ECLI:NL:RBOVE:2024:917

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
21 februari 2024
Publicatiedatum
21 februari 2024
Zaaknummer
ak_23_2031
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de toekenning van een WGA-vervolguitkering op basis van arbeidsongeschiktheid

In deze uitspraak van de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, wordt het beroep van eiseres tegen de beslissing van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (Uwv) beoordeeld. Eiseres, die niet op het spreekuur van de verzekeringsarts is verschenen, stelt dat er sprake is van onzorgvuldig medisch onderzoek. Het Uwv had haar een WGA-vervolguitkering toegekend op basis van een arbeidsongeschiktheid van 65 tot 80%. De rechtbank oordeelt dat het Uwv een nieuw medisch onderzoek nodig acht om de huidige situatie van eiseres te beoordelen, aangezien de laatste beoordeling dateert van 2019. Eiseres heeft echter aangegeven geen vertrouwen te hebben in de artsen van het Uwv en heeft niet meegewerkt aan het onderzoek. De rechtbank concludeert dat het bestreden besluit niet deugdelijk is gemotiveerd en vernietigt dit besluit. De rechtbank draagt het Uwv op om binnen drie maanden een nieuw besluit te nemen, waarbij het Uwv rekening moet houden met de uitspraak van de rechtbank. Eiseres heeft ook een verzoek om schadevergoeding ingediend, maar dit wordt afgewezen omdat zij niet heeft aangetoond dat er sprake is van geestelijk letsel als gevolg van het bestreden besluit. De rechtbank bepaalt dat het Uwv het griffierecht aan eiseres moet vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL
Zittingsplaats Almelo
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 23/2031

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres,

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen, verweerder, (het Uwv),
gemachtigde: mr. C. Lubberts.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres over een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA).
1.1.
Met het besluit van 31 mei 2023 heeft het Uwv aan eiseres vanaf 1 september 2023 een vervolguitkering in verband met werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA) toegekend, op basis van een mate van arbeidsongeschiktheid van 65 tot 80%. Met het bestreden besluit van 19 september 2023 op het bezwaar van eiseres is het Uwv bij dat besluit gebleven.
1.2.
Het Uwv heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 16 januari 2024 op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van het Uwv deelgenomen. Eiseres heeft zich afgemeld.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of het Uwv aan eiseres vanaf 1 september 2023 terecht een WGA-vervolguitkering heeft toegekend op basis van een mate van arbeidsongeschiktheid van 65 tot 80%. Zij doet dat aan de hand van de argumenten van eiseres, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep gegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Wat aan de besluitvorming voorafging
4.1.
Eiseres heeft vanaf 2009 als Commercial Assistant Event Organisator voor gemiddeld 39,83 uur per week gewerkt bij AbbVie B.V. Het dienstverband is per 1 december 2017 met een vaststellingsovereenkomst beëindigd.
4.2.
Met een besluit van 27 november 2017 heeft het Uwv aan eiseres vanaf
1 december 2017 een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) toegekend. Deze liep tot en met 15 maart 2019.
4.3.
Eiseres heeft zich op 12 maart 2019 ziek gemeld. Eiseres heeft vanaf 18 maart 2019 tot en met 8 maart 2021 een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) ontvangen.
4.4.
Met een besluit van 24 augustus 2021 heeft het Uwv aan eiseres vanaf 9 maart 2021 tot en met 25 april 2021 een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend. Daarbij is de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres vastgesteld op 80 tot 100%. Met een besluit van
27 augustus 2021 heeft het Uwv eiseres vanaf 26 april 2021 in aanmerking gebracht voor een WGA-loonaanvullingsuitkering. Met een besluit van 24 augustus 2021 heeft het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres vanaf 25 augustus 2021 vastgesteld op 72,94%. Daarbij heeft het Uwv gemeld dat de loonaanvullingsuitkering tot en met 31 augustus 2023 niet wijzigt.
4.5.
Vervolgens heeft besluitvorming plaatsgevonden, zoals vermeld onder ‘Inleiding’.
Standpunten van partijen
Standpunt Uwv
5.1.
