ECLI:NL:RBOVE:2022:3524

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
16 september 2022
Publicatiedatum
24 november 2022
Zaaknummer
96.339535.21
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geldboete en rijontzegging voor weigering bloedonderzoek na rijden onder invloed

Op 16 september 2022 heeft de politierechter van de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 27-jarige vrouw die werd beschuldigd van het weigeren van een bloedonderzoek na het rijden onder invloed. De verdachte, geboren in Portugal en woonachtig in Nederland, was aanwezig tijdens de zitting, waar zij werd bijgestaan door haar raadsman, mr. J.F.I. Sahebdien. De officier van justitie vorderde een geldboete van € 1.000 en een rijontzegging van 9 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk.

De politierechter oordeelde dat de verdachte geen gevolg had gegeven aan een bevel tot medewerking aan een bloedonderzoek, wat resulteerde in een bewezenverklaring van de overtreding van artikel 163 van de Wegenverkeerswet 1994. De rechter constateerde echter dat er sprake was van een onherstelbaar vormverzuim, omdat het bevel tot bloedonderzoek mogelijk was gegeven door een onbevoegde ambtenaar. Dit vormverzuim leidde niet tot een vrijspraak, maar werd wel genoteerd in de uitspraak.

De politierechter hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder het feit dat zij geen relevante justitiële documentatie had en afhankelijk was van haar rijbewijs voor haar werk. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 1.000, met een vervangende hechtenis van 20 dagen, en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor 9 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De uitspraak werd mondeling gedaan en de verdachte werd geïnformeerd over haar recht om in hoger beroep te gaan.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 96.339535.21
Proces-verbaal van de in het openbaar gehouden zitting op 16 september 2022
Tegenwoordig: mr. R.P. van Campen, politierechter,
mr. D.D. Bootsma, officier van justitie,
en E. Bauhuis, griffier.
De politierechter doet de zaak tegen de verdachte uitroepen.
De verdachte is aanwezig en antwoordt op de vragen van de politierechter te zijn:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1995 in [geboorteplaats] (Portugal),
wonende aan de [adres] ,
Als raadsman van verdachte is ter terechtzitting aanwezig mr. J.F.I. Sahebdien, advocaat te Enschede.
De politierechter vermaant de verdachte oplettend te zijn op hetgeen zij zal horen en deelt haar mee dat zij niet tot antwoorden verplicht is.
De politierechter deelt mee de korte inhoud van:
1. het in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde personen opgemaakte proces-verbaal, met bijlagen, dossiernummer 2021588275-1, van de Politie, Eenheid Oost-Nederland, District Twente, van 11 januari 2022;
2. een uittreksel uit de justitiële documentatie (strafblad) van verdachte van 19 augustus 2022.
De politierechter ondervraagt de verdachte.
De officier van justitie, de raadsman krijgen de gelegenheid de verdachte vragen te stellen.
De officier van justitie verklaart, zakelijk weergegeven, het volgende.
Wanneer niet zou blijken dat het bevel door een aangewezen ambtenaar is gedaan (in de zin van artikel 163 lid 5), betekent dat dat weliswaar de daarop betrekking hebbende zinsnede in de (standaard)tenlastelegging “hulpofficier van justitie of van een daartoe bij regeling van de Minister van Veiligheid en Justitie aangewezen” niet bewezen kan worden, maar niet dat een algehele vrijspraak moet volgen. Immers deze zinsnede maakt geen onderdeel uit van de delictsomschrijving van artikel 163 lid 6. Het is geen ‘bestanddeel’. Niettemin is wel sprake van een vormverzuim. En het betreft geen vormverzuim dat hersteld kan worden, ook niet met de redenering dat wanneer een bevoegde ambtenaar het had gedaan dat mevrouw ook geweigerd zou hebben o.i.d. Het betreft daarom een onherstelbaar vormverzuim. In het licht van de weigeringsjurisprudentie van de HR sinds het arrest HR 1 april 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF3371 (NJ 2003, 304 en VR 2003, 72) in relatie tot ECLI:NL:HR:2015:2502 (NJ 2016, 114) kan geconcludeerd worden dat dit onherstelbaar
vormverzuim geen schending van een ‘strikte waarborg’ oplevert. Bij een weigering is immers geen sprake van een onderzoek in de zin van artikel 8 waaruit een resultaat is voortgekomen. Terwijl in de "strikte waarborg”-jurisprudentie juist wordt bepaald dat bij de schending van een strikte waarborg het resultaat van het onderzoek (dat dan niet voldoende juist en betrouwbaar geacht mag worden) niet als bewijs mag worden gebruikt.
De uitkomst zou alleen anders kunnen zijn in het (theoretische) geval dat de verdachte zijn weigering heeft gegrond op de omstandigheid dat het bevel bloedonderzoek gegeven is door iemand die geen ‘bevelsbevoegd’ ambtenaar is, en verdachte dat ook gelijk bij zijn weigering aan de politie kenbaar heeft gemaakt. De weging van het verzuim, om het gevolg te bepalen, zal aan de hand van artikel 359a Strafvordering moeten plaatsvinden. Er vanuit gaande dat een politieambtenaar die wel bevoegd zou zijn om zo’n bevel te geven, dat onder de gegeven omstandigheden ook zou hebben gedaan, is enig nadeel voor verdachte niet denkbaar. Volstaan kan worden met de constatering van het verzuim. Zie ook de jurisprudentie omtrent de bevelen van een hulpofficier van justitie die niet gecertificeerd bleek te zijn (bijvoorbeeld
De officier van justitie acht het feit wettig en overtuigend bewezen. Hij vordert dat aan verdachte wordt opgelegd een geldboete van € 1.000,00 subsidiair 20 dagen hechtenis en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 9 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met aftrek.
De raadsman legt een pleitnota over die aan dit proces-verbaal is gehecht en daarvan deel uitmaakt. De verdediging stelt zich op het standpunt dat van een weigering van medewerking geen sprake is geweest, mede omdat het bevel daartoe zou zijn gegeven door een onbevoegde opsporingsambtenaar.
De officier van justitie en de raadsman krijgen nog een keer de gelegenheid het woord te voeren.
De verdachte krijgt het recht als laatste te spreken.
De politierechter verklaart het onderzoek gesloten en zegt direct mondeling uitspraak te zullen doen.
De politierechter spreekt het vonnis uit ter openbare terechtzitting.
aantekening van het mondeling vonnis

