ECLI:NL:RBOVE:2025:5139

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
5 augustus 2025
Publicatiedatum
5 augustus 2025
Zaaknummer
ak_24_3248
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen omgevingsvergunning voor bouwen in strijd met bestemmingsplan

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 5 augustus 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een omgevingsvergunning die was verleend door het college van burgemeester en wethouders van Zwartewaterland. De vergunninghouder had een vergunning aangevraagd voor het bouwen van een bouwwerk en het gebruiken van gronden in strijd met het bestemmingsplan. Eisers, die zich door hun gemachtigde M.M. Breukers lieten vertegenwoordigen, hebben beroep ingesteld tegen het bestreden besluit van 3 juli 2024. Het college heeft een verweerschrift ingediend en de rechtbank heeft de zaak op 24 april 2025 behandeld. In een tussenuitspraak op 23 mei 2025 heeft de rechtbank het college de gelegenheid gegeven om gebreken in het besluit te herstellen. Het college heeft dit gedaan met een herstelbesluit op 24 juni 2025. De rechtbank heeft geoordeeld dat het college zich op goede gronden heeft gesteld dat sprake is van een goede ruimtelijke ordening, maar heeft het bestreden besluit vernietigd omdat het college niet correct naar het kadastraal perceel had verwezen en niet expliciet had vergund voor de afwijkingen van de planregels. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard voor zover gericht tegen het bestreden besluit, maar ongegrond voor het herstelbesluit. De rechtbank heeft het college opgedragen het griffierecht van € 187,- en de proceskosten van € 2.267,50 aan eisers te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 24/3248

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] en [eiseres] , uit [woonplaats] , eisers

(gemachtigde: M.M. Breukers),
en

het college van burgemeester en wethouders van Zwartewaterland

(gemachtigden: mr. M.W. van Nijendaal en G. ten Bolscher).
Als derde-partij neemt aan het geding deel:
Wetland Wonen Groep,vergunninghouder
(gemachtigde: mr. A. Daan).