Het Uwv stelt zich op het standpunt dat eiseres vanaf 1 september 2023 recht heeft op een WGA-vervolguitkering op basis van een mate van arbeidsongeschiktheid van 65 tot 80%, vanwege een arbeidsongeschiktheidspercentage van 72,94%. Het bezwaar van eiseres was voor het Uwv aanleiding om een herbeoordeling uit te voeren. Eiseres is echter niet verschenen op het spreekuur van de arts. Daarom is het voor het Uwv niet mogelijk om een herbeoordeling te doen en blijft het Uwv bij zijn standpunt.
Standpunt eiseres
5.2.
Eiseres is van mening dat haar WIA-uitkering naar de mate van een arbeidsongeschiktheidspercentage van 80 tot 100% ongewijzigd moet worden voortgezet. Zij stelt dat haar medische situatie niet is veranderd en dat het Uwv zich schuldig maakt aan wanprestatie.
5.2.1.
Eiseres meldt dat deze procedure met het Uwv haar zieker heeft gemaakt en de benodigde GGZ-behandeling abrupt heeft beëindigd, wat haar nog meer stress bezorgt. Eiseres stelt dat zij niet in staat is om een zware GGZ-behandeling te volgen, terwijl deze procedure met het Uwv loopt. Zolang de bestaanszekerheid van eiseres in het geding is, kan zij zich op niets anders concentreren. Eiseres vindt dat haar uitkering ongewijzigd moet worden voortgezet, zodat zij weer de nodige GGZ-hulp kan ontvangen en (uiteindelijk) het beloofde Individuele Plaatsing & Steun (IPS)-traject van het Uwv kan volgen.
5.2.2.
Eiseres kan van de lagere uitkering niet leven. Dit heeft enorme impact op haar welzijn en bestaanszekerheid.
5.2.3.
Eiseres is niet op het spreekuur van de arts verschenen, omdat zij hierover slechts eenmaal per email is bericht, hierover geen brief heeft ontvangen en niet met haar is overlegd over mogelijke data. Volgens eiseres heeft een medewerkster van het Uwv haar gezegd dat een herbeoordeling niet nodig zal zijn, gezien de uitgebreide, beschikbare expertiserapportages van 18 mei 2021. In deze rapporten is de onveranderde situatie van eiseres uitgebreid beschreven. Eiseres heeft hieraan niets toe te voegen, zodat zij een herbeoordeling onnodig vindt.
5.2.4.
Volgens eiseres negeert het Uwv ten onrechte de extern uitgevoerde expertises. Zij vindt dat de verzekeringsarts moet uitgaan van de beoordeling van 1 augustus 2021 van verzekeringsarts K.R.H. de Decker en de expertiserapporten van 18 mei 2021. Eiseres wijst ook op actuele informatie, die zij op 6 juli 2023 aan het Uwv heeft gemaild.
5.2.5.
Eiseres weigert een nieuw verzekeringsgeneeskundig onderzoek. Zij wordt zieker door de handelwijze van het Uwv. Eiseres heeft geen vertrouwen in de medewerkers, arbeidsdeskundigen, artsen, kwaliteit, professionaliteit of objectiviteit van het Uwv. Volgens eiseres leert het Uwv niets van zijn fouten.
5.2.6.
Eiseres meldt dat de verzekeringsarts in het rapport van 1 augustus 2021 heeft geadviseerd na negen maanden een heronderzoek uit te voeren. Dit is het Uwv volgens eiseres ten onrechte niet nagekomen.
5.2.7.
