In deze zaak gaat het om een beroep tegen de afwijzing van een verzoek om kwijtschelding van een lening voor het volgen van een inburgeringscursus. De rechtbank Overijssel heeft op 27 juli 2022 uitspraak gedaan. Eiser, die inburgeringsplichtig is, had een lening aangevraagd voor de inburgeringscursus, maar zijn verzoek werd afgewezen door de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. De rechtbank oordeelt dat de minister in redelijkheid tot deze afwijzing heeft kunnen komen, maar constateert dat de motivering van het besluit niet volledig was. De rechtbank stelt vast dat de minister niet voldoende heeft afgewogen of er bijzondere omstandigheden waren die aanleiding gaven om de lening (gedeeltelijk) kwijt te schelden. Echter, de rechtbank oordeelt dat dit motiveringsgebrek is hersteld in een latere brief van de minister, waardoor het beroep ongegrond wordt verklaard. De rechtbank draagt de minister op het betaalde griffierecht te vergoeden en veroordeelt hem tot vergoeding van de proceskosten van eiser, die in totaal € 1.518 bedragen. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van de inburgeringsplichtige en de voorwaarden voor kwijtschelding van de lening.