ECLI:NL:RBOVE:2019:2935

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
12 juni 2019
Publicatiedatum
20 augustus 2019
Zaaknummer
C/08/230409 / KG ZA 19-77
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Verzet
Rechters
  • S.J.S. Groeneveld - Koekkoek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot nakoming koopovereenkomst woning en matiging contractuele boete in kort geding verzet

In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een kort geding, hebben eisers [A] en [B] (hierna: [A] c.s.) verzet aangetekend tegen een eerder vonnis van 6 maart 2017, waarin gedaagde [X] was veroordeeld tot nakoming van een koopovereenkomst voor een woning en tot betaling van een contractuele boete van € 67.500,00. De koopovereenkomst was op 31 oktober 2016 gesloten voor een woning in [plaats 1] met een koopsom van € 675.000,00. De levering van de woning heeft echter nooit plaatsgevonden, omdat [X] niet is verschenen op de afgesproken datum. In het vonnis van 6 maart 2017 werd [X] opgedragen om binnen 30 dagen na betekening van dat vonnis aan de koopovereenkomst uitvoering te geven, met een dwangsom voor elke dag dat zij in gebreke bleef.

In het verzet heeft [X] aangevoerd dat zij niet tijdig op de hoogte was gesteld van het vonnis van 6 maart 2017 en dat zij financieel niet in staat is om de koopovereenkomst na te komen. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het verzet tijdig was ingesteld en dat [X] niet in persoon was betekend. De rechter heeft vervolgens de financiële situatie van [X] in overweging genomen en geoordeeld dat het gebod om de koopovereenkomst na te komen niet langer gehandhaafd kon worden.

Wat betreft de contractuele boete heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat deze boete onredelijk bezwarend was, gezien de omstandigheden van het geval. De rechter heeft de boete gematigd tot € 33.750,00, omdat de oorspronkelijke boete in verhouding tot de schade die [A] c.s. had geleden buitensporig was. Het vonnis van 6 maart 2017 werd gedeeltelijk vernietigd, maar de boete werd wel toegewezen, zij het in gematigde vorm. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
zaaknummer / rolnummer: C/08/230409 / KG ZA 19-77
Vonnis in verzet in kort geding van 12 juni 2019
in de zaak van

1.[A] ,

2.
[B],
beiden wonende te [woonplaats 1] ,
eisers,
gedaagden in het verzet,
advocaat mr. J.B.J. van der Kolk te Amsterdam,
tegen
[X], procederend met een toevoeging onder nummer 2FV4536,
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde,
eiseres in het verzet,
advocaat mr. J.C.F. Kooijmans te Zwolle.
Partijen zullen hierna [A] c.s. (vrouwelijk enkelvoud) en [X] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het door deze voorzieningenrechter op 6 maart 2017 tussen [A] c.s. en [X] bij verstek gewezen vonnis in kort geding onder zaaknummer / rolnummer C/08/197844 / KG ZA 17-37 (hierna: het vonnis van 6 maart 2017)
  • de verzetdagvaarding (aan te merken als de conclusie van antwoord) van 28 maart 2019
  • de mondelinge behandeling op 3 juni 2019
  • de pleitaantekeningen van [A] c.s., alsmede twee betekeningsexploten van 14 maart 2017.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op 31 oktober 2016 hebben partijen een koopovereenkomst gesloten met betrekking tot het woonhuis aan de [adres] te [plaats 1] tegen een koopsom van
€ 675.000,00 (hierna: de koopovereenkomst). De levering zou – na uitstel – op woensdag 21 december 2016 om 14.00 uur ten overstaan van mr. H. Herweijer, notaris te Kampen, plaatsvinden. [X] is niet verschenen en de levering heeft tot op heden niet plaatsgevonden.
2.2.
Bij het vonnis van 6 maart 2017 heeft de voorzieningenrechter, voor zover hier van belang, als volgt beslist:
4.2.
gebiedt [X] aan de koopovereenkomst uitvoering te geven, uiterlijk 30 dagen na betekening van dit vonnis, en wel door medewerking te verlenen aan het passeren van de akte van levering zoals in productie 4 van de dagvaarding in concept weergegeven, welke akte als gewaarmerkt stuk aan dit vonnis is gehecht, zulks op straffe van een dwangsom van € 10.000,00, met een maximum van € 100.000,00, voor iedere dag of gedeelte van een dag dat [X] na deze termijn nalatig blijft om aan dit gebod te voldoen,
4.3.
veroordeelt [X] tot betaling van de contractueel overeengekomen boete van 10% van de koopsom, derhalve een bedrag van € 67.500,00, te voldoen binnen twee weken na betekening van dit vonnis,
2.3.
Op 14 maart 2017 heeft [A] c.s. het vonnis van 6 maart 2017 laten betekenen aan zowel R. van Hemert, werkzaam bij notaris mr. H. Herweijer, als de vader van [X] .

