12.2.Uit de stukken, nader toegelicht ter zitting, blijkt dat de gemeenteraad het bestemmingsplan “Buitengebied gemeente Dalfsen, 3e verzamelplan” heeft vastgesteld maar dat dit bestemmingsplan nog niet in werking is getreden. In dit bestemmingsplan is aan de schapenschuur (minus de aanbouw) op het perceel de functieaanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch - schuilstal’ toegekend. Er zijn geen (specifieke) bouwregels opgenomen. Deze vorm van bestemmen betekent ‘slechts’ dat de schapenschuur (minus de aanbouw) mag worden gebruikt als schuilstal. Voor wat betreft de bouwmogelijkheden dient terug gevallen te worden op de bouwregels van het moederplan, te weten het bestemmingsplan. Binnen de bouwregels van het moederplan is legalisatie niet mogelijk.
Verder constateert de voorzieningenrechter dat de gemeenteraad heeft geweigerd om de aanbouw positief te bestemmen, ondanks het uitdrukkelijke verzoek hiertoe van verzoeker.
Van een concreet zicht op legalisatie ten tijde van het bestreden besluit is dan ook geen sprake.
13. Verzoeker heeft in zijn beroepschrift en ter zitting verwezen naar mededelingen van bij naam genoemde ambtenaren. Die zouden hem hebben meegedeeld dat een aanbouw aan de achterzijde ‘geen probleem’ is en dat opknappen/verbeteren van de schapenschuur is toegestaan.
14. De voorzieningenrechter oordeelt dat een succesvol beroep op het vertrouwensbeginsel eerst aan de orde kan zijn indien er namens het handhavingsbevoegde bestuursorgaan (in deze zaak verweerder) concrete toezeggingen zijn gedaan door een daartoe bevoegd persoon, waaraan verzoeker het in rechte te honoreren vertrouwen kon ontlenen dat hij de aanbouw waarop de last ziet, zonder te beschikken over een daartoe strekkende omgevingsvergunning, mocht (ver)bouwen.
Uit de stukken blijkt niet van dergelijke concrete toezeggingen. De voorzieningenrechter laat hierbij meewegen dat verweerder ter zitting heeft meegedeeld dat de betrokken ambtenaar ontkent dat hij zou hebben gezegd dat bouwen aan de achterzijde ‘geen probleem’ is. Verder acht de voorzieningenrechter het discutabel of de genoemde ambtenaren bevoegd zijn om namens verweerder bindende mededelingen te doen.
Het beroep op het vertrouwensbeginsel slaagt dan ook niet.
15. Verzoeker heeft verder niet aangevoerd dat en waarom handhavend optreden in dit geval onevenredig is.
16. Samenvattend oordeelt de voorzieningenrechter dat verweerder zich terecht bevoegd heeft geacht om handhavend op te treden tegen het (ver)bouwen van de aanbouw aan de schapenschuur zonder omgevingsvergunning en/of het in stand laten van deze aanbouw. Verweerder heeft in redelijkheid deze bevoegdheid kunnen aanwenden
17. Het beroep is ongegrond.
18.
Omdat het beroep ongegrond is, is er geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen.
19. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.