ECLI:NL:RBOVE:2021:4143

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
13 oktober 2021
Publicatiedatum
4 november 2021
Zaaknummer
C/08/257639 / HA ZA 20-475
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid producent cv-ketel voor brandschade en verjaring van vordering

In deze zaak vordert de besloten vennootschap Vastgoed Onstwedde B.V. (hierna: Onstwedde) schadevergoeding van Bosch Thermotechniek B.V. (hierna: Bosch) naar aanleiding van een brand die op 24 juni 2010 heeft gewoed in een pand dat Onstwedde in gebruik had. De brand heeft geleid tot aanzienlijke schade aan het pand, dat uiteindelijk op last van de gemeente is gesloopt. Onstwedde stelt dat de brand is veroorzaakt door een gebrekkige Topline-ketel van Bosch, die in het pand was geïnstalleerd. De rechtbank heeft in een tussenvonnis van 13 oktober 2021 de aansprakelijkheid van Bosch voor de schade aan Onstwedde aan de orde gesteld. De rechtbank heeft vastgesteld dat er deskundigenonderzoek nodig is om de oorzaak van de brand vast te stellen, aangezien zowel Onstwedde als Bosch rapporten hebben ingediend die elkaar tegenspreken. Bosch heeft aangevoerd dat de vordering van Onstwedde is verjaard, maar de rechtbank oordeelt dat Onstwedde pas in januari 2018 voldoende zekerheid had over de aansprakelijkheid van Bosch, waardoor de vordering niet is verjaard. De rechtbank heeft de zaak aangehouden voor verdere behandeling en deskundigenonderzoek.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
zaaknummer / rolnummer: C/08/257639 / HA ZA 20-475
Vonnis van 13 oktober 2021
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VASTGOED ONSTWEDDE B.V.,
gevestigd in Dongeradeel en kantoorhoudende in Dokkum,
eiseres,
advocaat mr. ing. M. van Kempen te Tilburg,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BOSCH THERMOTECHNIEK B.V.,
gevestigd in Apeldoorn en kantoorhoudende in Deventer ,
gedaagde,
advocaten mrs. H. Lebbing en E.S. Oudshoorn te Rotterdam.
Partijen zullen hierna Onstwedde en Bosch genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 17 maart 2021 en de daarin genoemde processtukken
  • de akte overlegging producties van beide partijen
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 24 juni 2021 en de daaraan gehechte pleitnota’s
  • e-mailcorrespondentie naar aanleiding van het proces-verbaal.
1.2.
Hierna is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op 24 juni 2010 om 00.50 uur heeft een felle brand gewoed in het pand van Onstwedde aan de [adres 1] in [plaats] (hierna te noemen: het pand). Daarbij is het pand aanzienlijk beschadigd geraakt en deels ingestort. Het pand is uiteindelijk op last van de gemeente gesloopt.
2.2.
Ten tijde van de brand was de enig aandeelhouder en bestuurder van Onstwedde de heer [B] . De beheerder van het pand was op dat moment de heer [C] .
2.3. In het pand waren een snackbar, een pizzeria, twee bovenwoningen, een kantoor en een kamer gevestigd die Onstwedde bedrijfsmatig verhuurde. De exploitatie c.q. de verhuur van het pand, alsmede van het pand aan de [adres 2] te [plaats] , bestaande uit een bovenwoning en een klein café, vormden voor Onstwedde de enige bron van inkomsten.
2.4.
Het pand was voorzien van twee combiketels van Bosch /Nefit, één van het type Ecomline Classic en één van het type Topline B3M. Laatstgenoemde ketel (hierna te noemen: de Topline-ketel) is in augustus 2008 in het pand geïnstalleerd.
2.5.
Op de handgeschreven factuur die betrekking heeft op de levering en installatie van voornoemde ketels staat vermeld dat het om twee Nefit HR Topline combiketels gaat, zonder vermelding van een typenummer.
2.6.
Bosch /Nefit produceert verschillende types Topline ketels. Ketels van het type Topline B3M hadden een vermogen van minder dan 30 kW. Nefit heeft ook ketels geproduceerd van het type Topline B3L. Dit betroffen ketels met een vermogen van meer dan 45 kW.
2.7.
