ECLI:NL:RBOVE:2024:427
Rechtbank Overijssel
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- T.J. Thurlings – Rassa
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het opleggen van een loonsanctie door het UWV en de re-integratie-inspanningen van de werkgever
In deze uitspraak van de Rechtbank Overijssel wordt het beroep van Stichting Buurtzorg Nederland tegen het opleggen van een loonsanctie door het UWV beoordeeld. Het UWV had op 21 december 2022 besloten dat de werkgever het loon van een werkneemster, die sinds 6 januari 2021 ziek was, moest doorbetalen tot 3 januari 2024. Dit besluit volgde op een beoordeling van de re-integratie-inspanningen van de werkgever, die door het UWV als onvoldoende werd beschouwd. De rechtbank heeft op 13 december 2023 de zaak behandeld, waarbij zowel de gemachtigde van eiseres als die van het UWV via een beeldverbinding aanwezig waren.
De rechtbank concludeert dat het UWV terecht de loonsanctie heeft opgelegd. Eiseres had onvoldoende re-integratie-inspanningen verricht en kon geen deugdelijke grond aanvoeren voor deze tekortkomingen. De rechtbank oordeelt dat het UWV geen verzekeringsarts hoefde in te schakelen, omdat de beschikbare informatie van de bedrijfsarts niet wees op een medische urenbeperking of andere belemmeringen voor re-integratie. De rechtbank stelt vast dat de loonsanctie een reparatoir karakter heeft en dat er geen sprake is van een 'criminal charge' in de zin van het Europees verdrag voor de rechten van de mens.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat de loonsanctie in stand blijft. Eiseres krijgt geen vergoeding van proceskosten en het griffierecht wordt niet teruggegeven. De uitspraak biedt inzicht in de beoordeling van re-integratie-inspanningen en de verantwoordelijkheden van werkgevers in het kader van de Wet WIA.