ECLI:NL:RBOVE:2016:612

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
23 februari 2016
Publicatiedatum
23 februari 2016
Zaaknummer
ak_zwo_15_2019
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van evenementen- en omgevingsvergunning voor motor- en autocrossevenement Hexel on Wheels

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 23 februari 2016 uitspraak gedaan in een geschil over de verlening van een evenementenvergunning en een omgevingsvergunning voor het motor- en autocrossevenement 'Hexel on Wheels'. De vergunningen waren op 16 maart 2015 verleend door de burgemeester van Wierden en het college van burgemeester en wethouders van Wierden aan de Stichting Hexel on Wheels. Eiser, een inwoner van Hoge Hexel, heeft tegen het besluit van 1 september 2015 beroep ingesteld, waarin hij zijn bezwaren tegen de vergunningen uiteenzet. De rechtbank heeft op 26 januari 2016 de zaak behandeld, waarbij eiser in persoon aanwezig was en de verweerders zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigde.

De rechtbank heeft overwogen dat de vergunningen in stand zijn gelaten, omdat er geen overwegende bezwaren waren tegen de evenementenvergunning vanuit het oogpunt van openbare orde en veiligheid. Eiser heeft aangevoerd dat hij benadeeld is door de wijziging van de grondslagen van de vergunningen, maar de rechtbank oordeelt dat de vergunningen zijn verleend voor een eenmalig evenement en dat voor herhaling nieuwe aanvragen nodig zijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vergunningen op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen en dat de bezwaren van eiser niet opwegen tegen de belangen van de derde-partij.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiser ongegrond verklaard en het bestreden besluit in stand gelaten. De rechtbank heeft geen proceskostenveroordeling opgelegd, omdat daarvoor geen grond bestaat. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 15/2019

uitspraak van de meervoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], te Hoge Hexel, eiser,
en
1.
de burgemeester van Wierden, en
2.
het college van burgemeester en wethouders van Wierden,
verweerders,
gemachtigde: L.G. Pak.
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
de Stichting Hexel on Wheels.

Procesverloop

Op 16 maart 2015 hebben verweerders aan derde-partij een evenementenvergunning verleend. Op 17 maart 2015 heeft verweerder sub 2 daarnaast een omgevingsvergunning aan derde-partij verleend. Bij besluit van 1 september 2015 (het bestreden besluit) hebben verweerders deze vergunningen in stand gelaten, onder aanpassing van de motivering.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerders hebben een verweerschrift ingediend. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 januari 2016. Eiser is in persoon verschenen. Verweerders hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde, bijgestaan door A. ter Avest. Derde-partij heeft zich laten vertegenwoordigen door H.D. Dollen en J.P. Koppelman, vergezeld door A.W.F. Egberts, voorzitter van Stichting Kulturhus Hoge Hexel.