Volgens eiseres houdt het Uwv zich niet aan de afspraken. Afgesproken is dat eiseres de GGZ-hulp zou regelen via haar zorgverzekering met eigen risico. Tijdens de behandeling zou vanuit het Uwv het IPS-traject gestart worden. De lange klachtenprocedure heeft voor grote vertraging gezorgd. De lange wachttijden bij de GGZ en een noodzakelijke verhuizing van eiseres van [plaats] naar [woonplaats] hebben geleid tot uitstel van de GGZ-behandeling. Eiseres stelt dat zij geestelijk problemen ondervindt door de coronapandemie, waardoor alles vertraagd is. Daardoor wordt haar ziekte steeds erger. Ook de noodzaak om bij haar ouders in te wonen veroorzaakt enorme additionele stress en verergering van de ziekte van eiseres. De behandeling is in april 2023 gestart en na ontvangst van het besluit van
31 mei 2023 per 1 juni 2023 weer beëindigd. Een arbeidsdeskundige heeft contact gezocht met eiseres. Deze was niet op de hoogte van de gemaakte afspraken. Eiseres heeft haar situatie uitgelegd. Afgesproken is dat in mei/juni 2023 de situatie weer besproken zou worden. Eiseres stelt dat sprake is van wanprestatie, omdat het Uwv de gemaakte afspraken niet is nagekomen. Het Uwv dient de geestelijke schade die eiseres hierdoor lijdt te vergoeden. De afspraken dienen alsnog nagekomen te worden. Dit betekent volgens eiseres dat de volledige WIA-uitkering aan haar dient te worden uitgekeerd in ieder geval tot en met het inzetten en volbrengen van het IPS-traject. Eiseres verzoekt om toepassing van de menselijke maat.
5.2.8.
Eiseres stelt dat het Uwv haar ten onrechte verwijt dat ze geen gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid het bezwaar tijdens een hoorzitting toe te lichten.
5.2.9.
Volgens eiseres is bij het Uwv sprake van structureel ondeugdelijke bejegening en communicatie, misleiding, uitstellen en desinformatie. Eiseres stelt dat haar klachten niet correct zijn afgehandeld.
5.2.10.
Eiseres is van mening dat het Uwv haar overige ingediende klachten ten onrechte niet aan het dossier heeft toegevoegd.
5.2.11.
Eiseres begrijpt niet waarom het Uwv stukken uit 2017 aan het dossier heeft toegevoegd, als het Uwv van mening is dat de rapporten van 18 mei 2021 niet actueel genoeg zijn.
5.2.12.
Eiseres heeft om vergoeding van de proceskosten gevraagd: verletkosten voor de tijd die zij aan het Uwv heeft moeten besteden en griffierecht. Ook vraagt zij om een schadevergoeding van € 25.000,-.
Verweer Uwv
5.3.
Het Uwv handhaaft zijn standpunt dat eiseres vanaf 25 augustus 2021 72,94% arbeidsongeschikt moet worden geacht. Doordat eiseres niet mee heeft willen werken aan het actuele medisch onderzoek kan het Uwv niet beoordelen of de situatie inmiddels veranderd is.
5.3.1.
De verzekeringsarts heeft op basis van een rapport van 1 augustus 2021 een functionele mogelijkhedenlijst (FML) van 1 augustus 2021 vastgesteld, waarin de beperkingen van eiseres zijn vastgelegd. Vervolgens heeft een arbeidsdeskundige functies geselecteerd, die eiseres met haar beperkingen kan uitvoeren. Met deze functies kan eiseres 72,94% verdienen van het loon dat zij had voordat zij ziek werd. Het Uwv heeft de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres vanaf 25 augustus 2021 dan ook vastgesteld op 72,94%. Vanwege de uitlooptermijn van 24 maanden heeft het Uwv de WGA-loonaanvullingsuitkering van eiseres tot en met 31 augustus 2023 niet gewijzigd.
5.3.2.
Naar aanleiding van het bezwaarschrift vindt het Uwv een actueel sociaal medisch onderzoek nodig. Het Uwv heeft eiseres gewezen op de noodzaak van een medisch onderzoek en heeft haar hiervoor opgeroepen. Eiseres is verplicht om te voldoen aan elke oproep van het Uwv en dient mee te werken door zich te laten onderzoeken. Het Uwv wijst erop dat eiseres voor het laatst op 20 juni 2019 tijdens een fysiek spreekuur is gezien door een verzekeringsarts. Alle overige beoordelingen hebben telefonisch plaatsgevonden. De rapportage van de psychiatrische expertise dateert van 18 mei 2021 en is volgens het Uwv daarom niet voldoende actueel om de huidige beoordeling mee af te doen.
