ECLI:NL:RBOVE:2021:1260
Rechtbank Overijssel
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Intrekking bijstandsuitkering en terugvordering van ten onrechte uitgekeerde bijstand na schending van inlichtingenplicht
In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 24 maart 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van Deventer. De eiser had een bijstandsuitkering ontvangen, maar deze werd door de gemeente herzien en ingetrokken over de periode van 6 januari 2016 tot en met 31 december 2018. De gemeente vorderde een bedrag van € 44.669,95 terug, omdat de eiser zijn inlichtingenplicht had geschonden door geen melding te maken van aanzienlijke bijschrijvingen en stortingen op zijn bankrekening, alsook van 34 transacties via Marktplaats en internet. De rechtbank oordeelde dat de eiser onvoldoende had aangetoond dat deze bedragen niet als inkomen moesten worden aangemerkt.
De rechtbank overwoog dat de eiser vanaf 15 augustus 2012 bijstandsuitkering ontving en dat er na onderzoek door de sociale recherche was vastgesteld dat hij in de genoemde periode een totaalbedrag van € 73.016,62 had ontvangen aan bijschrijvingen en stortingen. De eiser had geen melding gemaakt van deze bedragen, wat leidde tot de conclusie dat hij zijn inlichtingenverplichting had geschonden. De rechtbank verwierp de argumenten van de eiser dat de gemeente hem niet had gehoord en dat er sprake was van schending van de beginselen van behoorlijk bestuur. De rechtbank concludeerde dat de gemeente terecht de bijstandsuitkering had ingetrokken en het bedrag had teruggevorderd, en verklaarde het beroep van de eiser ongegrond.
De uitspraak benadrukt het belang van de inlichtingenplicht voor bijstandsontvangers en de gevolgen van het niet nakomen daarvan. De rechtbank stelde vast dat de eiser niet had aangetoond dat de bijschrijvingen en stortingen niet als inkomen moesten worden aangemerkt, en dat de gemeente dus gerechtigd was om de bijstandsuitkering in te trekken en terug te vorderen.