Overwegingen

1. Derde-partij heeft op 24 januari 2015 bij verweerders de volgende vergunningen aangevraagd:
a. een evenementenvergunning, voor een motor- en autocrossevenement, een kinderdorp, een braderie en een paasparty, gezamenlijk te noemen Hexel on Wheels, op 2, 3, 4 en 6 april 2015 te houden aan de Bekkenhaarsweg ong, op de hoek van de Bekkenhaarszijweg en de Hexelseweg te Hoge Hexel;
b. een omgevingsvergunning, voor het handelen in strijd met regels van ruimtelijke ordening (het gebruiken van percelen met een agrarische bestemming als crossterrein).
De aanvraag van de evenementenvergunning is op 29 januari 2015 en 4 februari 2015 in de plaatselijke media gepubliceerd. De aanvraag van de omgevingsvergunning is op 4 februari 2015 in de plaatselijke media gepubliceerd.
Eiser heeft op 16 februari 2015 een zienswijze bij verweerders ingediend,
  • primair gericht tegen het strijdig gebruik van voornoemde percelen, en
  • subsidiair gericht tegen overlast inzake de aspecten geluid, verkeer, woongenot, veiligheid verstoring van milieu en natuur.
Derde-partij heeft in reactie daarop op 28 februari 2015 eveneens een zienswijze bij verweerders ingediend.
Op 16 maart 2015 hebben verweerders – ieder vanuit hun eigen bevoegdheid – aan derde-partij een evenementenvergunning verleend. Verweerders hebben daarbij betrokken: de opgevraagde adviezen bij Politie Nederland, Brandweer Twente, Geneeskundige Hulpverleningsorganisatie in de Regio en intern bij de afdeling Openbare Werken, afdeling Vergunningen en Handhaving. Volgens deze adviseurs bestaan er uit het oogpunt van het handhaven van openbare orde en veiligheid geen overwegende bezwaren tegen het verlenen van de evenementenvergunning. Verweerders hebben daarbij voorts voorschriften gesteld, onder meer ten aanzien van geluid. Op 17 maart 2015 heeft verweerder sub 2 daarnaast aan derde-partij een omgevingsvergunning verleend onder toepassing van artikel 2.12, eerste lid onder a, sub 2, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in samenhang met artikel 4, lid 8 van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht (Bor).
Eiser heeft op 23 maart 2015 – aangevuld bij schrijven van 14 april 2015 – tegen beide besluiten (zoals ter zitting vastgesteld) bezwaar gemaakt. Hij heeft daarnaast de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, maar dat verzoek op 26 maart 2015 weer ingetrokken.
Verweerders hebben eisers bezwaar voor advies in handen gelegd van de Commissie Bezwaarschriften van de gemeente Wierden (verder: commissie). Partijen zijn over het bezwaar door de commissie gehoord. De commissie heeft verweerder op 18 augustus 2015 geadviseerd eisers bezwaar ongegrond te verklaren en de evenementen- en omgevingsvergunning onder aanpassing van de daarin vermelde wettelijke grondslagen in stand te laten.
Bij het bestreden besluit hebben verweerders het advies van de commissie overgenomen en dienovereenkomstig beslist. De evenementen- en omgevingsvergunning zijn daarbij in stand gelaten. Onder de overweging dat eiser daardoor niet wordt benadeeld zijn de grondslagen van de vergunningen onder verwijzing naar artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) als volgt gewijzigd:
- artikel 5:30 van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) is vervangen door artikel 2.25 van de APV;
- artikel 4, lid 8, bijlage II van het Bor is vervangen door artikel 4, lid 11 van bijlage II van het Bor.
Eiser kan zich met dit besluit niet verenigen en heeft daartegen beroep ingesteld.
2. Nu het evenement waarop het bestreden besluit ziet reeds is gehouden, ziet de rechtbank zich in het onderhavige beroep ten eerste geplaatst voor de vraag of eiser nog een voldoende belang heeft bij de beoordeling van zijn beroep. Volgens vaste rechtspraak kan immers geen uitspraak van de bestuursrechter worden gevraagd uitsluitend vanwege de principiële betekenis ervan. Ter zitting is gebleken dat derde-partij ook voor het komende paasweekend, in maart 2016, vergunningen bij verweerders heeft gevraagd voor het organiseren van het evenement Hexel on Wheels op dezelfde locatie. Gelet hierop heeft eiser voldoende belang bij de beoordeling van het beroep.