Op 2 februari 2009 heeft Bosch de bij haar bekende installateurs gewaarschuwd dat gebleken is dat ten aanzien van de ketels van het type Nefit TopLine 45 kW een brandgevaarlijke situatie kan ontstaan. Bosch heeft hen meegedeeld dat alle toestellen van dat type op korte termijn gecontroleerd moeten worden en tijdelijk moeten worden voorzien van een nieuwe brander. In die brief staat, voor zover van belang, ook vermeld:
Uit het onderzoek komt ook naar voren dat om een brandgevaarlijke situatie te voorkomen het in het algemeen van groot belang is dat de branderklemmen te allen tijde op een juiste manier worden vastgezet. Dit geldt ook voor de Nefit TopLine 25 en 30 kW. Wij hebben bij deze toestellen op dit punt een praktische verbetering doorgevoerd die correcte montage helpt waarborgen.
2.8.
Op 25 juni 2010 heeft CED Forensic B.V. (hierna te noemen: CED) in opdracht van Nationale Nederlanden, de opstalverzekeraar van Onstwedde (hierna te noemen: Nationale Nederlanden), technisch onderzoek gedaan naar de brand. In een rapport d.d. 7 september 2010 dat naar aanleiding van dit onderzoek is opgesteld, staat als conclusie vermeld:

6.Conclusie:

De brand is ontstaan in de ruimte voor het kantoor waar zich de elektrische huisinstallatie en 2 combiketels bevonden.
Waarschijnlijk is de brand ontstaan door een storing of technisch mankement in de elektrische huisinstallatie of de combiketels. In verband met instortingsgevaar heeft hier geen nader onderzoek aan kunnen plaats vinden.
Voor zover van belang staat verder in dit rapport nog vermeld:

8.Overleg opdrachtgever

Tijdens het onderzoek heb ik diverse malen telefonisch contact met u gehad.
Omdat het pand niet totaal verloren is en de plaats van het ontstaan van de brand zich in het midden van het pand bevindt is het niet mogelijk om zonder meerschade toe te brengen aan onbeschadigde delen van het pand, het vervolgonderzoek te laten plaatsvinden.
Om de schade te beperken is met verzekerde, de schade-expert en de contra expert afgesproken dat zij een gesprek zullen hebben en zullen beoordelen op welke wijze en omvang er gesloopt kan worden waardoor de technisch onderzoekers hun onderzoek naar behoren kunnen uitvoeren.
Op 2 september 2010 werd na overleg besloten het technisch onderzoek niet voort te zetten. De gevaarlijke onderzoekomstandigheden konden zonder aanzienlijke kosten niet worden opgeheven.
2.9.
In een brief van 25 augustus 2010 aan Nationale Nederlanden heeft de assurantietussenpersoon van Onstwedde geschreven dat de oorzaak van de brand waarschijnlijk in de cv-installatie zit.
2.10.
Nationale Nederlanden heeft in december 2010 dekking geweigerd. Onstwedde is vervolgens een procedure gestart tegen haar assurantietussenpersoon. Die procedure heeft geen resultaat gehad.
2.11.
Op last van de bank zijn in 2013 het perceel aan de [adres 1] en het pand aan de [adres 2] te [plaats] executoriaal verkocht.
2.12.
In februari 2017 heeft Bosch op haar website een veiligheidswaarschuwing geplaatst met betrekking tot onder meer de ketels van het type Nefit Topline met een vermogen tot en met 30 kW, geproduceerd vanaf 2006 tot en met 2009.
2.13.
In opdracht van onder meer RTL Nederland heeft C+B advies en expertise (hierna te noemen: C+B) een onderzoek uitgevoerd naar de ketels van het type Topline B3M en B3L die geproduceerd zijn in de periode van 2006 tot en met 2009. De conclusie uit dat onderzoek was onder meer dat die ketels brandgevaarlijk zijn, dat Nefit hiervan al jarenlang op de hoogte was maar consumenten daarover nooit volledig heeft geïnformeerd en ook de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (hierna te noemen: NVWA) onvolledig of onjuist heeft geïnformeerd. Op 9 januari 2018 heeft RTL Nieuws de resultaten van het betreffende onderzoek naar buiten gebracht.
2.14.
Het Bureau Risicobeoordeling & Onderzoek (hierna te noemen: BuRo) van de NVWA heeft het rapport van C+B beoordeeld en daarbij geconcludeerd dat zij in het algemeen de conclusies over de risico’s van de ketels in kwestie onderschrijft.
2.15.
Naar aanleiding van het rapport van C+B heeft Bosch TNO opdracht gegeven de veiligheidsrisico’s van de betreffende ketels te onderzoeken. De conclusie uit dat onderzoek, dat gericht was op de ketels waarbij de V1-branderset reeds was vervangen door een
V3-branderset, was onder meer dat de kans op brand zeer klein is.
2.16.
BuRo heeft naar aanleiding van het rapport van TNO geoordeeld dat dat rapport niet voldoende informatie oplevert om te kunnen beoordelen of de risico’s bij de ketels in kwestie na de door Bosch doorgevoerde modificaties beheerst zijn.
