In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Overijssel op 12 juli 2022 uitspraak gedaan in een incident. Eiser, vertegenwoordigd door mr. L.M. Bischof, vorderde een voorschot van € 100.000,- op hetgeen in de hoofdzaak wordt gevorderd, met veroordeling van gedaagde, de besloten vennootschap Transportbedrijf [X] B.V., vertegenwoordigd door mr. E. Nijhoff, in de kosten van het incident. De kantonrechter heeft de vordering van eiser afgewezen. De procedure in het incident volgde op eerdere vonnissen, waaronder een tussenvonnis van 15 maart 2022, waarin de kantonrechter had geoordeeld dat eiser in de periode sinds indiensttreding onderbetaald was in strijd met de cao. Eiser stelde dat de procedure financieel belastend was en dat er een spoedeisend belang bestond voor de gevraagde voorziening. De kantonrechter oordeelde echter dat er onvoldoende onderbouwing was voor de hoogte van het gevorderde bedrag en dat de vordering in het incident niet aannemelijk was. Eiser werd als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld, die zijn begroot op € 498,-. De beslissing werd openbaar uitgesproken door mr. T.J. Thurlings-Rassa.