ECLI:NL:RBOVE:2025:5396

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
2 september 2025
Publicatiedatum
2 september 2025
Zaaknummer
ak_23_1799
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de subsidieverlening aan Eurostar Fireworks B.V. en de vaststelling op nihil door de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat

In deze uitspraak van de Rechtbank Overijssel, gedateerd op 2 september 2025, wordt de beslissing van de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat om de subsidie aan Eurostar Fireworks B.V. op nihil vast te stellen, beoordeeld. De staatssecretaris had deze beslissing genomen naar aanleiding van een proces-verbaal van de politie, waarin werd gesteld dat Eurostar onjuiste gegevens had verstrekt in haar subsidieaanvraag op basis van de 'Tijdelijke subsidieregeling vuurwerkverbod COVID-19 - opslag en vervoer'. Eurostar betwistte de juistheid van deze vaststelling en voerde aan dat er geen onjuiste gegevens waren verstrekt en dat de motivering van de staatssecretaris onvoldoende was. De rechtbank oordeelde echter dat de staatssecretaris terecht had geconcludeerd dat Eurostar onjuiste gegevens had verstrekt, en dat dit had geleid tot een andere beslissing op de subsidieaanvraag. De rechtbank stelde vast dat Eurostar willens en wetens verkeerde informatie had opgegeven, en dat de staatssecretaris in redelijkheid de subsidie op nihil had kunnen vaststellen. Het beroep van Eurostar werd ongegrond verklaard, wat betekent dat de nihilstelling van de subsidie in stand blijft. De rechtbank benadrukte dat het indienen van valse documenten een ernstige tekortkoming is die in grote mate aan Eurostar kan worden verweten.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 23/1799

uitspraak van de meervoudige kamer in de zaak tussen

Eurostar Fireworks B.V., uit Olst (hierna: Eurostar), eiseres

(gemachtigde: mr. S.G.H. Langeweg),
en
de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat(hierna: de staatssecretaris), verweerder (gemachtigde: mr. M. Zweers).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de subsidie die aan Eurostar is verleend op grond van de “Tijdelijke subsidieregeling vuurwerkverbod COVID-19 - opslag en vervoer” (hierna: de Regeling). De staatssecretaris heeft deze subsidie naar aanleiding van een proces-verbaal van de politie vastgesteld op nihil vanwege het verstrekken van onjuiste gegevens. Eurostar is het daar niet mee eens. Volgens haar zijn geen onjuiste gegevens verstrekt en is onvoldoende gemotiveerd waarom de subsidie op nihil is vastgesteld, nu de staatssecretaris wel lijkt te onderkennen dat Eurostar een opslagplaats in gebruik had en daar vuurwerk opgeslagen lag.
1.1.
De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat Eurostar onjuiste gegevens heeft verstrekt en dat de verstrekking van juiste gegevens zou hebben geleid tot een ander besluit op de subsidieaanvraag. Daarom was de staatssecretaris bevoegd om de subsidie lager vast te stellen. Verder is de rechtbank van oordeel dat de staatssecretaris de subsidie in redelijkheid heeft kunnen vaststellen op nihil, onder meer omdat Eurostar willens en wetens verkeerde informatie heeft opgegeven, en dat het bestreden besluit niet in strijd is met het evenredigheidsbeginsel. Eurostar krijgt dus geen gelijk en het beroep is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit heeft.

Procesverloop

2. Met een besluit van 1 juni 2022 heeft de staatssecretaris de aan Eurostar verleende subsidie op grond van de Regeling vastgesteld op nihil. Met een besluit van 21 juli 2023 (hierna: het bestreden besluit) heeft de staatssecretaris het bezwaar van Eurostar tegen het besluit van 1 juni 2022 ongegrond verklaard en is hij bij de nihilstelling gebleven.
2.1.
Eurostar heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. De staatssecretaris heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep op 5 juni 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de algemeen directeur van Eurostar [de directeur] (hierna: de directeur), de gemachtigde van Eurostar en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

