ECLI:NL:RBOVE:2018:3237

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
6 september 2018
Publicatiedatum
6 september 2018
Zaaknummer
ak_18_375
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.F. Bijloo
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van bijstandsuitkering wegens schending van de inlichtingenverplichting met betrekking tot fokactiviteiten van raskatten

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 6 september 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en het college van burgemeester en wethouders van Enschede. Eiseres had een bijstandsuitkering ontvangen, maar deze werd door verweerder ingetrokken met terugwerkende kracht tot 25 juli 2002. De intrekking was gebaseerd op het feit dat eiseres geen mededeling had gedaan van haar activiteiten als fokker van raskatten, wat volgens verweerder een schending van de inlichtingenverplichting opleverde. Eiseres ontkende deze schending en stelde dat haar activiteiten hobbymatig waren en geen significante inkomsten genereerden.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres gedurende de relevante periode op geld waardeerbare activiteiten heeft verricht, zoals het fokken van raskatten en het geven van advies aan anderen over katten. De rechtbank oordeelde dat eiseres niet aan haar inlichtingenverplichting had voldaan, omdat zij deze activiteiten niet had gemeld bij verweerder. De rechtbank benadrukte dat het aan eiseres was om aan te tonen dat zij recht had op bijstand, wat zij niet kon doen vanwege het ontbreken van een deugdelijke administratie.

De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en bevestigde de beslissing van verweerder om de bijstandsuitkering in te trekken en de ten onrechte ontvangen uitkering terug te vorderen. De rechtbank oordeelde dat de intrekking en terugvordering niet in strijd waren met het vertrouwensbeginsel en dat de zesmaandenjurisprudentie niet van toepassing was, omdat eiseres relevante informatie had achtergehouden.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Almelo
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 18/375

uitspraak van de enkelvoudige kamer in het geschil tussen

[eiseres] te [woonplaats] , eiseres,

gemachtigde: mr. K.J. Coenen,
en

het college van burgemeester en wethouders van Enschede, verweerder,

gemachtigde: M.H.J. Weghorst.