5.3.3.
Verder doet volgens het Uwv het feit dat de GGZ-behandeling nog niet is afgerond niets af aan de vastgestelde belastbaarheid. Het Uwv wijst erop dat tijdens het (telefonisch) spreekuur op 30 juli 2021 al duidelijk was dat eiseres nog een behandeling zou volgen, maar dat zij desondanks (beperkt) belastbaar werd geacht.
Overwegingen van de rechtbank
Beoordelingskader
6. Op grond van artikel 54, eerste lid, van de Wet WIA ontstaat voor een verzekerde na afloop van de wachttijd recht op uitkering als hij gedeeltelijk arbeidsgeschikt is.
Op grond van artikel 47, eerste lid, van de Wet WIA ontstaat na afloop van de wachttijd een recht op uitkering voor de verzekerde die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is.
Van gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid van een verzekerde is op grond van artikel 5 van de Wet WIA sprake als hij als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van onder meer ziekte of gebrek slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, maar niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is.
Op grond van artikel 6, eerste lid, van de Wet WIA wordt de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid gebaseerd op een verzekeringsgeneeskundig en een arbeidskundig onderzoek.
Op grond van artikel 27, tweede lid, aanhef en onder a, b en c, van de Wet WIA is de verzekerde die een aanvraag voor een uitkering heeft ingediend of een recht heeft op een uitkering op grond van deze wet verplicht:
a. te voldoen aan elke oproep van het Uwv of van een of meer door het Uwv aangewezen personen om aanwezig te zijn op een door of vanwege het Uwv te bepalen plaats voor beantwoording van vragen als bedoeld in onderdeel b het meewerken aan onderzoek als bedoeld in onderdeel c of het naleven van de controlevoorschriften, bedoeld in onderdeel d;
b. vragen te beantwoorden die door het Uwv of door een of meer door het Uwv aangewezen personen in verband met het recht op uitkering op grond van deze wet worden gesteld;
c. mee te werken door zich te laten onderzoeken door het Uwv of door een of meer daartoe door het Uwv aangewezen personen.
Wat beoordeelt de rechtbank
7.1.
Met het besluit van 24 augustus 2021 heeft het Uwv aan eiseres vanaf 9 maart 2021 een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend op basis van een arbeidsongeschiktheidspercentage van 80 tot 100%. In het rapport van 1 augustus 2021 heeft verzekeringsarts K.R.H. de Decker vastgesteld dat per 9 maart 2021 sprake is van geen benutbare mogelijkheden. Het Uwv heeft daarom met het besluit van 24 augustus 2021 aan eiseres vanaf 9 maart 2021 een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend op basis van een arbeidsongeschiktheidspercentage van 80 tot 100%. Met het andere besluit van
24 augustus 2021 heeft het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres vanaf
25 augustus 2021 vastgesteld op 72,94%. Volgens verzekeringsarts De Decker heeft eiseres vanaf die datum wel benutbare mogelijkheden. Gelet op het bepaalde in artikel 60, derde lid, van de Wet WIA heeft het Uwv daarbij vermeld dat de uitkering van eiseres tot en met
31 augustus 2023 niet wijzigt. Eiseres heeft tegen dit besluit geen bezwaar gemaakt. Vervolgens heeft het Uwv met het besluit van 31 mei 2023 aan eiseres vanaf 1 september 2023 een WGA-vervolguitkering toegekend op basis van een arbeidsongeschiktheidspercentage van 65 tot 80 %, 72,94%. Na het bezwaar van eiseres heeft het Uwv het bestreden besluit genomen. De rechtbank moet dit bestreden besluit beoordelen. Dit betekent dat de rechtbank dient te beoordelen of het Uwv aan eiseres vanaf 1 september 2023 terecht een WGA-vervolguitkering heeft toegekend op basis van een arbeidsongeschiktheidspercentage van 72,94 %. Andere besluiten of de wijze waarop het Uwv zich tegenover eiseres heeft gedragen kunnen in deze beroepsprocedure niet aan de orde komen. Als eiseres het niet eens is met de afhandeling van haar klachten, dan kan zij zich wenden tot de Nationale ombudsman. Omdat andere besluiten en de afhandeling van klachten in deze procedure niet beoordeeld kunnen worden is het ook niet nodig dat meer stukken aan het dossier worden toegevoegd. Het dossier geeft de rechtbank voldoende inzicht in het bestreden besluit en wat daaraan vooraf is gegaan.
