In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 4 oktober 2017 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen een vrouw en de bewindvoerster van de man, die in het verleden haar echtgenoot was. De vrouw vorderde een verklaring voor recht dat de woning, die in 1991 aan haar is toegedeeld, zonder verdere financiële verrekening aan haar is gegeven. De rechtbank oordeelde dat de vrouw mocht vertrouwen op de uitlatingen van de man, die door zijn psychische problemen en zwervende bestaan niet in staat was om zijn wil te bepalen. De rechtbank concludeerde dat er sprake was van een feitelijke verdeling van de woning met wederzijdse instemming, ondanks het ontbreken van een juridische levering. De rechtbank heeft de bewindvoerster veroordeeld tot medewerking aan de eigendomsoverdracht van de woning aan de vrouw.
Daarnaast heeft de rechtbank zich gebogen over de pensioenrechten van de man. De vrouw stelde dat er geen afspraken waren gemaakt over de verdeling van de pensioenrechten, maar de rechtbank oordeelde dat de man gedurende meer dan 25 jaar in de verzorging van de vrouw had voorzien door haar in de woning te laten wonen zonder gebruikersvergoeding. Hierdoor kon de vrouw geen aanspraak maken op de pensioenrechten van de man. De rechtbank heeft de vorderingen van de vrouw in conventie toegewezen, maar haar vorderingen inzake de pensioenrechten afgewezen. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.