Procesverloop

Bij besluit van 20 april 2017 (het primaire besluit I) heeft verweerder de bijstandsuitkering van eiseres ingetrokken met ingang van 25 juli 2002.
Bij besluit van 20 juni 2017 (het primaire besluit II) heeft verweerder van eiseres een bedrag van € 61.418,25 bruto aan over de periode van 25 juli 2002 tot en met 31 december 2016 en een bedrag van € 206,60 netto aan over de periode 1 januari 2017 tot en met 31 maart 2017 ten onrechte betaalde bijstandsuitkering teruggevorderd.
Bij besluit van 11 januari 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder de bezwaren van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 juni 2018. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres heeft vanaf 25 juli 2002 tot en met 30 juni 2005, van 30 januari 2006 tot en met
31 oktober 2006 en vanaf 29 mei 2009 in aanvulling op haar arbeidsongeschiktheidsuitkering een bijstandsuitkering ontvangen. Uit een onderzoek van bankafschriften eind 2016 is verweerder gebleken dat op de bankrekening van eiseres stortingen zijn te zien. Verweerder heeft eiseres hierop uitgenodigd voor een gesprek op 15 februari 2017. Naar aanleiding van dit gesprek heeft verweerder nader onderzoek verricht, waarbij onder meer een huisbezoek is afgelegd op 12 april 2017. Tijdens het huisbezoek is opnieuw gesproken met eiseres.
Op 12 april 2017 is gerapporteerd door verweerders afdeling Handhaving. Vervolgens heeft verweerder het besluit genomen, zoals vermeld onder ‘Procesverloop’.
2.1
Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiseres niet heeft voldaan aan de op haar rustende inlichtingenverplichting door aan hem geen mededeling te toen van activiteiten als fokker van raskatten. Eiseres heeft een zogeheten cattery, genaamd [cattery] , bezit zelf raskatten en maakt gebruik van andermans dekkaters voor het fokken. Verder vergelijkt ze stambomen om de bloedlijnen zuiver te houden, doet zij mee aan shows en biedt kittens te koop aan. Ze adviseert ook mensen over ziekten bij katten en helpt anderen bij het opzetten van een cattery. Volgens verweerder zijn dit allemaal op geld waardeerbare activiteiten die van belang kunnen zijn voor het vaststellen van het recht op bijstand. Door hiervan geen melding te maken bij verweerder heeft eiseres de op haar rustende inlichtingenverplichting geschonden. Daarom is het volgens verweerder aan eiseres om aan te tonen dat zij in bijstandbehoevende omstandigheden heeft verkeerd. Verweerder is van mening dat eiseres daar niet in is geslaagd. Als gevolg van het niet nakomen van de inlichtingenverplichting kan het recht op bijstand van eiseres vanaf 25 juli 2002 niet worden vastgesteld. Verweerder stelt dat hij daarom de bijstandsuitkering van eiseres moet intrekken en moet terugvorderen.
2.2
Eiseres bestrijdt dat zij haar inlichtingenverplichting niet is nagekomen. Ze heeft hobbymatig enkele katten gehouden. De kittens, die deze katten kregen, heeft eiseres geplaatst bij derden tegen een geringe vergoeding. Er was sprake van slechts enkele nestjes en er is volgens eiseres sprake van een onbetekenende hobby die per saldo alleen geld kostte. Eiseres heeft de vergoedingen die zij heeft ontvangen nooit verzwegen. Zij heeft haar bankafschriften, waarop deze vergoedingen te zien zijn, steeds ter inzage verstrekt aan verweerder. Eiseres stelt dat sprake is van strijd met het vertrouwensbeginsel en het zorgvuldigheidsbeginsel, aangezien de verstrekte financiële gegevens eerder zijn gecontroleerd en niet hebben geleid tot aanpassing van de bijstandsuitkering, terwijl verweerder in diezelfde gegevens thans aanleiding ziet haar bijstandsuitkering met een onredelijk lange terugwerkende kracht tot 2002 in te trekken en terug te vorderen. Ook is eiseres in dit kader van mening dat de zogenoemde zesmaandenjurisprudentie in acht moet worden genomen.
3. De rechtbank overweegt als volgt.
3.1
Ter beoordeling ligt hier voor de periode van 25 juli 2002 tot en met 20 april 2017.
3.2
Artikel 17, eerste lid, van de Participatiewet (PW) bepaalt dat de belanghebbende aan verweerder op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling doet van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op zijn arbeidsinschakeling of het recht op bijstand. Voorheen was een soortgelijke verplichting neergelegd in artikel 17, eerste lid, van de Wet werk en bijstand. Deze verplichting wordt de inlichtingenverplichting genoemd.
3.3
Op grond van artikel 54, derde lid, van de PW herziet verweerder een besluit tot toekenning van bijstand, dan wel trekt het een besluit tot toekenning van bijstand in, indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenverplichting heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van bijstand.
3.4
Het besluit tot intrekking van bijstand is een voor de betrokkene belastend besluit, waarbij het aan het bijstandverlenend orgaan is om de nodige kennis over de relevante feiten te vergaren. Dat betekent dat de last om aannemelijk te maken dat aan de voorwaarden voor intrekking is voldaan in beginsel op het bijstandverlenend orgaan rust.