Hoorzitting
7.2.
Naar aanleiding van wat eiseres stelt over de hoorzitting overweegt de rechtbank als volgt.
7.2.1.
Op grond van artikel 7:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) moet het Uwv voordat op het bezwaar wordt beslist, eiseres in de gelegenheid stellen te worden gehoord. Op grond van artikel 7:3, aanhef en onder c, van de Awb kan hiervan worden afgezien indien eiseres heeft verklaard geen gebruik te willen maken van het recht te worden gehoord. Op grond van artikel 7:12, eerste lid, van de Awb dient, indien ingevolge artikel 7:3 van het horen is afgezien, te worden aangegeven op welke grond dat is geschied.
7.2.2.
Uit het dossier blijkt dat het Uwv eiseres met een brief van 16 augustus 2023 heeft uitgenodigd voor een hoorzitting. Daarbij is vermeld dat eiseres niet verplicht is naar de hoorzitting te komen en dat het Uwv haar bezwaar ook zorgvuldig zal behandelen als zij niet naar de hoorzitting komt. Eiseres heeft met het antwoordformulier van
28 augustus 2023 laten weten dat ze geen gebruik maakt van de mogelijkheid haar bezwaar tijdens een hoorzitting toe te lichten. Conform het bepaalde in artikel 7:12, eerste lid, van de Awb heeft het Uwv dit in het bestreden besluit vermeld. Anders dan eiseres meent is dit dus geen verwijt, maar een constatering. Voor zover de beroepsgronden hiertegen zijn gericht, kunnen deze dus niet slagen.
Waar gaat het geschil over
7.3.
Het geschil spitst zich toe op de vraag of het Uwv eiseres terecht tegenwerpt dat zij niet meewerkt aan een actuele beoordeling en dat zij niet is verschenen op het spreekuur van de verzekeringsarts en of de besluitvorming voor het overige zorgvuldig is verlopen en voldoende is gemotiveerd.
Actueel oordeel
7.4.
De rechtbank is van oordeel dat het Uwv terecht een nieuw medisch onderzoek noodzakelijk acht. De rechtbank licht dit als volgt toe.
7.4.1.
De rechtbank is het met het Uwv eens dat, om te kunnen beoordelen of het met het besluit van 24 augustus 2021 vastgestelde arbeidsongeschiktheidspercentage nog steeds juist is, een nieuw medisch onderzoek noodzakelijk is. Verzekeringsarts De Decker heeft in het rapport van 1 augustus 2021 geadviseerd om na negen maanden een heronderzoek op medische gronden uit te voeren. Dit onderzoek heeft niet plaatsgevonden. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het Uwv zich terecht op het standpunt gesteld dat een actueel medisch onderzoek nodig is om vast te stellen welke beperkingen eiseres op
1 september 2023 heeft. Bij eiseres is immers (nog) geen
duurzamearbeidsongeschiktheid vastgesteld, zodat het Uwv zich terecht op het standpunt kan stellen dat een actuele herbeoordeling nodig is.
Fysiek verschijnen spreekuur
7.5.
De rechtbank is ook van oordeel dat het Uwv in beginsel terecht van eiseres verwacht dat zij fysiek verschijnt op een spreekuur van de verzekeringsarts. Daarbij vindt de rechtbank het volgende van belang.
7.5.1.