2.17.
Bij brief van 18 februari 2019 heeft Onstwedde Bosch benaderd in verband met de brand en om een gesprek verzocht, welk gesprek vervolgens heeft plaatsgevonden. Op 29 oktober 2019 heeft Onstwedde Bosch vervolgens aansprakelijk gesteld voor de schade als gevolg van de brand.
2.18.
Onstwedde heeft van de Belastingdienst een aanslag Vennootschapsbelasting d.d. 30 maart 2019 van € 0,00 ontvangen waarin als vastgestelde belastbare winst een bedrag van - € 273.349,00 vermeld staat.
2.19.
Bij beschikking van 10 april 2020 van de rechtbank Noord-Nederland is op verzoek van Onstwedde de vereffening van haar vermogen heropend.
2.20.
In opdracht van Onstwedde heeft expertisebureau HIJ5 (hierna te noemen: HIJ5) onderzoek gedaan naar de oorzaak van de brand. In haar rapport van 6 juli 2020 heeft zij geconcludeerd dat het aannemelijk is dat de Topline-ketel is aan te wijzen als de oorzaak van de brand.
2.21.
In opdracht van Bosch heeft DEKRA Experts (hierna te noemen: DEKRA) begin 2021 ook onderzoek gedaan naar de oorzaak van de brand. Haar conclusie is dat die oorzaak niet in de Topline-ketel is gelegen.
2.22.
Bosch heeft in februari 2021 ook zelf onderzoek gedaan naar de oorzaak van de brand en daarbij geconcludeerd dat het vanuit technisch opzicht niet aannemelijk is dat de Topline-ketel de oorzaak is geweest van de brand,.

3.Het geschil

3.1.
Onstwedde vordert bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
primair
- voor recht te verklaren dat Bosch onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld doordat zij een gebrekkig product - althans de Topline-ketel - in het verkeer heeft gebracht dat schade veroorzaakt bij normaal gebruik voor het doel waarvoor het is bestemd en dat Bosch dientengevolge aansprakelijk is voor de schade die Onstwedde als gevolg daarvan, althans als gevolg van de door die ketel veroorzaakte brand, lijdt en Bosch derhalve gehouden is die schade aan Onstwedde te vergoeden;
- Bosch te veroordelen tot betaling van schadevergoeding aan Onstwedde voor de schade aan de opstal aan het adres [adres 1] te [plaats] , te begroten op het bedrag van de herbouwwaarde van die opstal, althans op het bedrag van € 680.588,95, althans een in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente;
- Bosch te veroordelen tot het betalen van schadevergoeding aan Onstwedde voor de gederfde huurinkomsten van € 214.000,-, althans een in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de jaarlijkse indexering, alsmede met de wettelijke rente;
- Bosch te veroordelen tot vergoeding van de schade die Onstwedde lijdt als gevolg van, althans in verband met de executoriale verkoop en de daarmee gepaard gaande kosten van
€ 31.770,40 en het door Onstwedde geleden verlies van € 273.349,00 althans een in goede
justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente;
- Bosch te veroordelen tot vergoeding van de schade die Onstwedde lijdt in verband met de
heropening van de vereffening van haar vermogen van € 2.220,25 exclusief btw,
althans een in goede justitie te bepalen bedrag;
- Bosch te veroordelen tot betaling van de belastingschade die Onstwedde lijdt, te bepalen op het verschil tussen de winst- c.q. vennootschapsbelasting die feitelijk wordt geheven over de schadevergoeding, in elk geval doch niet uitsluitend ter zake van de gederfde huurinkomsten die Onstwedde ingevolge het te wijzen vonnis zal ontvangen en het contant gemaakte bedrag aan winst- c.q. vennootschapsbelasting dat Onstwedde in de periode van 24 juni 2010 tot en met de in goede justitie bepaalde dag zou hebben moeten betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente;
subsidiair
voor recht te verklaren dat Bosch onrechtmatig heeft gehandeld jegens Onstwedde doordat zij een gebrekkig product - althans de Topline-ketel - in het verkeer heeft gebracht dat schade veroorzaakt bij normaal gebruik voor het doel waarvoor het is bestemd, en dat Bosch dientengevolge aansprakelijk is voor de schade die Onstwedde als gevolg daarvan, althans als gevolg van de door die ketel veroorzaakte brand, lijdt en Bosch derhalve gehouden is die schade aan Onstwedde te vergoeden, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
primair en subsidiair
- Bosch te veroordelen tot vergoeding van de buitengerechtelijke kosten van € 6.775,00,
te vermeerderen met de wettelijke rente;
- Bosch te veroordelen in de kosten van deze procedure, de nakosten daaronder begrepen, en te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
Bosch voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover dat van belang is voor de beoordeling van het geschil, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Het proces-verbaal

4.1.
