In deze zaak, die voor de Rechtbank Overijssel is behandeld, betreft het een vordering van Dexia Nederland B.V. tegen een gedaagde die effectenlease-overeenkomsten had afgesloten. De gedaagde had in totaal drie overeenkomsten met Dexia, waarvan de laatste eindigde in 2009. De echtgenote van de gedaagde had geen schriftelijke toestemming gegeven voor het aangaan van deze overeenkomsten, wat leidde tot een beroep op vernietiging op basis van artikel 1:89 BW. Dexia vorderde een verklaring voor recht dat zij aan haar verplichtingen had voldaan en niets meer aan de gedaagde verschuldigd was. De gedaagde voerde verweer en stelde dat er nog een vordering op Dexia resteerde vanwege de vernietiging van de overeenkomsten en de onaanvaardbaar zware financiële last die het aangaan van de overeenkomsten met zich meebracht.
De rechtbank oordeelde dat Dexia haar verplichtingen had nagekomen en dat de gedaagde geen vordering meer op Dexia had. De rechtbank concludeerde dat de echtgenote van de gedaagde op de hoogte was van de lease-overeenkomsten en dat het vernietigingsrecht was verjaard. De rechtbank verklaarde voor recht dat Dexia niets meer aan de gedaagde verschuldigd was en veroordeelde de gedaagde in de proceskosten. Dit vonnis is gewezen door kantonrechter M. Engelbert-Clarenbeek op 10 februari 2022.