Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.Samenvatting
2.De procedure
- het verzoekschrift met bijlagen 1 tot en met 17
- het verweerschrift met bijlagen 1 tot en met 51
Rechtbank Overijssel
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Overijssel op 16 juli 2024 geoordeeld over het verzoek van partij A, een stichting, om de arbeidsovereenkomst met partij B, haar directeur, te ontbinden. Partij A stelde dat partij B verwijtbaar had gehandeld door een onevenredig hoge uitbetaling van overuren te vragen en onterecht kosten te declareren. Daarnaast werd aangevoerd dat er sprake was van een verstoorde arbeidsverhouding. Partij B verzet zich tegen de ontbinding en heeft ook enkele verzoeken ingediend die verband houden met de omgang tussen partijen.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat er geen sprake is van verwijtbaar handelen van partij B. Het verzoek om uitbetaling van overuren op zich levert geen verwijtbaar handelen op, en partij A had de gegrondheid van dit verzoek nader moeten onderzoeken. Ook is niet komen vast te staan dat partij B onterecht heeft gedeclareerd. Wat betreft de verstoorde arbeidsverhouding oordeelde de kantonrechter dat deze niet ernstig en duurzaam genoeg is om tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst te leiden. De kantonrechter wees het verzoek van partij A tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst af en veroordeelde partij A in de proceskosten van partij B.
De beslissing benadrukt het belang van een zorgvuldige afweging van de omstandigheden in arbeidsrelaties, vooral in situaties waarin de werkgever ook een rol speelt in het ontstaan van de verstoring van de arbeidsverhouding. De kantonrechter concludeerde dat de werkgever niet voldoende inspanningen heeft geleverd om de relatie te herstellen, wat bijdroeg aan de beslissing om de arbeidsovereenkomst in stand te houden.