3.2.Aan die vorderingen is, samengevat weergegeven, het navolgende ten grondslag gelegd. [gedaagde] is aansprakelijk omdat zij op enkele punten is tekortgeschoten in de op haar rustende verplichtingen. [gedaagde] is assurantietussenpersoon van [eiser 1] en heeft de op haar rustende zorgplicht bij de uitvoering van de overeenkomst die partijen sloten geschonden (artikel 7:401 BW). Die zorgplicht houdt in dat [gedaagde] te werk diende te gaan als een redelijk handelend en redelijk bekwaam beroepsgenoot. Dat heeft zij nagelaten.
De zorgplicht van een assurantietussenpersoon brengt onder meer met zich dat zij dient te waken voor belangen van de verzekerden ( [eiser 1] ). Dat behelst onder meer dat zij moet zorgen voor een passende verzekering, waaronder ook afdoende verzekeringsdekking, bestaande uit een verzekerde som die voldoende is. Ook het waken voor onderverzekering valt onder die zorgplicht. De assurantietussenpersoon is in dit verband meer dan alleen een ‘doorgeefluik’. Zij dient zich in te spannen voor de vaststelling van een juiste verzekerde som. Het opvragen van een verzekerde som en dit simpelweg, zonder enige vorm van controle doorgeven aan de verzekeraar, zoals [gedaagde] in dit geval heeft gedaan, volstaat daarom niet. Van [gedaagde] mocht een proactieve houding verwacht worden.
[gedaagde] heeft niets gedaan om zich ervan te vergewissen dat de door [eiser 1] genoemde herbouwwaarde juist was, hetgeen temeer van haar verwacht mocht worden nu uit de bewoordingen in de e-mail van [eiser 1] blijkt dat hij moeite had die waarde te bepalen.
[gedaagde] had in de gegeven omstandigheden nader onderzoek moeten doen naar de herbouwwaarde. Uit niets blijkt dat zij dat heeft gedaan. Zij had ervoor kunnen opteren om de verzekerde som te laten vaststellen, bijvoorbeeld aan de hand van een voortaxatie.
Zij heeft niet alleen achterover geleund, maar bovendien [eiser 1] ook nimmer gewezen op het risico van onderverzekering. Op haar rust bovendien een dossierplicht; belangrijke adviezen en gesprekken met haar verzekerden moeten vastgelegd worden. Dat is niet gebeurd. Zij heeft nimmer met [eiser 1] gesproken over (het belang van) een voldoende verzekerde som, het risico op onderverzekering of de verstrekkende gevolgen daarvan, noch heeft zij enige controle uitgevoerd op de juistheid van de verzekerde som.
Deze zorgplicht geldt niet alleen in de totstandkomingsfase van de overeenkomst, maar ook gedurende de looptijd daarvan. In de periodieke gesprekken diende [gedaagde] zich er actief van te vergewissen of de verzekerde som correct was. Die gesprekken hebben weliswaar plaatsgevonden, maar het simpelweg bevragen van [eiser 1] naar de verzekerde sommen is niet voldoende. Dat [gedaagde] vervolgens in een gespreksverslag uit november 2019 noteert dat de verzekerde sommen voldoende zijn wringt daarom des te meer, zij heeft immers op geen enkel moment enige controle daarop uitgeoefend.
Het heeft er alle schijn van dat ook [gedaagde] , assurantietussenpersoon en derhalve deskundige op het gebied van verzekeringen, geen weet had van verzekerde sommen en de vaststelling daarvan. Dat maakt de onderhavige kwestie des te kwalijker.
[gedaagde] is daarnaast tekortgeschoten in de verplichtingen uit hoofde van het met [eiser 1] afgesloten serviceabonnement. [gedaagde] had immers de verplichting om jaarlijks de verzekeringen te ‘updaten’ en een dekkingscontrole tegen onderverzekering uit te voeren.
Die verplichtingen heeft [gedaagde] verzuimd en dat valt haar aan te rekenen.
Als zij immers de dekkingscontrole had uitgevoerd, was daaruit naar voren gekomen dat het pand onderverzekerd was, meer bepaald dat de verzekerde som niet afdoende was.
[gedaagde] is op grond van artikel 6:74 BW gehouden de schade van [eiser 1] als gevolg van voornoemde tekortkomingen te vergoeden. Die schade staat immers in causaal verband tot het tekortschieten van [gedaagde] . Ingeval [gedaagde] haar verzekerde, [eiser 1] , had ingelicht over het risico op onderverzekering en de gevolgen daarvan en [eiser 1] had gewaarschuwd dat de verzekerde som te laag was, dan had [eiser 1] zonder meer de verzekerde som verhoogd. [eiser 1] had immers alle belang bij een juiste verzekerde som.
De omvang van de schade staat vast nu deze door experts is vastgesteld en vastgelegd in een akte van schadetaxatie, die bindend is, ook voor de verzekeraar. De schade is door de heer [C] (schade-expert in dienst bij Achmea) en door de heer [D] als contra-expert vastgesteld op een bedrag van € 1.117,581,00. Die akte van schadetaxatie is met andere woorden het vertrekpunt en dat bedrag zou, ingeval geen sprake was van onderverzekering, ook zijn uitgekeerd aan [eiser 1] . Evenwel, vanwege onderverzekering zal aan [eiser 1] na herbouw slechts een bedrag van € 257.625,31 worden uitgekeerd. De schade van [eiser 1] is derhalve het verschil tussen de totale schade en de uitkering, zijnde € 859.955,69.
Naast betaling van dat bedrag maakt [eiser 1] aanspraak op de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW, de buitengerechtelijke incassokosten, proceskosten en nakosten.