Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.Samenvatting
2.Het procesverloop
4.De vorderingen
in conventie
- opheffing van het bewijsbeslag,
- opheffing van de gerechtelijke bewaring van de in beslag genomen bescheiden,
- een verbod voor [partij A] om voor dezelfde of soortgelijke vermeende fraudegevallen opnieuw bewijsbeslag te leggen onder [partij B] of een daartoe strekkend verzoek in te dienen, op straffe van een dwangsom.
5.De beoordeling
in conventie
Hoewel [naam 1] twijfels had bij het starten van een onderneming in Gambia, overtuigde [partij B] hem om haar een kans te geven deze onderneming op te zetten”. [7] Waar de bevoordeling van [partij B] uit zou hebben bestaan is bovendien niet door [partij A] toegelicht. De bevoordeling van de bewuste medebestuurder, de heer [naam 2] (hierna: “ [naam 2] ”), bestaat er volgens [partij A] uit dat [partij B] hem een hoog salaris zou hebben toegekend, terwijl [naam 2] al een riant salaris ontving als monteur bij [partij A] . [partij A] heeft echter niet aannemelijk gemaakt dat de salaristoekenning aan [naam 2] als bestuurder ongerechtvaardigd was en dat zij daardoor is benadeeld, nog daargelaten dat [partij B] bestrijdt dat [naam 1] niet op de hoogte was van de benoeming en salariëring van [naam 2] als bestuurder. [partij B] heeft onweersproken aangevoerd dat het bestuurderssalaris van [naam 2] niet door [partij A] werd betaald maar door [bedrijf 1] zelf, en dat het salaris van [naam 2] als monteur bij [partij A] niet door haarzelf is vastgesteld maar door het UWV.