Na de mondelinge behandeling en toezending van het proces-verbaal aan partijen heeft de raadsman van Bosch gereageerd op het proces-verbaal. In dat verband heeft hij in een vijf pagina’s tellend betoog geschreven waarin hij de zakelijke weergave van het verhandelde ter zitting onder meer van een nadere context en duiding heeft voorzien. Onstwedde heeft bezwaar gemaakt tegen de inhoud van deze reactie.
4.2.
De rechtbank overweegt als volgt. Na de mondelinge behandeling is door de rechtbank buiten aanwezigheid van partijen een proces-verbaal opgemaakt. Dit betreft een zakelijke weergave van hetgeen ter zitting is voorgevallen (artikel 90 lid 3 Rv). Met een proces-verbaal wordt niet beoogd een feitelijke en volledige weergave te verschaffen van hetgeen ter zitting naar voren is gebracht. Anders dan Bosch meent is een rechter niet verplicht om een verklaring van een getuige of deskundige in het geheel op te nemen. Ingevolge lid 4 van artikel 90 Rv kan de rechter dat doen als zij dat gewenst acht. Nu de aanwezige personen slechts als informant zijn gehoord, heeft de rechtbank daartoe geen aanleiding gezien.
Indien partijen constateren dat hun eigen verklaring feitelijke onjuistheden bevat is voorstelbaar dat zij dit door middel van een brief kenbaar maken aan de rechtbank en om aanhechting van deze brief aan het proces-verbaal verzoeken. Het is echter niet te bedoeling dat partijen een nadere duiding geven aan stellingen die zij hebben ingenomen of deze voorzien van een nadere context. Enkel voor zover de brief van de raadsman van Bosch melding maakt van feitelijke onjuistheden zal deze bij de navolgende beoordeling in aanmerking worden genomen.
De kern van het geschil
4.3.
In deze zaak ligt de vraag voor of Bosch aansprakelijk kan worden gehouden voor de schade die Onstwedde heeft geleden als gevolg van de brand op 24 juni 2010 en zo ja, hoe hoog die schade is.
4.4.
Onstwedde stelt zich onder verwijzing naar onder meer de rapporten van C+B, TNO, BuRo en HIJ5 op het standpunt dat ten minste met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid geconcludeerd moet worden dat de brand is veroorzaakt door één of meer (veiligheids)gebreken aan de Topline-ketel. Zij houdt Bosch dan ook op grond van artikel 6:162 in samenhang met (de criteria van) artikel 6:185 BW aansprakelijk voor de door haar geleden schade en voert daartoe het volgende aan. Bosch heeft met de Topline-ketel een gebrekkig product op de markt gebracht, althans een product dat niet de eigenschappen bezit en de veiligheid biedt die bij een normaal gebruik daarvan voor het doel waarvoor deze bestemd is, verwacht mogen worden en heeft dus onrechtmatig gehandeld.
Volgens het rapport van C+B is bij de ketels van het type B3M (en B3L) van de Topline-serie namelijk sprake van drie ernstige mankementen die ieder voor zich kunnen en zullen leiden tot lekkage van zeer hete verbrandingsgassen met als gevolg een aanmerkelijk risico op brand, welk risico zich daadwerkelijk heeft gemanifesteerd. Dit betreft een gebrekkige afdichting van de branderkap en de verbrandingskamer door enerzijds niet goed geplaatste, daarvoor bedoelde branderklemmen en anderzijds een gebrekkige en soms ook gedeeltelijk gedraaid gemonteerde rubberen afdichting, alsmede vervorming (doorbuiging) van de bovenzijde van de verbrandingskamer waardoor een goede afdichting tussen de branderkap en de verbrandingskamer niet meer mogelijk is. Deze gebreken waren in volle omvang aanwezig bij de Topline-ketel van Onstwedde, zodat sprake was van een zeer gevaarlijke en onveilige ketel. Bosch was al vanaf 2009 op de hoogte van de betreffende gebreken, maar heeft desondanks verzuimd tijdig adequate maatregelen te treffen om de veiligheidsrisico’s weg te nemen. Pas in 2017 is Bosch begonnen met het uitvoeren van modificaties aan de al in gebruik zijnde ketels van het type B3M, zodat bij de Topline-ketel van Onstwedde geen modificaties zijn uitgevoerd. Bosch heeft dus willens en wetens de aanmerkelijke kans dat uit de voornoemde gebreken voortvloeiende (brand)gevaren en risico’s zich zouden verwezenlijken aanvaard en de ernstige gevolgen op de koop toegenomen.
Verjaring
4.5.
Het meest verstrekkende verweer van Bosch is dat de vordering van Onstwedde is verjaard. Zij voert daartoe samengevat het volgende aan. Onstwedde heeft niet alleen ruim negen jaar stilgezeten alvorens Bosch aan te spreken, maar heeft in die negen jaar überhaupt geen actie ondernomen en op geen enkele wijze geprobeerd haar rechten veilig te stellen. Onstwedde is sinds het verschijnen van het rapport van CED bekend met Bosch als vermeende schadeveroorzaker en de verjaringstermijn is dan ook per/omstreeks 17 september 2010 gaan lopen, zodat de vordering per september 2015 is verjaard. CED wijst de combiketels immers aan als één van de mogelijke oorzaken van de brand en Onstwedde wist naar aanleiding van de in r.o. 2.5 genoemde factuur dat sprake was van een ketel van het type Topline van Bosch . Uit de in r.o. 2.9 genoemde brief van de assurantietussenpersoon blijkt ook dat Onstwedde in 2010 zelf al ervan overtuigd was dat de brand in de Topline-ketel was ontstaan. [B] heeft bovendien bij CED verklaard dat [C] hem had verteld dat de brand bij de Topline-ketel was ontstaan. Er bestonden in september 2010 dus voldoende concrete aanknopingspunten en voldoende zekerheid over de schadeoorzaak en schadeveroorzaker om in actie te komen tegen Bosch . Voor zover die zekerheid er op dat moment nog niet was, geldt dat Onstwedde deze met een zeer beperkt onderzoek had kunnen verkrijgen. Het onderzoek van HIJ5 is immers gebaseerd op gegevens die al in september 2010 bekend waren, zodat Onstwedde dat onderzoek toen ook al had kunnen laten uitvoeren. De problemen rondom de Topline-ketels waren in februari 2009 bovendien al in verschillende mediaberichten verschenen, zodat Onstwedde door middel van een simpele zoekopdracht via Google bekend had kunnen zijn met mogelijke veiligheidsgebreken. Onstwedde heeft in het geheel geen onderzoek gedaan naar mogelijke oorzaken van de brand, ook bijvoorbeeld niet naar de technische installatie die zich in dezelfde ruimte bevond, en heeft ook geen aansprakelijkstelling verzonden hoewel dat vrij eenvoudig had gekund.
4.6.
Onstwedde betwist onder verwijzing naar vaste jurisprudentie van de Hoge Raad dat haar vordering is verjaard. Zij betoogt in dit kader dat de verjaringstermijn geen aanvang neemt zolang de benadeelde zich niet realiseert dat de schade op onrechtmatige wijze is veroorzaakt. Volgens Onstwedde gaat Bosch er ten onrechte aan voorbij dat blijkens de bevindingen van CED sprake was van twee mogelijke oorzaken van de brand en brengt het enkele feit dat de brand mogelijk veroorzaakt zou kunnen zijn door de Topline-ketel niet mee dat Onstwedde zich in september 2010 bewust was van de mogelijkheid dat Bosch voor de schade aansprakelijk was en dat Onstwedde toen reeds in staat was een rechtsvordering in te stellen. Onstwedde wijst er ook op dat Bosch de veiligheidsproblematiek met betrekking tot de Topline-ketels jarenlang bewust onder de pet heeft gehouden, dat de berichtgeving in 2009 uitsluitend betrekking had op de 45 kW-toestellen (de 3BL) en dus niet op de 30 kW-toestellen (B3M) zoals die van Onstwedde en dat de betreffende problematiek pas omstreeks 9 januari 2018 naar buiten is gekomen. Zij stelt zich dan ook op het standpunt dat zij ten vroegste rond die datum geacht moet worden met voldoende zekerheid bekend te zijn geworden met het gegeven dat de schade is veroorzaakt door tekortschietend of foutief handelen van Bosch , zodat de termijn van vijf jaar op het moment van dagvaarden nog niet was verstreken.
4.7.
De rechtbank overweegt als volgt. Op grond van artikel 3:310 lid 1 BW verjaart een rechtsvordering tot vergoeding van schade door verloop van vijf jaren na de aanvang van de dag, volgende op die waarop de benadeelde zowel met de schade als met de daarvoor aansprakelijke persoon bekend is geworden en in ieder geval door verloop van twintig jaren na de gebeurtenis waardoor de schade is veroorzaakt. Naar vaste rechtspraak van de Hoge Raad gaat het bij de korte verjaringstermijn van vijf jaren om een subjectieve daadwerkelijke bekendheid, zodat het enkele vermoeden van het bestaan van schade niet volstaat (o.m. HR 24 januari 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF0694). Dit neemt niet weg dat degene die de identiteit van de aansprakelijke persoon met een beperkt onderzoek eenvoudig had kunnen achterhalen, maar heeft nagelaten een dergelijk onderzoek in te stellen, zich ter afwering van een beroep op verjaring niet kan beroepen op onbekendheid met de aansprakelijke persoon. Indien die identiteit gemakkelijk kan worden vastgesteld, mag van de benadeelde in beginsel worden verlangd dat hij zich enigermate inspant om erachter te komen wie voor de schade aansprakelijk is (o.m. HR 3 december 2010, ECLI:NL:HR:2010:BN6241). De korte verjaringstermijn van vijf jaren begint pas te lopen op de dag na die waarop de benadeelde daadwerkelijk in staat is een rechtsvordering tot vergoeding van de door hem geleden schade in te stellen (o.m. HR 31 oktober 2003, ECLI:NL:HR:2003:AL8186). Daarvan zal sprake zijn als de benadeelde voldoende zekerheid – die niet een absolute zekerheid hoeft te zijn – heeft verkregen dat de schade is veroorzaakt door tekortschietend of foutief handelen van de betrokken persoon. Dit betekent niet dat de benadeelde steeds bekend moet zijn met de (exacte) oorzaak van de schade (HR 20 februari 2004, ECLI:NL:HR:2004:AN8903). Bekendheid met de mogelijkheid dat een ander voor de door de benadeelde geleden schade aansprakelijk is, is niet voldoende voor de conclusie dat er bij de benadeelde voldoende zekerheid was dat de schade is veroorzaakt door tekortschietend of foutief handelen (o.m. HR 31 maart 2017, ECLI:NL:2017:552,
Mispelhoef). Het antwoord op de vraag op welk tijdstip de vijfjarige verjaringstermijn start, hangt uiteindelijk af van alle ter zake dienende omstandigheden (o.m. HR 31 oktober 2003, ECLI:NL:HR:2003:AL8186). Uit rechtspraak van de Hoge Raad volgt verder dat onbekendheid met of onzekerheid over de juridische beoordeling van de feiten en omstandigheden die betrekking hebben op de schade en de daarvoor aansprakelijke persoon, niet aan aanvang van de verjaringstermijn van art. 3:310 lid 1 BW in de weg staat. Deze juridische beoordeling ziet niet op de kennis en het inzicht die nodig zijn om de deugdelijkheid van een geleverde prestatie te beoordelen. Het ontbreken van deze kennis of dit inzicht kan immers betekenen dat de benadeelde nog onvoldoende zekerheid heeft verkregen dat schade is veroorzaakt door tekortschietend of foutief handelen van de betrokken persoon (HR 9 oktober 2020 ECLI:NL:HR:2020:1603).
4.8.
Toegepast op de onderhavige casus leidt voornoemd kader naar het oordeel van de rechtbank tot de conclusie dat het beroep op verjaring niet slaagt. Het uitgangspunt is immers dat sprake moet zijn van subjectieve daadwerkelijke bekendheid, zodat het niet de vraag is wat Onstwedde had behoren te weten over de schade en de aansprakelijke persoon, maar wat zij daarover daadwerkelijk wist. Uit de gegeven feiten en omstandigheden blijkt niet dat Onstwedde in september 2010 al voldoende zekerheid had dat de brand veroorzaakt was door tekortschietend of foutief handelen van Bosch . Het rapport van CED is daartoe gelet op het hiervoor genoemde Mispelhoef-arrest onvoldoende, nu CED aan de hand van de door haar vastgestelde plaats waar de brand is ontstaan slechts een tweetal waarschijnlijke oorzaken van die brand heeft genoemd, welke oorzaken in verband met het instortingsgevaar van het pand vervolgens niet nader zijn onderzocht. De brief van de assurantietussenpersoon, waarvan Onstwedde overigens ontkent deze destijds te hebben ontvangen, dateert van vóór het eerste rapport van CED, zodat aangenomen moet worden dat de daarin geopperde brandoorzaak niet op enig onderzoek is gebaseerd en daarover dus geen enkele zekerheid bestond. Aan de door Bosch aangehaalde verklaring van [B] moet om diezelfde reden voorbij worden gegaan.
4.9.
Bosch betoogt nog dat op Onstwedde een onderzoeksplicht rustte en dat zij daarom kennis had moeten hebben van de in februari 2009 verschenen mediaberichten, althans in 2010 al een onderzoek als het door HIJ5 verrichte onderzoek had moeten laten uitvoeren, maar de geldende jurisprudentie biedt naar het oordeel van de rechtbank geen aanknopingspunten voor een dergelijk vergaande onderzoeksplicht. Weliswaar heeft de Hoge Raad in het hiervoor genoemde arrest van 3 december 2010 een onderzoeksplicht aangenomen, maar dit betrof een beperkte onderzoeksplicht naar de identiteit van de aansprakelijke persoon in een situatie dat de benadeelde reeds van de onrechtmatige daad op de hoogte was. Van een dergelijke situatie is in het onderhavige geval geen sprake. Integendeel, Onstwedde had zich in september 2010 in het geheel nog niet gerealiseerd dat mogelijk sprake was van onrechtmatig handelen. Er waren dus onvoldoende aanknopingspunten om enig onderzoek van haar te vergen. De door Bosch voorgestane vergaande algemene onderzoeksplicht sluit overigens ook niet aan bij het vereiste van subjectieve bekendheid met de schade en de schadeveroorzaker.
4.10.
Bij het voorgaande komt nog dat de in februari 2009 verschenen mediaberichten alleen betrekking hadden op het type B3L, en dus niet op de Topline-ketel van het type B3M die Onstwedde had. Weliswaar staat in de in r.o. 2.7 bedoelde brief ook iets vermeld over dit laatste type, maar die brief is alleen naar installateurs gestuurd. Bosch heeft pas in 2017 een veiligheidswaarschuwing op haar website geplaatst met betrekking tot de B3M. Bosch heeft ook zelf ter zitting verklaard dat de kwestie van de open branderklem bij de B3M in 2009 feitelijk geen probleem opleverde. De stelling van Bosch dat Onstwedde wel al in 2009 had moeten weten van de veiligheidsrisico’s met betrekking tot de B3M komt de rechtbank mede gelet hierop dan ook oneigenlijk voor.
4.11.
Nu niet is gebleken dat Onstwedde eerder dan in januari 2018 voldoende zekerheid heeft verkregen dat de brand is veroorzaakt door tekortschietend of foutief handelen van Bosch , is haar vordering niet verjaard.
Aansprakelijkheid Bosch
4.12.
Bosch stelt zich ook op het standpunt dat haar geen onrechtmatig handelen te verwijten valt en zij betwist dan ook dat zij aansprakelijk is te houden voor de door Onstwedde gestelde schade. Volgens Bosch is de oorzaak van de brand namelijk niet gelegen in de Topline-ketel en moet voorbij worden gegaan aan het rapport van HIJ5. Zij verwijst in dit kader naar het rapport van DEKRA, waarin onder meer vermeld staat dat het dicht bij de Topline-ketel koeler was dan verder weg van die ketel en dat het gehele brandbeeld uitwijst dat de brand juist niet in die ketel is ontstaan. Bosch betoogt ook, onder verwijzing naar haar eigen onderzoek naar de oorzaak van de brand, dat de ketel ten tijde van de brand niet of nauwelijks belast was, aangezien de brand in de zomer plaatsvond, terwijl er niemand in het pand aanwezig was, en dat het zeer onwaarschijnlijk is dat de door Onstwedde gestelde drie veiligheidsgebreken zich hebben voorgedaan in de Topline-ketel van Onstwedde. Volgens Bosch is het dan ook technisch onmogelijk dat die ketel de oorzaak van de brand was. Bosch wijst er verder op dat zij alle veiligheidsmaatregelen heeft genomen die van haar verlangd hadden kunnen worden, alsmede dat in het pand sprake is geweest van dubieuze omstandigheden en dat Onstwedde op vragen van haar kant geen volledige openheid van zaken heeft gegeven. Bosch betoogt tot slot ook dat niet voldaan is aan de vereisten van toerekenbaarheid, causaal verband en relativiteit en betwist gemotiveerd de afzonderlijke door Onstwedde opgevoerde schadeposten.
4.13.
De rechtbank stelt voorop dat op grond van vaste jurisprudentie het in het verkeer brengen van een product dat bij normaal gebruik voor het doel waarvoor het bestemd was, schade veroorzaakt, onrechtmatig is jegens de gebruikers van dat product. In beginsel dient de benadeelde het gebrek, de schade en het causaal verband tussen het gebrek en de schade te bewijzen.
4.14.
Aangezien Onstwedde haar stellingen heeft onderbouwd met het rapport van HIJ5 en Bosch dit rapport gemotiveerd heeft betwist met het rapport van Dekra, hebben beide partijen voldaan aan hun stel- dan wel betwistingsplicht. Dat leidt ertoe dat op dit moment niet vast staat dat de brand in het pand is veroorzaakt door de Topline-ketel. Evenmin kan worden vastgesteld dat de brand geen oorzaak vindt in de Topline-ketel. Gelet op het bovenstaande zal naar het oordeel van de rechtbank een deskundige benoemd moeten worden om vast te stellen wat de oorzaak van de brand is geweest.
4.15.
Voordat zal worden overgegaan tot de benoeming van een deskundige, zal de rechtbank partijen in de gelegenheid stellen zich uit te laten over de wenselijkheid van een deskundigenbericht, over het aantal en het specialisme van de te benoemen deskundige(n) en over de aan de deskundige(n) voor te leggen vragen. Indien partijen zich wensen uit te laten over de persoon van de te benoemen deskundige(n), dienen zij daarbij aan te geven over welke deskundige(n) zij het eens zijn, dan wel tegen wie zij gemotiveerd bezwaar hebben.
4.16.
De rechtbank is voorlopig van oordeel dat kan worden volstaan met de benoeming van één deskundige met voldoende expertise op het gebied van brandonderzoek en dat aan die deskundige de navolgende vragen dienen te worden voorgelegd:
Kunt u aan de hand van de beschikbare bescheiden vaststellen wat de oorzaak van de brand is geweest?
Zo nee, kunt u aangeven wat volgens u de meest voor de hand liggende brandoorzaak is en of aannemelijk is dat die oorzaak moet zijn gelegen in de Topline-ketel?
Zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan de rechtbank volgens u kennis dient te nemen bij de verdere beoordeling?
4.17.
De rechtbank gaat ervan uit dat partijen in onderling overleg overeenstemming bereiken over de persoon van de deskundige. Voor zover partijen daarover geen overeenstemming kunnen bereiken en om die reden iedere partij een deskundige voorstelt, moeten partijen gemotiveerd aangeven waarom zij de voorkeur geven aan de door henzelf voorgestelde deskundige en waarom de door de wederpartij voorgestelde deskundige niet voor benoeming in aanmerking mag komen. Daarbij valt te denken aan zwaarwegende redenen als gebrek aan deskundigheid of gerechtvaardigde twijfels met betrekking tot de onpartijdigheid van de deskundige. Die zwaarwegende redenen moeten worden onderbouwd. De rechtbank zal dan, na weging van de onderbouwing vóór en tegen de benoeming van een potentiële deskundige, een door partijen aangedragen deskundige of een eigen deskundige benoemen.
4.18.
De rechtbank zal de zaak naar de rol verwijzen, zodat partijen zich bij akte over de aangekondigde deskundigenrapportage kunnen uitlaten. Partijen moeten de concept-akte uiterlijk een week vóór de roldatum naar elkaar toesturen, zodat zij in hun definitieve akte op de akte van de wederpartij kunnen reageren.
4.19.
De rechtbank ziet geen aanleiding om af te wijken van het uitgangspunt van de wet, dat het voorschot op de kosten van de deskundige(n) in beginsel door de eisende partij moet worden gedeponeerd.
4.20.
De rechtbank verzoekt Onstwedde in haar akte tevens in te gaan op het feit dat op pagina 2 van het rapport van HIJ5 vermeld staat dat haar advocaat aan de deskundige van HIJ5 vijf foto’s in jpg-formaat en in hoge resolutie heeft verstrekt, waaronder die van de vloer van de elektraruimte. Onstwedde heeft ter zitting immers betwist dat zij de beschikking heeft over die foto. Indien in het rapport van HIJ5 ten onrechte vermeld staat dat de betreffende foto in jpg-formaat en in hoge resolutie aan de deskundige is verstrekt, dient Onstwedde dit met een verklaring van HIJ5 te onderbouwen.
4.21.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
5. De beslissing
De rechtbank
5.1.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
10 november 2021voor het nemen van een akte door beide partijen waarin zij zich uitlaten over de aangekondigde deskundigenrapportage, de persoon van de deskundige en de voorgestelde vragen;
5.2.
bepaalt dat Onstwedde zich in haar akte tevens dient uit te laten over hetgeen hiervoor in r.o. 4.20 is overwogen;
5.3.
bepaalt dat partijen elkaar uiterlijk een week vóór de genoemde roldatum de concept-akte moeten toesturen, zodat zij ieder in hun eigen akte nog kunnen reageren op de standpunten van de wederpartij;
5.4.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.N. Bartels, mr. S.J.S. Groeneveld - Koekkoek en mr. E.C. Rozeboom en in het openbaar uitgesproken op 13 oktober 2021.