ECLI:NL:RBOVE:2021:2308
Rechtbank Overijssel
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van de aanvraag voor een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) voor beroepsgoederenvervoer op basis van justitiële antecedenten
In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 8 juni 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over de afwijzing van een aanvraag voor een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) door de minister voor Rechtsbescherming. Eiser, die een koeriersbedrijf runt, had op 25 februari 2020 een VOG aangevraagd ten behoeve van het verkrijgen van een vergunning voor beroepsgoederenvervoer. De aanvraag werd afgewezen op basis van meerdere justitiële antecedenten die in de afgelopen vijf jaar waren geregistreerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister terecht heeft geoordeeld dat de belangen van de samenleving bij de weigering van de VOG zwaarder wegen dan de persoonlijke belangen van eiser. Eiser had in de afgelopen jaren verschillende strafbare feiten gepleegd, waaronder overtredingen van de Wet wegvervoer goederen en verkeersdelicten, wat volgens de rechtbank een risico voor de verkeersveiligheid met zich meebrengt. De rechtbank oordeelde dat eiser over een langere periode moet aantonen dat hij zich niet schuldig maakt aan strafbare feiten voordat een VOG kan worden afgegeven. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en wees erop dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.