3.Het geschil

3.1.
[X] vordert in het verzet dat de voorzieningenrechter bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
(I) het verzet gegrond zal verklaren en [X] zal ontheffen van de veroordeling, tegen haar uitgesproken bij het vonnis van 6 maart 2017;
(II) [A] c.s. (hoofdelijk) zal veroordelen in de kosten van het geding, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van dit vonnis, en – voor het geval voldoening binnen bedoelde termijn niet plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente, te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening, alsmede voor nakosten met een bedrag van € 131,00 dan wel, indien betekening van dit vonnis plaatsvindt, van € 199,00.

4.De beoordeling

4.1.
De voorzieningenrechter ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of [X] tegen het vonnis van 6 maart 2017 tijdig in verzet is gekomen.
4.2.
Ingevolge artikel 143 lid 2 Rv moet het verzet worden gedaan bij exploot van dagvaarding binnen vier weken na de betekening van het vonnis of van enige uit kracht daarvan opgemaakte of ter uitvoering daarvan strekkende akte aan de veroordeelde in persoon, of na het plegen door deze van enige daad waaruit noodzakelijk voortvloeit dat het vonnis of de aangevangen tenuitvoerlegging aan hem bekend is. De in de eerste volzin bedoelde termijn is acht weken indien de gedaagde ten tijde van de in de eerste volzin bedoelde betekening of daad geen bekende woonplaats of bekend werkelijk verblijf in Nederland heeft, maar zijn woonplaats of werkelijk verblijf buiten Nederland bekend is.
4.3.
Vast staat dat het vonnis van 6 maart 2017 niet aan [X] als veroordeelde in persoon is betekend. [X] heeft aangevoerd dat zij eerst op 7 maart 2019 met dat vonnis bekend is geworden, nadat zij op 4 maart 2019 een (stuitings-)brief van [A] c.s. had ontvangen waarin naar het vonnis van 6 maart 2017 is verwezen. Naar aanleiding van die brief heeft [X] een afschrift van het vonnis van 6 maart 2017 opgevraagd. Nu [A] c.s. dit onvoldoende heeft weersproken en niet gebleken is van een door [X] in persoon gepleegde daad van bekendheid met het vonnis van 6 maart 2017, is de voorzieningenrechter van oordeel dat het verzet tijdig en op de juiste wijze is ingesteld, zodat [X] in haar verzet kan worden ontvangen.
4.4.
Tussen partijen is niet in geschil dat [X] , nu en de komende tijd, financieel niet in staat is om de koopovereenkomst (alsnog) na te komen door de koopsom van de woning te voldoen. De voorzieningenrechter ziet hierin aanleiding om het in rechtsoverweging 4.2 van het vonnis van 6 maart 2017 uitgesproken gebod niet langer te handhaven. Het vonnis van 6 maart 2017 komt in zoverre voor vernietiging in aanmerking.
4.5.
Ten aanzien van de boete van € 67.500,00 voert [X] primair als verweer dat de boetebepaling in de koopovereenkomst een onredelijk bezwarend beding is als bedoeld in artikel 6:233 sub a BW en daarom vernietigbaar is. Volgens [X] staat zij weliswaar in de koopovereenkomst als koper vermeld, maar was het telkens haar ex-partner – met wie zij 15 jaar lang een afhankelijkheidsrelatie heeft gehad – die feitelijk acteerde (ook richting [A] c.s.) als ware hij de koper. [X] beschikte zelf niet eens over de middelen om de woning te kopen; het enige wat zij – onder druk van haar ex-partner – heeft gedaan, is haar handtekening onder de koopovereenkomst zetten. Subsidiair stelt [X] zich op het standpunt dat de boete op grond van artikel 6:94 BW moet worden gematigd tot nihil.
4.6.
