2.6Vervolgens heeft verweerder het thans bestreden besluit afgegeven.
3. Verzoeker heeft aangevoerd dat hij tot 29 oktober 2020 ingeschreven heeft gestaan op het adres [adres 2] te Almelo. De waarschuwing van 19 november 2019 en het voornemen een last onder bestuursdwang van 8 oktober 2020 heeft hij nimmer ontvangen. Met ingang van 29 oktober 2020 staat hij in de Basisregistratie Personen ingeschreven op het adres [adres 1] in Glane. De waarschuwing en het voornemen zijn door hem niet ontvangen, op het adres [adres 1] te Glane noch op het adres [adres 2] te Almelo, zodat het bestreden besluit onzorgvuldig is voorbereid omdat verweerder zich onvoldoende op de hoogte heeft gesteld van alle relevante feiten en belangen.
Verzoeker stelt dat hij nimmer, in 2019 noch in 2020, vanuit de woning hennep heeft gekweekt. In 2019 verbleef hij voornamelijk in Duitsland en hij weet niet wie in zijn huis de hennepplantage heeft aangelegd. De strafzaak tegen verzoeker is geseponeerd.
Verzoeker heeft zijn woning met ingang van 1 juli 2020 verhuurd, omdat hij zelf verbleef in een anti-kraak huurwoning aan de [adres 2] te Almelo. Op momenten dat hij de woning wilde inspecteren deed de huurder lastig. Voor dat verzoeker hiertegen maatregelen heeft kunnen nemen, vond de inval van 6 oktober 2020 plaats.
4. De voorzieningenrechter overweegt als volgt.
5. In artikel 15 van de gedragsregel is het handhavingsarrangement weergegeven. In dit arrangement is geen waarschuwing opgenomen. Verweerder heeft ter zitting aangegeven dat ingevolge de laatste alinea van artikel 1 van de gedragsregel, indien geen sprake is van een ernstige overtreding, eerst een waarschuwing wordt gegeven.
6. Verzoeker heeft aangevoerd dat hij nooit een waarschuwing heeft ontvangen. Hiertoe is onweersproken gesteld dat hij tot 24 maart 2020 gedurende 9,5 of 10 maanden in detentie heeft verbleven in Duitsland. Verzoeker heeft ter zitting verklaard dat hij bij thuiskomst veel post heeft aangetroffen, maar dat de waarschuwing daar niet bij zat.
7. De voorzieningenrechter stelt vast dat de waarschuwing van 18 november 2019 niet per aangetekende post is verzonden. Nu verzoeker de ontvangst van deze waarschuwing betwist, ligt het op de weg van verweerder om aan te tonen dat de waarschuwing verzonden is. Eerst ter zitting is gesteld dat de verzending van de waarschuwing blijkt uit verweerders postregistratiesysteem. Hiervan is echter geen bewijs overgelegd.
De voorzieningenrechter verbindt hier geen conclusies aan, nu in de bezwaarprocedure alsnog de verzending van de waarschuwing aannemelijk kan worden gemaakt.
Ter zitting is door verweerder aangevoerd dat, ook al zou verzoeker de waarschuwing niet ontvangen hebben, toch tot sluiting van de woning zou zijn overgegaan, omdat gelet op de aangetroffen (handels)hoeveelheid hennep sprake is van een zeer ernstige overtreding. In dat geval wordt zonder voorafgaande waarschuwing direct tot sluiting van de woning overgegaan en in dat geval voor een periode van drie maanden.
8. Verzoeker heeft ook gesteld dat hij het voornemen tot sluiting van de woning niet ontvangen heeft. Uit de door verweerder overgelegde stukken is de voorzieningenrechter gebleken dat het voornemen van 8 oktober 2020 op 12 oktober 2020 per aangetekende post verzonden is aan de [adres 2] te Almelo, het adres waar verzoeker op dat moment woonde.
