Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
INSTITUUT VOOR VEILIGHEID EN MILIEU B.V.,
gevestigd te Coevorden,
wonende te [woonplaats] ,
1.De procedure
2.De feiten
HR-manager bij werkgever (hierna te noemen [X] ), een gesprek gehad met de heer [Y] , trainer en vestigingscoördinator bij werkgever (hierna te noemen [Y] ). In het verslag dat van dit gesprek is opgesteld staat vermeld dat een aantal zaken is voorgevallen waardoor [Y] zich genoodzaakt zag om intern aan te geven dat samenwerken met werkneemster (bijna) niet meer mogelijk was.
Met de driewekelijkse afspraken willen we kijken of er verbeteringen optreden.”
Dagindeling
- Enkele trainers hebben hun beklag gedaan over het feit dat [verweerster] met drop en pepermunt rondgaat aan het einde van een training. Zij vinden dit verstorend en [Z] heeft [verweerster] verzocht dit niet meer te doen.
- Het serveren van frisdrank is niet toegestaan (…)
Tot slot heeft [Z] aangegeven een pro-actieve houding te willen zien van [verweerster] . Zij is verantwoordelijk voor een schone en nette vestiging waarin de cursisten tevens vriendelijk te woord gestaan worden.
“Reden voor een gesprek waren de vele klachten die [Z] ontvangen heeft van collega’s over de staat van onderhoud (schoonmaak) van de vestiging Zwolle.
Wij blijven jouw werkzaamheden controleren tot wij er van overtuigd zijn dat dit daadwerkelijk het geval is. Mocht er echter geen verbetering optreden dan zal het volgende gesprek een andere