Inleiding

Met het besluit van 3 juli 2024 (bestreden besluit) heeft het college de door vergunninghouder aangevraagde omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van een bouwwerk en voor het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 24 april 2025 op zitting behandeld. Eisers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden. Vergunninghouder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en [naam] .
In de tussenuitspraak van 23 mei 2025 (de tussenuitspraak) heeft de rechtbank het college in de gelegenheid gesteld om binnen acht weken na verzending van de tussenuitspraak de geconstateerde gebreken in het bestreden besluit te herstellen.
Het college heeft in reactie op de tussenuitspraak met het besluit van 24 juni 2025 een herstelbesluit genomen.
Het beroep van eisers heeft op grond van artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht van rechtswege mede betrekking op het herstelbesluit.
Eisers hebben schriftelijk gereageerd op het herstelbesluit.
De rechtbank heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft en het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Deze uitspraak bouwt voort op de tussenuitspraak. De rechtbank blijft bij al wat zij in de tussenuitspraak heeft overwogen en beslist, tenzij hierna uitdrukkelijk anders wordt overwogen. Het staat de rechtbank niet vrij om terug te komen van zonder voorbehoud gegeven oordelen in de tussenuitspraak. Dit is alleen anders in zeer uitzonderlijke gevallen. [1]
2. In de tussenuitspraak heeft de rechtbank, kort gezegd, geoordeeld dat het bouwplan voorziet in voldoende parkeergelegenheid voor het ter beoordeling voorliggende appartementencomplex, fase 1 van het gehele bouwplan. Ook heeft de rechtbank geoordeeld dat het college op goede gronden heeft gesteld dat sprake is van een goede ruimtelijke ordening. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat het college in het bestreden besluit ten onrechte heeft verwezen naar een onjuist kadastraal perceel en ten onrechte de afwijkingen van de planregels met betrekking tot het bouwen uit het bestemmingsplan niet (expliciet) heeft vergund. De rechtbank heeft het college in de gelegenheid gesteld deze gebreken te herstellen.
3. In het herstelbesluit heeft het college besloten het bestreden besluit op een aantal punten te wijzigen: het perceelnummer wordt gewijzigd van [perceelnummer 1] naar [perceelnummer 2] en toegevoegd is dat het project niet voldoet aan artikel 13.2.1, aanhef en onder a en c, van het bestemmingsplan Woonwijken Zwartewaterland, omdat het bouwplan deels buiten het bouwvlak wordt gebouwd en de maximale toegestane bouwhoogte wordt overschreden. Ook wordt een motivering met betrekking tot de goede ruimtelijke ordening toegevoegd, onder verwijzing naar de ruimtelijke onderbouwing, de bouwtekeningen en de nota van zienswijzen.
4. Eisers voeren in de zienswijze naar aanleiding van het herstelbesluit aan dat de motivering van het college over de afwijking van de planregels met betrekking tot het bouwen feitelijk onjuist en onvoldoende daadkrachtig is. Volgens eisers is, gelet op de grote overschrijding van de maximale bouwhoogte, geen sprake van inpassing in de omgeving. Ook is het verwijzen naar het bouwvolume geen motivering voor een dergelijke grote overschrijding. Daarbij is het volgens eisers niet passend in de omgeving, omdat de omliggende woonhuizen één of twee bouwlagen hebben en het bouwplan voorziet in drie bouwlagen met kap of plat dak.
5. De rechtbank stelt vast dat eisers hiermee, zij het in andere bewoordingen, hebben herhaald wat zij al eerder in deze procedure naar voren hebben gebracht. De kern van dit betoog is dat het college zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat sprake is van een goede ruimtelijke onderbouwing, waardoor van het bestemmingsplan kan worden afgeweken. Hierover heeft de rechtbank zich echter al eerder uitgelaten in de tussenuitspraak en geoordeeld dat het college zich op het standpunt heeft mogen stellen dat sprake is van een goede ruimtelijke ordening. De rechtbank ziet geen aanleiding om tot een ander oordeel te komen, waarbij de rechtbank ook verwijst naar de onder 1. aangehaalde rechtspraak van de Afdeling.
6. De rechtbank is verder van oordeel dat het college met het herstelbesluit de in de tussenuitspraak geconstateerde gebreken heeft hersteld, nu naar het juiste kadastrale perceel is verwezen en expliciet is opgenomen dat ook van het bestemmingsplan wordt afgeweken, voor zover het gaat om de regels met betrekking tot bouwen.
7. Gelet op de in de tussenuitspraak geconstateerde gebreken, is het beroep tegen het besluit van 3 juli 2024 gegrond. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. Omdat het college met het herstelbesluit de gebreken heeft hersteld, laat de rechtbank de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand. Voor zover het beroep zich richt tegen het herstelbesluit, is het beroep ongegrond.
8. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet het college aan eisers het door hen betaalde griffierecht vergoeden.
9. Omdat het beroep gegrond is, krijgen eisers een vergoeding voor de proceskosten die zij hebben gemaakt. Het college moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 2,5 punten op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen op de zitting en 0,5 punt voor het indienen van een schriftelijke zienswijze na een bestuurlijke lus met een waarde per punt van € 907,-), bij een wegingsfactor 1. Toegekend wordt € 2.267,50.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond voor zover gericht tegen het bestreden besluit van 3 juli 2024;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand blijven;
- verklaart het beroep ongegrond voor zover gericht tegen het besluit van 24 juni 2025;
- draagt het college op het betaalde griffierecht van € 187,- aan eisers te vergoeden;
- veroordeelt het college in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 2.267,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.T. de Kwaasteniet, rechter, in aanwezigheid van
mr.E. Diele, griffier, uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak en de tussenuitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak en de tussenuitspraak/tussenuitspraken. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 24 augustus 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BR5704, en 15 augustus 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BX4694.