Deze brief is op 28 oktober 2020 door Post NL retour gezonden aan verweerder met de aantekening ‘niet afgehaald’.
Dat verzoeker dit voornemen niet ontvangen heeft, dient dan ook voor zijn rekening te komen, nu hij een aan hem geadresseerd aangetekend schrijven niet heeft afgehaald.
9. Ingevolge artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet, is de burgemeester bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien drugs voor verkoop, aflevering of verstrekking in een woning of lokaal aanwezig zijn. Als uitgangspunt kan worden aanvaard dat bij aanwezigheid van meer dan 5 gram aan softdrugs de drugs in beginsel bestemd zijn voor verkoop, aflevering of verstrekking.
10. Verzoeker heeft ter zitting gesteld dat de gedragsregel van verweerder uitsluitend ziet op de aanwezigheid van een handelsvoorraad drugs in een pand, waaronder wordt verstaan meer dan 0,5 gram harddrugs of meer dan 30 gram softdrugs. In de woning is geen handelshoeveelheid drugs aangetroffen. Volgens het hennepbericht van 7 oktober 2020 en het bestreden besluit was er sprake van hennepresten, niet gekwantificeerd, laat staan dat er meer dan 30 gram softdrugs is aangetroffen, aldus verzoeker.
11. Vaststaat dat de politie op 6 oktober 2020 in de woning aan de [adres 1] te Glane drie kweekruimtes, waar 440 hennepplanten hebben gestaan, heeft aangetroffen en resten van hennepplanten en goederen en attributen, nodig en gebruikt voor het telen van hennep in beslag heeft genomen. Gelet op de hoeveelheid hennepplanten en de bij het hennepbericht gevoegde foto’s acht de voorzieningenrechter het aannemelijk dat meer dan 30 gram aan hennepresten is aangetroffen in de woning, hetgeen een handelshoeveelheid drugs is, nu gelet op de omschrijving van hennep in lijst II van de Opiumwet elk deel van de plant hennep onder hennep in de zin van die wet moet worden gerekend, waaronder ook hennepresten (zie ook de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 10 januari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:55, 12 juni 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1870 en van 26 februari 2020, ECLI:NL:RVS:2020:581). 12. Tot slot is aangevoerd dat verweerder had moeten beoordelen of een minder bezwarende maatregel zou kunnen volstaan, nu niet is gebleken van handel vanuit de woning, dan wel anderszins van concrete overlast voor omwonenden. Daarnaast is uit het bestreden besluit niet gebleken van een belangenafweging, te meer nu de woning door verzoeker verhuurd werd en verzoeker getracht heeft de woning te bezoeken, maar dat dit door de huurder steeds tegengehouden werd.
13. Naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter kan dit argument evenmin slagen. De in de woning aangetroffen hoeveelheid aan hennepplanten en hennepresten overschrijdt de voor eigen gebruik aangenomen hoeveelheid, zodat er vanuit kan worden gegaan dat de hennep vanuit de woning werd verkocht dan wel werd verstrekt. Dat omwonenden daar geen last van zouden hebben gehad, maakt dit niet anders.
14. Het gegeven dat verzoeker de woning verhuurde en in de overgelegde huurovereenkomst is opgenomen dat het verboden is in de woning hennep te kweken of in of vanuit de woning verdovende middelen te verhandelen doet niet af aan het feit dat verzoeker verantwoordelijk is en van hem gevergd mag worden dat hij controle uitoefent op wat er in de woning gebeurt. Dat de huurder hem daartoe niet de kans heeft gegeven, doet aan vorenstaande niet af.
15. Uit hetgeen hiervoor overwogen is zal naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter het besluit tot sluiting van de woning in de bezwaarfase in stand blijven, zij het dat mogelijk de sluiting wordt verkort tot drie maanden als de verzending van de waarschuwing in november 2019 niet aannemelijk gemaakt kan worden.
16. Op grond hiervan ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen. Het verzoek wordt dan ook afgewezen.
17. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.