3.5
Schending van de inlichtingenverplichting levert een rechtsgrond op voor intrekking van de bijstand indien als gevolg daarvan niet kan worden vastgesteld of, en zo ja, in hoeverre de betrokkene verkeert in bijstandbehoevende omstandigheden. Het is dan aan de betrokkene om aannemelijk te maken dat hij, indien hij destijds wel aan de inlichtingenverplichting zou hebben voldaan, over de betreffende periode recht op volledige dan wel aanvullende bijstand zou hebben gehad.
3.6
Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (onder meer de uitspraak van 13 maart 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:781) is het verrichten van op geld waardeerbare activiteiten een omstandigheid die voor het recht op bijstand van belang kan zijn, ongeacht de intentie waarmee die activiteiten worden verricht en ongeacht of uit die werkzaamheden daadwerkelijk inkomsten worden genoten. Van betekenis is in dit verband dat voor de verlening van bijstand, gelet op het bepaalde in artikel 31, eerste lid, in verbinding met artikel 32, eerste lid, van de PW, niet alleen van belang is het inkomen waarover de betrokkene daadwerkelijk beschikt, maar ook het inkomen waarover hij redelijkerwijs kan beschikken.
3.7
De onderzoeksbevindingen bieden, in onderlinge samenhang bezien, een toereikende grondslag voor het standpunt van verweerder dat eiser gedurende de gehele periode in geding op geld waardeerbare activiteiten heeft verricht. Voor dit oordeel is het volgende redengevend.
3.7.1
Eiseres heeft tijdens het gesprek op 15 februari 2017 verklaard dat zij 17 jaar geleden haar eerste raskat heeft aangeschaft en hier haar eerste nestje mee heeft gefokt. Eiseres weet niet hoeveel nestjes ze in totaal heeft gehad of hoeveel kittens ze heeft verkocht. Ze heeft verklaard dat ze alleen een onkostenvergoeding voor de kittens heeft ontvangen. Deze vergoeding was niet altijd hetzelfde en de vergoedingen zijn zowel per bank als contant aan eiseres betaald. Eiseres heeft verder verklaard dat ze achter het huis een ren heeft, waar zij zes katten heeft. Twee katten zijn van eiseres en de andere vier zijn van haar dochters [naam 2] en [naam 3] . Twee hiervan, twee poezen, worden voor de fok gebruikt. Deze twee katten zijn niet van eiseres. Verder is er een dekkater. Die is van [naam 3] , maar woont bij eiseres en eiseres zorg voor hem. Eiseres heeft geen administratie bijgehouden van haar werkzaamheden. Het is jaren geleden dat zij een nestje heeft gehad. Eiseres heeft verklaard geen kittens aangeboden te hebben via Marktplaats.nl, maar alleen via de vereniging Saint Pro Cat of via haar connecties in de kattenwereld.
3.7.2
Eiseres heeft op 12 april 2017 tijdens het huisbezoek, waarbij in de achtertuin een ren is waargenomen, waarin acht katten blijken te zitten, verklaard dat er nog twee katten zijn bijgekomen van haar dochter. Verder heeft zij verklaard dat zij sinds 2000 de cattery [cattery] heeft. Sinds die tijd geeft zij mensen advies over (fok)lijnen. Sinds 2000 heeft eiseres haar eerste raskatten aangeschaft. Ze liep shows met de katten en stond bekend als diegene die veel wist over lijnen en ziektes. De shows waren door het hele land en er was elke maand een show. De cattery bestaat nog steeds. Als mensen eiseres vragen om advies dan doet zij dat. Eiseres vraagt hier geen geld voor. Ze gaat dan bij mensen langs om de katten te bekijken en advies te geven over hoe ze bijvoorbeeld een cattery kunnen opzetten. Eiseres heeft hier geen administratie van bijgehouden. Begin maart is eiseres nog in Vroomshoop geweest om een nieuwe dekkater te bekijken van een cattery. De cattery van eiseres was gekoppeld aan Saint Pro Cat voor de stambomen, maar deze vereniging bestaat niet meer. Eiseres heeft een nieuwe vereniging gevonden, de Nederlandse Kattenfokkers Vereniging. Eiseres is daar nog steeds lid van. Desgevraagd heeft eiseres verklaard dat zij niet kan aantonen wanneer zij haar eerste nestje heeft gehad. Zij heeft daar geen bewijsstukken van. Eiseres heeft verder verklaard dat zij momenteel drie dekkaters in de ren heeft, maar dat die momenteel niet gebruikt worden voor de fok, omdat daar geen tijd voor is. Gevraagd naar hoeveel tijd zij per week met de katten bezig is, heeft eiseres verklaard dat zij geen idee heeft. Zij heeft niks bijgehouden. Ze is wel dagelijks bezig met ze, maar kan niet aangeven hoeveel uren zij daar mee bezig is.
3.7.3
Uit gegevens verkregen van Markplaats.nl is gebleken dat kittens en dekkaters vanuit het huis van eiseres via die website zijn aangeboden met prijzen oplopend tot € 600,--.
In 2010, 2011 en 2012 worden meerdere nesten per jaar aangeboden, zowel Ragdoll- als Main Coon-kittens. Eiseres heeft verklaard een marktplaatsaccount te hebben en de enige gebruiker daarvan te zijn, gekoppeld aan een e-mailadres. Via een ander e-mailadres zijn echter ook kittens en dekkaters aangeboden. Dit e-mailadres is gekoppeld aan dezelfde telefoonnummers als het e-mailadres dat is gekoppeld aan de marktplaatsaccount, waarvan eiseres heeft verklaard dat dit van haar is. De advertenties worden aangeboden vanaf hetzelfde IP-adres.