Ingevolge artikel 6:233 sub a BW kan de wederpartij een beding vernietigen indien het onredelijk bezwarend is. Daarbij komt het aan op de beoordeling van de eventuele onredelijk bezwarende gevolgen waaraan het beding, bij gebondenheid daaraan, de wederpartij van de aanvang af blootstelt en dus niet slechts van die voor de wederpartij nadelige gevolgen die zich in het gegeven geval ook daadwerkelijk hebben verwezenlijkt (HR 23 maart 1990, ECLI:NL:HR:1990:AD1068).
4.7.
Anders dan [X] betoogt, is de voorzieningenrechter met [A] c.s. voorshands van oordeel dat het boetebeding in de koopovereenkomst, gelet op de aard en de overige inhoud van de koopovereenkomst, de wijze waarop de voorwaarden tot stand zijn gekomen (partijen hebben gebruik gemaakt van een model koopovereenkomst voor een bestaande eengezinswoning, vastgesteld door de Nederlandse Vereniging van Makelaars), de wederzijds kenbare belangen van partijen en de overige omstandigheden van het geval, niet als onredelijk bezwarend voor [X] kan worden aangemerkt. Het primaire verweer van [X] faalt dus. Dit betekent dat de tekortkoming in de nakoming van de koopovereenkomst toerekenbaar is en dat [X] op grond van de koopovereenkomst in beginsel de gevorderde boete van € 67.500,00 is verschuldigd.
4.8.
Het beroep van [X] op matiging van de contractuele boete beoordeelt de voorzieningenrechter als volgt. De in artikel 6:94 lid 1 BW opgenomen maatstaf, die inhoudt dat voor matiging slechts reden kan zijn indien de billijkheid dit klaarblijkelijk eist, brengt mee dat de rechter pas van zijn bevoegdheid tot matiging gebruik mag maken als de toepassing van een boetebeding in de gegeven omstandigheden tot een buitensporig en daarom onaanvaardbaar resultaat leidt. Deze maatstaf noopt dus tot terughoudendheid. Hoewel een (enorme) wanverhouding tussen schade en boete op zichzelf voldoende grond kan zijn om een boete te matigen (HR 11 februari 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA4779), zal de rechter ook rekening moeten houden met de aard van de overeenkomst, de inhoud en de strekking van het beding en de omstandigheden waaronder het is ingeroepen (HR 27 april 2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ6638). Deze toetsingsmaatstaf dient de rechter eveneens toe te passen indien sprake is van een tussen particulieren gesloten boetebeding, hoewel de rechter bij het beoordelen van een matigingsberoep wel gewicht mag toekennen aan de hoedanigheid van een partij als particulier (HR 13 juli 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW4986).
4.9.
Vast staat dat [A] c.s. haar woning tot op heden niet aan [X] heeft kunnen leveren dan wel aan een derde heeft kunnen verkopen. [A] c.s. heeft gesteld dat zij daardoor schade heeft geleden, mede doordat zij op nadrukkelijk verzoek van [X] , althans haar ex-partner, de woning heeft laten schilderen en de woning op aandringen van [X] , althans haar ex-partner, heeft verlaten en elders een woning heeft moeten betrekken waardoor zij gedurende een zeer lange periode dubbele lasten heeft gehad.
4.10.
De voorzieningenrechter stelt vast dat [A] c.s. de beweerdelijke schade niet (met een begin van bewijs) heeft onderbouwd. Voorts heeft [X] betwist dat zij [A] c.s. heeft verzocht de woning te laten schilderen en heeft [X] onweersproken gesteld dat [A] c.s. verbleef in een vakantiewoning te [plaats 2] , dat in eigendom aan [A] c.s. toebehoort. Daarmee lopen de schade – voor zover daarvan sprake is – en boete niet slechts uiteen, maar is de boete naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter buitensporig in verhouding tot de schade.
4.11.