Allereerst is het bepaalde in artikel 27, tweede lid, onder a, b en c, van de Wet WIA relevant. Op basis daarvan is eiseres verplicht te voldoen aan elke oproep van het Uwv of van een of meer door het Uwv aangewezen personen om aanwezig te zijn op een door of vanwege het Uwv te bepalen plaats voor beantwoording van vragen of het meewerken aan onderzoek, vragen te beantwoorden die door het Uwv of door een of meer door het Uwv aangewezen personen in verband met het recht op uitkering op grond van deze wet worden gesteld en mee te werken door zich te laten onderzoeken door het Uwv of door een of meer daartoe door het Uwv aangewezen personen.
7.5.2.
Daarnaast vindt de rechtbank het rapport van 1 augustus 2021 van verzekeringsarts De Decker en de expertiserapporten van psychiater H.C. Basaran en klinisch neuropsycholoog M. Klein Wolterink van betekenis. Hieruit blijkt dat in 2021 bij eiseres sprake was van een depressieve stoornis, eenmalige episode, matig van ernst. Ook had eiseres te maken met een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met gemengde persoonlijkheidstrekken en had zij last van acné. De psychiater en de neuropsycholoog zijn in de expertiserapporten van 18 mei 2021 ook ingegaan op de prognose hiervan. Hoewel de combinatie van depressieve klachten en onderliggende persoonlijkheidsproblemen deze in negatieve zin kan beïnvloeden, vinden de experts de prognose voor de langere termijn redelijk gunstig. Hierbij geldt wel de voorwaarde dat eiseres adequate en toereikende behandeling ontvangt voor haar persoonlijkheidsproblemen. Volgens de rapporten moet rekening worden gehouden met een structurele onderliggende kwetsbaarheid. De experts wijzen erop dat gevoelens van een laag zelfbeeld en dwangmatige persoonlijkheidstrekken doorgaans erg hardnekkig zijn. De verzekeringsarts heeft gelet daarop overwogen dat eiseres reeds is behandeld en nog behandelopties heeft gericht op verbetering van de belastbaarheid. Verwacht wordt dat behandeling in het algeheel verbetering geeft en daarmee een toename op de duurbelasting alsmede het persoonlijk en sociaal functioneren.
7.5.3.
De rechtbank concludeert op basis hiervan dat in 2021 is vastgesteld dat de medische situatie van eiseres in positieve zin kan veranderen. Daarom is de rechtbank van oordeel dat het Uwv na twee jaar terecht van eiseres verwacht dat ze meewerkt aan een nieuw onderzoek, waarbij de actuele medische gegevens en de situatie van eiseres worden betrokken. Daarvoor is het in beginsel van belang dat een verzekeringsarts eiseres onderzoekt.
Verzekeringsgeneeskundig onderzoek
7.6.
De rechtbank is echter wel van oordeel dat het Uwv onvoldoende zorgvuldig verzekeringsgeneeskundig onderzoek heeft verricht. De rechtbank licht dit als volgt toe.
7.6.1.
Uit het dossier blijkt dat eiseres voor het laatst op 20 juni 2019 tijdens een fysiek spreekuur is onderzocht. Bij de medische onderzoeken daarna was – mede op verzoek van eiseres - alleen sprake van telefonisch contact.
7.6.2.
Het Uwv heeft eiseres met e-mails van 10 en 17 juli 2023 gemeld dat zij zal worden opgeroepen voor een spreekuur bij een geregistreerd verzekeringsarts en dat zij hiervoor een aangetekende brief met een uitnodiging zal ontvangen. Met een aangetekende brief van
17 juli 2023 heeft het Uwv eiseres uitgenodigd voor een gesprek met een verzekeringsarts op 31 juli 2023 om 13.00 uur. Uit het dossier blijkt dat het Uwv deze brief retour heeft ontvangen. Eiseres heeft in een e-mail van 13 juli 2023 echter laten weten dat zij geen vertrouwen heeft in de artsen van het Uwv, dat ze twijfelt aan de deskundigheid van de verzekeringsartsen en dat ze zich niet wil laten onderzoeken door een verzekeringsarts.
7.6.3.
Tevens blijkt uit het dossier, met name de telefoonrapporten van 10 en 17 juli 2023, dat eiseres medische informatie heeft verstrekt en dat de GGZ-behandelaar medische vragen heeft beantwoord.
7.6.4.
