Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
[gedaagde 4],
1.De procedure
- het tussenvonnis van 30 oktober 2019 en het daarin beschreven procesverloop tot dan toe,
- het deskundigenbericht van 23 december 2019,
- de conclusie na deskundigenbericht van Porc SP, tevens wijziging van eis van 19 februari 2020,
- de akte na deskundigenbericht van [gedaagde 4] van 18 maart 2020,
- de akte uitlating producties van Porc SP van 1 april 2020,
- de akte uitlating producties van [gedaagde 4] van 15 april 2020,
- de e-mail van de rechtbank van 29 april 2020, waarin partijen een termijn tot 5 mei 2020 wordt gegeven om aan te geven of zij – als gevolg van een wisseling van de samenstelling van de rechtbank – behoefte hebben aan een nadere zitting,
- het rolbericht van 29 april 2020 van [gedaagde 4] waarin zij vonnis verzoekt,
- het rolbericht van 4 mei 2020 van Porc SP, waarin wordt aangegeven dat Porc SP geen behoefte heeft aan een nadere zitting.
2.Feiten
Iedere houdstervennootschap – partij bij deze overeenkomst – is verplicht zijn aandelen in de vennootschap aan te bieden – op de wijze als bepaald in de statuten, waarop de hierop ziende artikelen van de statuten van overeenkomstige toepassing zijn, voor zover daarvan hierna niet wordt afgeweken – in de volgende gevallen:
Overdracht van aandelen kan slechts plaatshebben, nadat de aandelen aan de mede-aandeelhouders te koop zijn aangeboden op de wijze als hierna is bepaald. [..]”
3.De verdere beoordeling
Wat vooraf is gegaan en opbouw van dit vonnis
Haviltex-maatstaf laat toe dat een rechter voorshands groot gewicht toekent aan de meest voor de hand liggende taalkundige uitleg. Wanneer evenwel door een van partijen een andere dan de taalkundige uitleg van de overeenkomst wordt verdedigd, dan zal de rechtbank moeten nagaan of de door die partij aangevoerde omstandigheden nopen tot een andere uitleg. [15]
“de kostprijs betreft de door [gedaagde 4] gemaakte (on)kosten ten behoeve van de inkoop, verwerking en levering (inclusief transport) van de reststromen”. Volgens de deskundige betreft dit dan een optelsom van kosten die direct dan wel indirect (op basis van een verdeelsleutel) aan een product (hier: bakkersmeel SFP) zijn toe te rekenen. Daarbij zijn in het rapport volgens de deskundige de kosten van arbeid door [gedaagde 4] , de planner en personeelskosten voor inkoop, marketing en kwaliteit bij de berekening uitgesloten, conform artikel 3 lid 2 van voornoemde overeenkomst.
“de range van het verschil van inzicht over het onderdeel “grondstoffen” in de kostprijs van bakkersmeel in 2016 betreft: EUR 103,- (volgens Porc SP) en EUR 139 (volgens [gedaagde 1] )”. [17]
exclusief grondstoffen)niet dekte. Dit duidt op een aanzienlijk verlies (per ton) op producten geleverd door [gedaagde 1] aan het Landbouwbedrijf [gedaagde 4] . [19]
“de door [gedaagde 4] gemaakte (on)kosten ten behoeve van de inkoop, verwerking en levering (inclusief transport) van de reststromen”inhoudt. Weliswaar wordt daarna in dat lid een nadere specificatie hiervan gegeven, maar daaruit volgt niet dat die specificatie limitatief is. Dat volgt alleen al uit het feit dat in die specificatie niet wordt verwezen naar de inkoop van grondstoffen. Een redelijke uitleg van de overeenkomst brengt met zich dat ook andere kosten tot de kostprijs kunnen worden gerekend, indien deze met voornoemde (on)kosten verband houden. Een andere uitleg zou onredelijk zijn, omdat dan juist, zoals uit het deskundigenbericht volgt, meerdere kosten niet worden meegerekend die door [gedaagde 1] ten behoeve van de (verwerkte) reststromen wel worden gemaakt.
nadathet definitieve deskundigenbericht tot stand is gebracht, als tardief moet worden aangemerkt. Het had op de weg van Porc SP gelegen om dit schema met productieproces eerder in de procedure, en uiterlijk bij haar bezwaren op de concept-rapportage, over te leggen, zeker gezien het belang dat zij hier – kennelijk – aan hecht. De rechtbank zal aan dit schema voorbij gaan.
[gedaagde 2](gedaagde sub 2) gebonden aan de Overeenkomst Reststromen. Zij pleegt wanprestatie door de schending daarvan toe te staan, en handelt onrechtmatig jegens SFP en de andere bestuurder/aandeelhouder (Porc SP).
informatie over elkaars organisatie en daarbij behorende documentatie”en de
“wijze van uitvoering van ieders activiteiten ten aanzien van productlocaties”. Tegelijkertijd geeft de bepaling wel weer een opening om
“informatie over elkaars organisatie”– wat dit dan ook mag inhouden – te delen met derden, door te regelen dat informatie
“niet buiten het kader van hetgeen in deze is toegestaan”aan derden ter beschikking mag worden gesteld en dat informatie aan desbetreffende derden slechts bekend mag worden gemaakt voor zover dit nodig is voor het verrichten van de overeengekomen prestaties. Uit de tekst valt daarom op voorhand niet af te leiden welke gegevens onder de geheimhoudingsplicht van deze bepaling vallen en waarom deze daaronder vallen.
te gebieden om verwerkte reststromen, als bedoeld in de Overeenkomst Reststromen, op verzoek van SFP aan SFP te leveren”. Nu Porc SP evenwel niet namens SFP optreedt, is de rechtbank van oordeel dat deze vordering niet voor toewijzing in aanmerking komt.
- de looptijd van de Overeenkomst Reststromen betreft de periode tot 12 september 2019;
- de tussentijdse buitengerechtelijke ontbinding sorteert, zoals hiervoor is overwogen, geen effect;
- de kostprijs van de reststromen bedraagt € 201,07 per ton;
- Porc SP had blijkens de Managementovereenkomst recht op 45% van de winst van SFP.
4.De beslissing
- de looptijd van de Overeenkomst Reststromen betreft de periode tot 12 september 2019;
- de tussentijdse buitengerechtelijke ontbinding sorteert geen effect;
- de kostprijs van de reststromen bedraagt € 201,07 per ton;
- Porc SP had blijkens de Managementovereenkomst recht op 45% van de winst van SFP.