3. De rechtbank zal vervolgens beoordelen of het bestreden besluit in rechte in stand dient te worden gelaten.
3.1
Eiser heeft naar voren gebracht dat hij, anders dan verweerder stelt, wel is benadeeld door de in bezwaar doorgevoerde wijziging van de grondslagen van de vergunningen. Artikel 4, lid 11 van bijlage II van het Bor behelst een ruimere bevoegdheid dan de aanvankelijk toegepaste bepaling, nu deze bepaling het mogelijk maakt dat Hexel on Wheels gedurende tien jaar tegenover zijn woning kan worden georganiseerd. Gebruikmaking van artikel 6:22 van de Awb had dan ook achterwege moeten blijven, aldus eiser.
Deze stelling slaagt niet. Anders dan eiser lijkt te veronderstellen is vergunning verleend voor een eenmalig evenement, zowel in de primaire fase als bij het bestreden besluit. Voor een herhaling van het evenement in een volgend jaar moeten opnieuw vergunningen worden aangevraagd, hetgeen getuige het verhandelde ter zitting, ook gebeurt. Daarbij geldt dat verweerder ook ingevolge het bepaalde in artikel 7:11 van de Awb de bevoegdheid toekomt de motivering van een besluit in het kader van de volledige heroverweging in bezwaar te wijzigen.
Voor zover eiser nog heeft bedoeld te stellen dat hij is benadeeld doordat verweerders hebben verzuimd om in de bekendmaking van de vergunningaanvraag van Hexel on Wheels alle data te vermelden waarop de vergunningverlening betrekking had, volgt de rechtbank dat evenmin. Eiser heeft tijdig een zienswijze kunnen indienen en bezwaar kunnen maken. Hij is voorts door de commissie over zijn bezwaar gehoord en heeft eveneens tijdig beroep kunnen instellen.
Eiser heeft ondanks die omissie in het geheel geen procedure of instantie gemist.
3.2
Eiser stelt verder dat het bestreden besluit op onzorgvuldige wijze tot stand is gekomen. Eiser verwijt verweerders hun zorgplicht te hebben geschonden door ondoorzichtige procedures te volgen en niet oplossingsgericht te handelen, door:
- afspraken die op 25 maart 2015 zijn gemaakt met derde-partij niet in de besluitvorming te betrekken, en
- hem belangrijke informatie te onthouden over de wijze waarop hij bezwaar kon maken of beroep kon instellen terzake van aangelegenheden die de Flora- en Faunawet (FFW) raken, alsook tegen de vergunningen die zijn verleend voor het laten vliegen van een Ultra Light Vliegtuig (ULV) en een paraglider.
De rechtbank volgt eiser hierin niet.
De rechtbank constateert dat verweerders bij de behandeling van de aanvraag van derde-partij het wettelijke besluitvormingstraject hebben gevolgd. Aan het informele traject dat daarnaast heeft gelopen en waarbij partijen hebben geprobeerd om tot gezamenlijk gedragen afspraken voor het evenement in begin april 2015 alsook voor in de toekomst te houden evenementen te komen, komt voor het formele besluitvormingstraject geen betekenis toe.
Voorts oordeelt de rechtbank dat verweerders in hun primaire besluiten expliciet zijn ingegaan op eisers zienswijze en met name op de door hem gestelde verstoring van natuur en milieu. Met juistheid hebben verweerders ten aanzien daarvan overwogen dat op derde-partij de verantwoordelijkheid rust om onderzoek te doen naar de vraag of de bescherming die de FFW biedt voor bepaalde plant- en diersoorten zal worden geschonden. Onweersproken is, dat derde-partij dat onderzoek heeft verricht en dat de resultaten daarvan niet van dien aard waren dat de omgevingsvergunning op dit aspect een nadere invulling behoefde. Dit aspect is derhalve nadrukkelijk gewogen bij de omgevingsvergunning, waartegen voor eiser bezwaar openstond en van welke mogelijkheid verweerders eiser door toezending van een afschrift daarvan ook feitelijk in kennis hebben gesteld. Voorts overweegt de rechtbank in dit verband dat de naleving van de voorschriften van de FFW behoort tot de bevoegdheid van het provinciaal bestuur en dat verweerders daarin geen rol hebben.