[A] c.s. heeft daarentegen terecht aangevoerd dat er in beginsel van moet worden uitgegaan dat [X] bij het sluiten van de koopovereenkomst wist welke verplichtingen zij aanging en welke financiële gevolgen daaraan verbonden waren. Daarbij is tevens de aard van de overeenkomst, zijnde een gebruikelijke NVM-koopakte met daarin een eveneens gebruikelijke boeteclausule van 10% van de koopprijs, relevant. Als uitgangspunt wordt voorts genomen dat een contractuele boete er niet alleen toe strekt om geleden schade te dekken, maar bovendien dient als prikkel tot nakoming. Verder neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat [A] c.s. als gevolg van de tekortkoming van [X] geruime tijd in onzekerheid heeft verkeerd over de vraag of de woning alsnog zou worden geleverd.
4.12.
[X] heeft ter zitting verklaard dat de woning met geld van haar ex-partner zou worden gefinancierd. Achteraf bleek echter dat ten laste van haar ex-partner bankbeslag was gelegd en dat hij daardoor niet over de benodigde gelden kon beschikken, nog daargelaten de vraag of hij überhaupt over gelden beschikte. Nu verder niet in geschil is dat partijen niet hebben onderhandeld over het boetebeding of dit onderwerp nadrukkelijk hebben besproken, acht de voorzieningenrechter het niet redelijk dat [X] als particulier een boete van € 67.500,00 verschuldigd raakt en daardoor – zoals [X] onweersproken heeft gesteld – in grote(re) financiële problemen raakt, terwijl [A] c.s. als wederpartij slechts beperkte schade lijdt.
4.13.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat gegeven de omstandigheden van het geval, in onderlinge samenhang bezien, de billijkheid klaarblijkelijk een matiging van de boete eist. Het verweer van [X] dat de boete dient te worden gematigd tot nihil kan echter niet worden gevolgd, gelet op de omstandigheden als genoemd onder 4.11. Naar voorshands oordeel van de voorzieningenrechter dient de boete in dit geval te worden gematigd tot een bedrag van € 33.750,00 (50% van de contractuele boete). De voorzieningenrechter zal de gevorderde betaling van de boete dan ook tot dit bedrag toewijzen.
4.14.
Het vonnis van 6 maart 2017 zal op grond van het vorenstaande worden vernietigd, voor zover daarin [X] is geboden aan de koopovereenkomst uitvoering te geven en is veroordeeld tot betaling van de contractuele boete van € 67.500,00. De betreffende vorderingen zullen alsnog worden afgewezen, met dien verstande dat de verschuldigde boete tot een bedrag van € 33.750,00 toewijsbaar is. Voor het overige zal dit vonnis op genoemde gronden worden bekrachtigd.
4.15.
Nu partijen uiteindelijk over en weer op enig punt in het ongelijk zijn gesteld, wordt hierin aanleiding gevonden om de proceskosten tussen hen te compenseren, in die zin dat iedere partij in de verzetprocedure de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
vernietigt het door deze voorzieningenrechter op 6 maart 2017 onder zaaknummer / rolnummer C/08/197844 / KG ZA 17-37 gewezen verstekvonnis, voor zover [X] daarbij is geboden aan de koopovereenkomst uitvoering te geven en is veroordeeld tot betaling van de contractuele boete van € 67.500,00,
en opnieuw beslissend
5.2.
veroordeelt [X] tot betaling van de contractueel overeengekomen boete van 10% van de koopsom ad € 675.000,00 verminderd met 50%, derhalve een bedrag van
€ 33.750,00, te voldoen binnen twee weken na betekening van dit vonnis,
5.3.
bekrachtigt het vonnis van 6 maart 2017 voor het overige,
5.4.
compenseert de proceskosten tussen partijen, in die zin dat iedere partij in de verzetprocedure de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.J.S. Groeneveld - Koekkoek en in het openbaar uitgesproken op 12 juni 2019. [1]

Voetnoten

1.type: