Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
gevestigd te [plaats] ,
1.Voorgeschiedenis
2.Procesverloop tot aan de beschikking van de rechter-commissaris
3.Procesverloop na de beschikking van de rechter-commissaris
- het oorspronkelijke klaagschrift van 10 december 2019 (artikel 552a Sv);
- het aanvullend klaagschrift van 16 maart 2020, op zichzelf dan wel als integrerend onderdeel van het hiervoor genoemde oorspronkelijke klaagschrift (artikel 552a Sv);
- het klaagschrift van 17 augustus 2021 (artikel 98 lid 4 Sv).
- de (door de klagers gemachtigde) raadslieden mrs. O.M.B.J. Volgenant en J.E. van Til;
- de officier van justitie mr. A. Schotman, als vertegenwoordiger van het Openbaar Ministerie;
- [naam 2] , bestuurslid van de [klager 1] .
4.De bevoegdheid van de rechtbank
5.De ontvankelijkheid
6.De volgorde van behandeling van de klaagschriften
7.Het klaagschrift tegen de beschikking van de rechter-commissaris
8.De standpunten
9.De beoordeling
kantoekomen. De bij de doorzoekingen van de woningen van de klagers, de [locatie] en [locatie] op 19 november 2018 door de officier van justitie en/of de rechter-commissaris inbeslaggenomen stukken en vastgelegde gegevens kunnen dus (deels) object zijn van het (afgeleide) verschoningsrecht van (één van) de klager(s).
in zijn algemeenheidheeft beoordeeld. De rechter-commissaris heeft immers gemotiveerd geconcludeerd dat de klagers geen (afgeleid) verschoningsrecht toekomt, omdat de ouderlingen [klager 2] , [klager 3] , [klager 4] en [klager 5] niet zodanig intensief betrokken zijn geweest bij het verlenen van geestelijke hulp en zorg aan verdachte [naam 1] dat zij kunnen worden aangemerkt als behorende tot de geestelijke stand tot wie een lid van de gemeente zich vrijelijk en zonder vrees voor openbaarmaking van het toevertrouwde moet kunnen wenden. De rechter-commissaris heeft het vervolgens niet noodzakelijk geacht om kennis te nemen van de stukken en gegevens ten aanzien waarvan de klagers zich op hun verschoningsrecht hebben beroepen.
10.Heropening onderzoek
De rechtbank, het gerechtshof of de Hooge Raad zullen het beroep of het bezwaarschrift afwijzen, of bevelen hetgeen overeenkomstig de bepalingen der wet behoort of had behooren te geschieden’.De raadkamer is van oordeel dat de wet haar, gelet op de inhoud van artikel 448 lid 1 Sv, de ruimte biedt om de zaak (wederom) in handen te stellen van de rechter-commissaris om (volledig) op grond van artikel 98 lid 1 Sv te beslissen.
11.Aanhouding iedere (verdere) beslissing
12.De beslissing
- heropent het onderzoek;
- schorst het onderzoek in het belang van het onderzoek en beveelt de hervatting van het onderzoek op de raadkamerzitting van
- verwijst de zaak naar de rechter-commissaris voor zover het betreft het klaagschrift van 17 augustus 2021 tegen de beschikking van de rechter-commissaris van 15 juli 2021 tot afwijzing van het beroep van de klagers op een (afgeleid) verschoningsrecht om op de voet van artikel 98 lid 1 Sv en met inachtneming van hetgeen hiervoor onder 9.3 is overwogen te beslissen over het door de klagers gedane beroep op het (afgeleide) verschoningsrecht met betrekking tot alle onder de klagers op 19 november 2018 inbeslaggenomen stukken en vastgelegde gegevens;
- stelt de stukken daartoe in handen van de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank;
- houdt iedere (verdere) beslissing aan;
- beveelt de oproeping van de klagers, met afschrift daarvan aan de raadslieden, om op de genoemde raadkamerzitting te verschijnen.