Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
uitspraak van de meervoudige kamer in de zaak tussen
[eiser] , te [woonplaats] , eiser,
de Raad van Bestuur van de Sociale Verzekeringsbank, verweerder,
Procesverloop
Overwegingen
(Stb. 2012, 328) en de Wet versnelling van de stapsgewijze verhoging van de AOW-leeftijd (Stb 2015, 218) met ingang van 1 januari 2013 de pensioengerechtigde leeftijd stapsgewijs verhoogd naar 65 jaar en negen maanden in 2017. Als gevolg van deze wetswijzigingen is het AOW-pensioen van eiser niet ingegaan op 22 december 2016, zoals voor de inwerkingtreding van de Wet verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd het geval zou zijn geweest, maar op 22 september 2017.
Er is geen sprake van leeftijdsdiscriminatie.
AOW-pensioen daarom ook niet anders behandeld dan arbeidsgeschikte personen.
Dat hij als gevolg van zijn arbeidsongeschiktheid de extra maanden niet met werken kan overbruggen, maakt dat niet anders. De beroepsgrond slaagt niet.
Hij is arbeidsongeschikt en verschilt daarmee van andere personen voor wie de
AOW-leeftijd is verhoogd.
De CRvB heeft hierbij geconcludeerd dat de verhoging van de AOW-leeftijd in het algemeen proportioneel te achten is en in het algemeen niet leidt tot een schending van artikel 1 van het Eerste Protocol. Dit laat onverlet dat het mogelijk is dat door de wetswijziging in concrete gevallen sprake is van een onevenredig zware last als bedoeld in de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) en daarmee van een schending van artikel 1 van het Eerste Protocol. Of er sprake is van een onevenredig zware last moet van geval tot geval op basis van een deugdelijk individueel feitenonderzoek worden beoordeeld, aldus de CRvB. Zoals deze rechtbank eerder heeft overwogen is de enkele toetsing aan de voorwaarden van de Tijdelijke regeling overbruggingsuitkering AOW (OBR) niet aan te merken als een deugdelijk individueel feitenonderzoek naar het bestaan van een onevenredig zware last bij een betrokkene. Het onderzoek is pas deugdelijk als alle relevante elementen tegen de specifieke achtergrond van de betrokkene worden afgewogen (uitspraak van 8 augustus 2017, ECLI:NL:RBOVE:2017:3161).
Zoals uit voornoemde uitspraak blijkt, kunnen evenwel ook andere omstandigheden van belang zijn bij de beoordeling of eiser een onevenredig zware last draagt doordat zijn
Verweerder moet met inachtneming van deze uitspraak binnen dertien weken na afloop van de termijn voor het instellen van hoger beroep een nieuwe beslissing nemen op het bezwaar. Indien hoger beroep wordt ingesteld, worden op grond van bijlage 2, artikel 9 van de Awb, de rechtsgevolgen van deze uitspraak opgeschort, totdat op het hoger beroep is beslist.
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen dertien weken na afloop van de termijn voor het instellen van hoger beroep, dan wel binnen dertien weken nadat op het hoger beroep is beslist, een nieuw besluit te nemen op het bezwaar, met inachtneming van deze uitspraak;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 46,- aan eiseres te vergoeden.