn knoop los en rits los. En toen trok hij mijn broek naar beneden.
V: Wat deed jij toen hij dat deed?
A: Met woorden zeggen dat hij het niet moest doen.
V: En dan?
A: Hij heeft mij op de rand van mijn bed gezet waar hij eerst had gezeten.
V: Wat gebeurde er precies?
A: Hij stopte zijn piemel bij mij in de mond.
V: Wat voelde je?
A: Ik moest hem pijpen en ik deed maar wat en stopte meteen meer. Hij vond dit niet goed en zei dat ik het met liefde moest doen. Hij deed weer zijn piemel in mijn mond en pakte mij bij mijn hoofd en drukte zo telkens mijn hoofd heen en weer naar zijn piemel terwijl zijn piemel weer in mijn mond was. Ik had wel telkens gezegd dat ik niet wilde en had bij die twee keer ook mijn hoofd weggedraaid, maar hij pakte mijn hoofd en bracht deze naar zijn piemel.
V: Hoe gooide hij jou?
A: Ik liep naar de slaapkamer toe en hij zette mij op die plek en duwde mij toen naar achteren zodat ik op mijn rug op het bed kwam te liggen.
V: En toen?
A: Ik zei hem dat ik ongesteld was en een tampon in had. Hij zei dat ik de tampon eruit moest halen. Ik zei dat het niet mocht en kon en hij verhief zijn stem en zei: "Haal het eruit."
V: En toen?
A: Ik zei: “[verdachte] doe dit niet. Dit kan je niet doen. Je kan me niet dwingen tot seks”. Hij zei: “Dat maakt me niets uit wat jij wilt”. Hij deed mijn benen wijd met zijn handen. Hij bracht mijn knieën richting mijn gezicht. Hij stopte toen zijn piemel in mijn vagina.
A: Hij lag bovenop mij en bleef seksbewegingen maken. Seks en neukbewegingen.
(…)
V: Hoe laat was het toen?
A: Ik denk rond 23.30 a 23.40 uur.
A: Ik ben met [verdachte] naar het station gereden in Enschede om te pinnen omdat daar
de meeste mensen zijn en het voor mijn gevoel het veiligste was. Daar heb ik 50 euro
gepind en aan [verdachte] gegeven omdat hij ook mee was gegaan de auto uit. We zijn weer
in de auto gegaan en ik vroeg hem waar ik hem moest afzetten.
2.
Het proces-verbaal van verhoor van de getuige [getuige] d.d. 2 december 2015, zakelijk weergegeven inhoudende als verklaring van de getuige (blz. 58):
V: Jij hebt de politie gewaarschuwd. Wanneer was dat?
A: Dat was op een dinsdag nu 15 dagen geleden. Ik belde rond 00.45 a 00.50 uur, inmiddels was het dus woensdag.
V: Waarom belde jij de politie?
A: Mijn buurvrouw [slachtoffer] kwam bij mij aan de deur. Ik denk dat het 23.30 a 23.45 uur en ik lag al in bed.
V: En toen?
A: Ik zag toen ik de deur had geopend dat haar oog opgezet was.
V: Wanneer had je weer contact?
A: Na een uur belde ze mij. Ze huilde en was in paniek. Ze zei me toen dat ze veilig was. Ik vroeg: "Hoezo veilig?". Ze zei me toen dat ze door die jongen die naast haar had gestaan bij mij voor de deur, in elkaar geslagen was en verkracht was.
A: Ik zag buiten dat [slachtoffer] de auto om de hoek heen had geparkeerd. Ik liep daar naar toen en ik zag dat [slachtoffer] huilend stil in de auto voor zich uit zat te kijken. Toen ik de auto opende begon ze harder te huilen.
3.
Het proces-verbaal van bevindingen op ambtseed/ambtsbelofte opgemaakt op 18 november 2015 van de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2], zakelijk weergegeven inhoudende: (blz. 5):
Wij zagen dat de aangeefster aan haar linkerzijde van haar gezicht ter hoogte van
haar jukbeen een bloeduitstorting had, tevens zagen wij dat op dezelfde plek zich
een zwelling bevond. Wij zagen dat rondom deze zwelling de huid rood en geïrriteerd
was. Hierdoor was zichtbaar dat de klap niet van enkele dagen geleden kan zijn.
4.
Het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut van 4 februari 2016 inhoudend het onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek naar aanleiding van de aangifte van een zedenmisdrijf gepleegd in Enschede op 18 november 2015 (blz. 83 tot en met 87).
5. De geneeskundige verklaring-letselbeschrijving d.d. 18 november 2015, opgesteld door R.C.A. Santing, forensisch arts (blz. 39 en 40)
6.
Het proces-verbaal van de terechtzitting d.d. 18 oktober 2016, zakelijk weergegeven inhoudende als verklaring van verdachte:
Ik heb haar geslagen en het kan ook zijn dat ik haar getrapt heb. Ook heb ik haar keel dichtgeknepen. Wij hebben ook seks gehad en ze heeft mij ook gepijpt.