Ter zitting is vastgesteld dat verweerders voor het laten vliegen van een ULV en een paraglider, wat bij het evenement feitelijk niet heeft plaatsgevonden, geen besluit hebben genomen maar slechts een verklaring van geen bezwaar hebben afgegeven, omdat het afgegeven van een vergunning voor dergelijke activiteiten eveneens toekomt aan het provinciaal bestuur. Daarvan hebben verweerders eiser niet in kennis gesteld. Dit nalaten kan verweerder naar het oordeel van de rechtbank eveneens niet worden tegengeworpen. Verweerders zijn immers niet gehouden om eiser te wijzen op zaken waarover zij niet bevoegd zijn om te oordelen.
Eisers betoog dat verweerders hun zorgplicht onvoldoende zijn nagekomen slaagt derhalve niet.
3.3
Eiser stelt in zijn beroepschrift voorts, dat hij vasthoudt aan al hetgeen hij in zijn bezwaar tegen de primaire besluiten heeft aangevoerd. Eiser heeft in zijn beroepschrift niet toegelicht waarom het in het bestreden besluit geformuleerde materiële oordeel van verweerders voor onjuist gehouden moet worden. Naar vaste jurisprudentie bestaat er in een dergelijk geval voor de rechtbank in beginsel geen aanleiding om tot een ander oordeel te komen dan waartoe verweerders bij het bestreden besluit zijn gekomen.
Niettemin overweegt de rechtbank ten aanzien van eisers materiële gronden nog het volgende.
Anders dan eiser meent bestond voor verweerders niet de verplichting om bij het verlenen van de onderhavige evenementen- en omgevingsvergunning het bestaan van alternatieve locaties mede in de beoordeling te betrekken. De vergunningen zijn immers aangevraagd voor een evenement te houden op het perceel Bekkenhaarsweg ong, op de hoek van de Bekkenhaarszijweg en de Hexelseweg te Hoge Hexel. De aanvraag strekte niet tot het houden van het evenement op andere percelen.
Onderdeel van de aanvraag voor Hexel on Wheels was wel het houden van een braderie, wat naar het oordeel van de rechtbank niet wezenlijk anders is dan een warenmarkt, waarvoor met het bestreden besluit vergunning is verleend. Dat die braderie door een derde wordt uitgevoerd doet daar niet aan af. Eiser kan in zijn stelling, dat derde-partij terloops een braderie heeft aangevraagd en heeft laten uitvoeren door een derde (huurkraam.nl) voor een warenmarkt, waarvoor die derde geen vergunning had zodat de gemeente een handhavingstraject daartegen had moeten inzetten, dan ook niet worden gevolgd.
Ten aanzien van het argument dat Hexel on Wheels eiser geluidshinder en -overlast bezorgt merkt de rechtbank op dat verweerders bij het verlenen van de vergunningen ingevolge de APV geluidsnormen hebben gesteld die overeenkomen met de normen als gesteld in de Nota “Evenementen met een luidruchtig karakter van januari 1996” (Nota Limburg). Mede gelet op de afstanden van het crossterrein en de muziektent tot eisers woning kan niet worden gesteld dat verweerders deze voorschriften niet aan de vergunning hebben kunnen verbinden. Hetzelfde geldt voor de voorschriften die verweerders hebben opgenomen voor de inrichting van het terrein. Een weigeringsgrond als bedoeld in de APV doet zich dan ook niet voor.
De rechtbank stelt overigens vast dat verweerders eisers gronden in bezwaar adequaat, inzichtelijk en goed gemotiveerd hebben besproken en derhalve bij het bestreden besluit op goede gronden tot ongegrondverklaring van zijn bezwaren zijn gekomen.
4. Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen komt de rechtbank tot het oordeel dat het bestreden besluit in stand dient te worden gelaten. Het beroep is dan ook ongegrond.
5. Voor en proceskostenveroordeling bestaat geen grond.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.J.B. Cornelissen, voorzitter, en mr. J.W.M. Bunt en
mr. W.R.H. Lutjes, leden, in aanwezigheid van R.K. Witteveen, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.