3.7.4
Uit de bankafschriften van eiseres is gebleken dat eiseres op haar bankrekening enkele bedragen heeft ontvangen van derden voor kittens. Ook heeft eiseres een bedrag op haar bankrekening gestort in 2007 en heeft zij vanaf haar bankrekening betalingen verricht verband houdende met [cattery] .
3.8
Gelet op het vorenstaande, heeft verweerder terecht vastgesteld dat eiseres in de periode in geding een zogeheten cattery heeft gehad, genaamd [cattery] . Eiseres bezit raskatten en heeft hiermee gefokt. Daarbij heeft zij (ook) gebruik gemaakt van andermans dekkaters. Ze heeft tegen betaling kittens te koop aangeboden en heeft meegedaan aan shows. Zij vergelijkt stambomen om de bloedlijnen zuiver te houden, adviseert mensen over ziekten bij katten en helpt anderen bij het opzetten van een cattery. De rechtbank is van oordeel dat verweerder deze activiteiten terecht heeft aangemerkt als op geld waardeerbare werkzaamheden. Eiseres heeft deze activiteiten en de daaruit verkregen opbrengsten niet gemeld bij verweerder. Daarmee is zij de op haar rustende inlichtingenverplichting niet of onvoldoende nagekomen. Dat eiseres hiervan melding heeft gedaan aan een medewerker op het Werkplein, waarschijnlijk in het kader van haar arbeidsongeschiktheidsuitkering, maakt niet dat eiseres jegens verweerder haar inlichtingenverplichting is nagekomen. In dit verband acht de rechtbank ook van belang dat niet is komen vast te staan dat eiseres die melding inderdaad heeft gedaan.
3.8.1
De beroepsgrond dat geen sprake is van schending van de inlichtingenplicht nu de opbrengst (gelet op de gemaakte kosten) circa nihil is geweest, slaagt niet. De rechtbank merkt in dat verband op dat, volgens vaste rechtspraak van de CRvB (onder meer de uitspraak van 6 december 2011, ECLI:NL:CRVB:2011:BU9167) in het kader van de bijstandsuitkering bij de vaststelling van het in aanmerking te nemen inkomen geen ruimte is voor verrekening van verwervingskosten. Het had eiseres redelijkerwijs duidelijk moeten zijn dat haar activiteiten van invloed kunnen zijn op het recht op bijstand en dat zij deze dus had moeten melden. Eveneens volgens vaste rechtspraak van de CRvB (uitspraak van 8 mei 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BW5334) is het onderscheid tussen bedrijfsmatige en hobbymatige activiteiten voor de bijstand geen relevant onderscheid, indien uit die activiteiten inkomsten worden genoten of daarvoor kunnen worden bedongen. Hetzelfde geldt voor het onderscheid tussen bedrijfsmatige en als vriendendienst verrichte activiteiten. Gelet op de onderzoeksbevindingen, moet worden geconcludeerd dat sprake is van activiteiten van meer dan geringe omvang. Het had eiseres redelijkerwijs duidelijk moeten zijn dat haar activiteiten van invloed zouden kunnen zijn op haar recht op bijstand.
3.9
Nu moet worden vastgesteld dat eiseres de op haar rustende inlichtingenverplichting heeft geschonden, is het aan eiseres om aannemelijk te maken dat zij, indien zij destijds wel aan de inlichtingenverplichting zou hebben voldaan, over de periode in geding recht op volledige dan wel aanvullende bijstand zou hebben gehad. Aangezien een deugdelijke administratie ontbreekt, terwijl eiseres bovendien, door haar activiteiten gedurende al die jaren niet te melden, verweerder de mogelijkheid heeft ontnomen tijdig een onderzoek in te stellen naar de exacte omvang van die activiteiten en de inkomsten die zij daaruit verwierf of mogelijk had kunnen verwerven, is de rechtbank met verweerder van oordeel dat het recht op bijstand niet (al dan niet schattenderwijs) is vast te stellen. Verweerder heeft het recht op bijstand over de periode in geding dan ook terecht ingetrokken en de ten onrechte ontvangen uitkering terecht van eiseres teruggevorderd.
3.1
Het beroep van eiseres op het vertrouwensbeginsel kan niet slagen. De intrekking en terugvordering zijn niet uitsluitend gebaseerd op hetgeen is gebleken uit de bankafschriften. Uit nader onderzoek is immers gebleken van niet geringe activiteiten.
3.11
Het beroep op de zogenoemde zesmaanden-jurisprudentie van de CRvB slaagt niet. Voor toepassing daarvan is immers in beginsel geen plaats indien geen sprake is van wettelijke bepalingen, waarin sprake is van een bevoegdheid van het bestuursorgaan de onverschuldigd betaalde uitkering terug te vorderen. Indien, zoals in dit geval, sprake is geweest van het niet verstrekken van voor de beoordeling van het recht op bijstand relevante informatie, geldt deze jurisprudentie niet.
4. Het beroep is ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.F. Bijloo, rechter, in aanwezigheid van W. Veldman, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de datum van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.