De rechtbank is van oordeel dat dit en de wijze waarop eiseres met het Uwv communiceert aanleiding hadden moeten zijn voor nader verzekeringsgeneeskundig onderzoek. Een verzekeringsarts had moeten onderzoeken of de belemmeringen die eiseres stelt te hebben, waardoor zij meent niet fysiek naar een spreekuur te kunnen komen, veroorzaakt worden door haar medische beperkingen. Ook had de verzekeringsarts moeten nagaan of er in dat geval alternatieve mogelijkheden waren om eiseres te onderzoeken, bijvoorbeeld digitaal of telefonisch.
7.6.5.
De rechtbank is verder van oordeel dat, als fysiek of ander onderzoek inderdaad niet mogelijk blijkt, een verzekeringsarts op basis van de beschikbare medische gegevens bij de behandelaren van eiseres nadere informatie had moeten opvragen. Aan de hand van alle informatie had de verzekeringsarts vervolgens de belastbaarheid van eiseres moeten vaststellen. Het enkele gegeven dat eiseres niet op een spreekuur verschijnt en onderzoek op een andere wijze ook niet mogelijk is, maakt niet dat een verzekeringsarts op basis van de informatie die wel beschikbaar is geen inschatting kan maken van haar beperkingen. De rechtbank merkt hierbij op dat het niet kunnen doen van onderzoek in het nadeel van eiseres kan worden uitgelegd, mits de verzekeringsarts op basis van de beschikbare en op te vragen informatie kan vaststellen dat het voor eiseres wel mogelijk was bij een spreekuur aanwezig te zijn of mee te werken aan een onderzoek op een andere manier.
Slotsom
7.7.
Dit leidt de rechtbank tot de conclusie dat het bestreden besluit niet deugdelijk is gemotiveerd en onzorgvuldig is voorbereid. Het beroep is daarom gegrond en het bestreden besluit dient te worden vernietigd wegens strijd met de artikelen 3:2 en 7:12, eerste lid, van de Awb. De overige beroepsgronden kunnen onbesproken blijven.
7.8.
Nu het Uwv nog nader onderzoek moet doen om een zorgvuldig en deugdelijk gemotiveerd besluit te kunnen nemen, kan de rechtbank niet zelf voorzien in de zaak. Eiseres heeft laten weten dat de verlaging van haar uitkering impact heeft op haar welzijn en bestaanszekerheid. Daarom vindt de rechtbank het noodzakelijk dat voor eiseres concreet zicht bestaat op de termijn waarbinnen een nieuw besluit moet worden genomen. De rechtbank zal het Uwv daarom opdragen binnen drie maanden een nieuw besluit op bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak.
Schadevergoeding
8. Op grond van artikel 8:88, eerste lid, van de Awb is, voor zover hier van belang, de bestuursrechter alleen bevoegd om een bestuursorgaan te veroordelen tot vergoeding van schade, indien de (gestelde) schade voortvloeit uit het bestreden besluit. [1] Voor zover eiseres haar schadevergoeding relateert aan feitelijke handelingen van het Uwv, die geen betrekking hebben op het bestreden besluit, is de rechtbank niet bevoegd om van de schadeclaim kennis te nemen. De rechtbank wijst het verzoek om schadevergoeding van € 25.000,- van eiseres, voor zover het wel is gerelateerd aan het bestreden besluit, af.
8.1.
Het is vaste rechtspraak dat de bestuursrechter bij de beoordeling van een verzoek om schadevergoeding aansluiting zoekt bij het civielrechtelijke schadevergoedingsrecht. Voor vergoeding van schade is vereist dat de gestelde schade verband houdt met het onrechtmatige besluit. Alleen die schadeposten komen voor vergoeding in aanmerking die in een zodanig verband staan met dat besluit dat zij het Uwv, mede gezien de aard van de aansprakelijkheid en de schade, als een gevolg van dat besluit kunnen worden toegerekend [2] . Als de schade die het gevolg is van een onrechtmatige daad nadeel omvat dat niet in vermogensschade bestaat, heeft de benadeelde ingevolge artikel 6:106, eerste lid, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek (BW) recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding indien hij lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. De wetgever heeft daarbij het oog gehad op ernstige inbreuken op de persoonlijke levenssfeer alsook op andere persoonlijkheidsrechten van de betrokkene [3] .