1.Inhoud van de tenlastelegging

Overeenkomstig de dagvaarding.
2. Alle gebezigde bewijsmiddelen en andere gronden voor de bewezenverklaring [1]
De politierechter heeft met betrekking tot het onder parketnummer 96-339535-21 bewezen verklaarde feit de hieronder aangeduide redengevende inhoud van het volgende bewijsmiddelen gebezigd voor de bewezenverklaring:
- Het proces-verbaal rijden onder invloed van 18 december 2021, voor zover betreffende de feiten en omstandigheden, inhoudende:
(…) Ik, [verbalisant] (TWN17208), heb de verdachte gevraagd toestemming te verlenen tot het verrichten van een onderzoek als bedoeld in artikel 8 Wegenverkeerswet 1994. De verdachte verleende daartoe geen toestemming. (…) De verdachte gaf geen gevolg aan dit bevel. Dit bleek uit: verdachte is meerdere malen gevraagd om mee te werken aan een bloedonderzoek. Verdachte wil geen antwoord geven en probeert zoveel mogelijk tijd te rekken. Verdachte is vervolgens bevolen om mee te werken aan een bloedonderzoek en wilde hier geen antwoord op geven.
Het hiervoor vermelde bewijsmiddel houdt in de redengevende feiten en omstandigheden dat het hierna bewezenverklaarde feit door verdachte is begaan.