8.2.
Eiseres heeft haar verzoek om een schadevergoeding niet met medische gegevens onderbouwd. Eiseres heeft dan ook niet aannemelijk gemaakt dat als gevolg van de onrechtmatigheid van het bestreden besluit sprake is geweest van geestelijk letsel dat kan worden aangemerkt als aantasting van haar persoon, waaraan zij aanspraak op vergoeding van immateriële schade kan ontlenen. Volgens vaste rechtspraak [4] is daarvoor onvoldoende dat – zoals in dit geval – sprake is van meer of minder sterk psychisch onbehagen en van een zich gekwetst voelen door het onrechtmatige besluit. Evenmin heeft eiseres aannemelijk gemaakt dat zij in de zin van artikel 6:106, eerste lid, aanhef en onder b, van het BW is geschaad in haar eer of goede naam of dat zich anderszins een situatie voordoet zoals in dit artikellid omschreven.
8.3.
Daarom komt de schade die eiseres stelt te lijden niet voor vergoeding in aanmerking.
Proceskostenvergoeding
9. Voor vergoeding van proceskosten in de vorm van verletkosten van eiseres ziet de rechtbank ook geen aanleiding.
9.1.
In artikel 1 van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) is bepaald op welke kosten een proceskostenvergoeding betrekking kan hebben. Op grond van artikel 1, aanhef en onder e, komen verletkosten van een partij voor vergoeding in aanmerking. Uit de Nota van toelichting bij het Besluit [5] blijkt dat tot de verletkosten in de zin van het Bpb worden gerekend kosten van tijdverzuim voor bijvoorbeeld het bijwonen van een zitting. Tijdverzuim door bijvoorbeeld het lezen van stukken valt, zo blijkt uit de Nota van toelichting, niet onder de verletkosten die op grond van het Bpb voor vergoeding in aanmerking komen. Dergelijke kosten moeten voor rekening van partijen zelf blijven.
9.2.
Eiseres was niet aanwezig bij de zitting. Kosten voor de tijd die zij aan het Uwv heeft besteed zijn geen verletkosten die vergoed behoeven te worden. Daarbij komt dat eiseres geen betaald werk heeft, zodat überhaupt geen sprake kan zijn van verletkosten. Daarom bestaat voor de vergoeding van proceskosten bestaande uit verletkosten geen aanleiding.

Conclusie

10.1.
Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit.
10.2.
De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb dat het Uwv een nieuw besluit moet nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank geeft het Uwv hiervoor drie maanden de tijd. Deze termijn gaat op grond van artikel 8:106 van de Awb pas lopen als de termijn om hoger beroep in te stellen is verstreken of, als hoger beroep wordt ingesteld, als daarop is beslist.
10.3.
Omdat het beroep gegrond is moet het Uwv het griffierecht aan eiseres vergoeden. Eiseres heeft geen proceskosten gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit van 19 september 2023;
- draagt het Uwv op binnen drie maanden na de dag nadat de termijn om hoger beroep in te stellen ongebruikt is verstreken, of als hoger beroep wordt ingesteld, na de dag nadat daarop is beslist, een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- wijst het verzoek om schadevergoeding, voor zover gerelateerd aan het bestreden besluit, af en verklaart zich voor het overige onbevoegd om van het verzoek om schadevergoeding kennis te nemen;
- bepaalt dat het Uwv het griffierecht van € 50,- aan eiseres moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.J. Thurlings-Rassa, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.A.H. Beenen-Oskam, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.artikel 8:88 Awb
2.zie onder meer de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van27 juni 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:1951
3.zie CRvB 5 januari 2010, ECLI:NL:CRVB:2010:BL0342 en CRvB 7 oktober 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:2216
4.zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 30 juni 2011, ECLI:NL:CRVB:2011:BR1216
5.Stb. 1993, 763