3.Bewezenverklaring

De politierechter is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij op 18 december 2021 te Enschede, als degene tegen wie verdenking was gerezen als bestuurder van een personenauto te hebben gehandeld in strijd met artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994, geen gevolg heeft gegeven aan een aan haar gegeven bevel, zich aan een bloedonderzoek te onderwerpen en geen medewerking daaraan heeft verleend;
De politierechter heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in haar verdediging geschaad.
Uit het dossier en uit hetgeen ter zitting is verhandeld, blijkt dat het een bevel tot medewerking aan een bloedonderzoek is gegeven en dat geen bloedonderzoek heeft plaatsgevonden. Om van een weigering tot medewerking aan een bloedonderzoek te kunnen spreken, is niet noodzakelijk dat sprake is van een uitdrukkelijke of expliciete weigering van verdachte.
Uit het dossier is niet met zekerheid af te leiden of de betreffende hoofdagent bevoegd was tot het geven van het bevel. Daarmee – zou de onbevoegdheid al vaststaan – is echter nog geen sprake van het schenden van een zogeheten strikte waarborg. De strikte waarborgen omtrent het bloedonderzoek strekken ertoe te voorkomen dat verdachte enig nadeel kan ondervinden door de wijze van uitvoering van dat onderzoek. Daarvan is hier evenwel geen sprake. De uitkomst van een eventueel bloedonderzoek wordt niet anders in geval het bevel tot medewerking daaraan door een onbevoegde opsporingsambtenaar is gegeven. Het betreft een procedurele waarborg, waarvan de schending een onherstelbaar vormverzuim oplevert. Daaraan wordt echter geen ander gevolg verbonden dan de enkele constatering daarvan.
De politierechter komt tot een partiele vrijspraak voor wat betreft de zinsnede “hulpofficier van justitie of een daartoe bij regeling van de Minister van Justitie aangewezen”. Dit is ook geen bestanddeel van artikel 163 lid 6 WVW.
De politierechter acht niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd, zodat hij haar daarvan zal vrijspreken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij artikel 163 Wetboek van Strafrecht. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf: overtreding van artikel 163, zesde lid, van de Wegenverkeerswet 1994

5.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De politierechter oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

6.De op te leggen straf en/of maatregel

6.1
De bijzondere redenen hiervoor
Bij de strafoplegging houdt de politierechter rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De politierechter houdt bij de strafoplegging rekening met oriëntatiepunten voor de straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) bij overtreding van artikel 8/163 WVW. Ook neemt de politierechter de volgende factoren in aanmerking.
Verdachte heeft geen relevante justitiële documentatie. Verdachte heeft verteld niet in staat te zijn een taakstraf uit te voeren. Verdachte is voor haar werk afhankelijk van haar rijbewijs, zonder welk zij mogelijk haar baan verliest.
6.2
De straf en/of maatregel
De politierechter:
  • veroordeelt verdachte tot een
  • beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de geldboete niet betaalt, dat
  • ontzegtverdachte
    de bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur
    van 9 (negen) maanden,waarvan
    3 (drie) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren;
  • beveelt dat de tijd gedurende welke het rijbewijs ingevorderd en ingehouden is geweest, ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994, afgetrokken wordt van de duur van de ontzegging.

7.De toegepaste wettelijke voorschriften

Deze beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen en de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24c Wetboek van Strafrecht en 176, 179 Wegenverkeerswet 1994.
De politierechter geeft aan verdachte kennis, dat zij binnen veertien dagen hoger beroep kan instellen tegen dit vonnis en maakt haar opmerkzaam op haar recht om ter terechtzitting van dat rechtsmiddel afstand te doen.
Dit proces–verbaal is door de politierechter en de griffier vastgesteld en ondertekend.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar processen-verbaal zijn dit in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen opgemaakte processen-verbaal.