De niet betwiste feiten
3. De rechtbank stelt vast dat de volgende feiten tussen partijen niet betwist zijn.
3.1.
Eurostar exploiteert een bedrijf in de vuurwerkbranche. Op 17 oktober 2021 heeft Eurostar een aanvraag ingediend voor een subsidie op grond van de Regeling. Achtergrond van de Regeling is dat vuurwerkbedrijven door het vuurwerkverbod in het kader van de coronapandemie kosten maakten voor verhuur en transport van vuurwerk, maar geen verkoopinkomsten hadden. Voor de gemaakte kosten van huur en transport kon onder voorwaarden subsidie worden verstrekt. Eurostar heeft deze subsidie aangevraagd als vuurwerkbedrijf, zowel voor de opslag als voor het vervoer van vuurwerk. In de aanvraag heeft Eurostar aangegeven dat zij in de periode van 13 november 2020 tot 1 februari 2021 in opslaglocaties in de Duitse plaatsen Rheine en Reken respectievelijk 136.813 kilogram (hierna: kg) en 36.120 kg eindejaarsvuurwerk heeft opgeslagen. De kosten hiervan heeft zij begroot op € 108.947,79 en daarvoor heeft zij subsidie aangevraagd. Daarnaast heeft Eurostar subsidie aangevraagd voor de kosten van het transport van vuurwerk van Rheine naar Reken. In het kader van de subsidieaanvraag heeft zij de staatssecretaris onder meer een huurovereenkomst tussen haarzelf en Pyronet B.V. (hierna: Pyronet), gedateerd op 4 oktober 2019, toegestuurd.
3.2.
Met een besluit van 16 november 2021 heeft de staatssecretaris op grond van de Regeling aan Eurostar een subsidie verleend voor een bedrag van (maximaal) € 108.947,79 voor de opslag van vuurwerk. Hiervan is een bedrag van € 87.158,23 (80%) als voorschot uitbetaald. In dit besluit heeft de staatssecretaris vastgesteld dat Eurostar geen vuurwerkbedrijf is in de zin van de Regeling, maar dat zij wel kan worden aangemerkt als detailhandelaar. Om die reden heeft de staatssecretaris alleen subsidie verleend voor de opslag van vuurwerk en niet voor het vervoer daarvan. Eurostar heeft geen bezwaar gemaakt, waardoor dit besluit onherroepelijk is geworden en in rechte vaststaat.
3.3.
Op verzoek van de staatssecretaris heeft Eurostar in het kader van de vaststelling van de subsidie meerdere documenten ingediend met betrekking tot de voorraad die per 1 februari 2021 lag opgeslagen in de opslaglocaties in Rheine en Reken en (het vervoer en de betaling van) het vuurwerk dat in de periode van 1 februari 2021 tot en met 31 augustus 2021 is ingekocht en geleverd. Deze documenten bestaan (onder meer) uit voorraadlijsten, facturen en vrachtbrieven.
3.4.
Met het besluit van 1 juni 2022 heeft de staatssecretaris de subsidie vastgesteld op nihil (€ 0,-) en heeft hij de aan Eurostar uitbetaalde voorschotten ten bedrage van € 87.158,23 van haar teruggevorderd. De staatssecretaris heeft dit besluit gebaseerd op een op ambtseed opgemaakt proces-verbaal van verdenking van de politie van 16 mei 2022 met nummer [nummer 1] (hierna: het proces-verbaal van verdenking). Kort samengevat leidde de staatssecretaris uit dit proces-verbaal af dat sprake was van een gefingeerde huurovereenkomst en dat geen transport van vuurwerk heeft plaatsgevonden.
3.5.
Met het bestreden besluit heeft de staatssecretaris het bezwaar van Eurostar tegen het besluit van 1 juni 2022 ongegrond verklaard en is hij gebleven bij de nihilstelling.
3.6.
Op 26 februari 2024 heeft de politie een proces-verbaal verstrekking gegevens [nummer 2] .AMB (hierna: proces-verbaal verstrekking gegevens) opgemaakt en aan de staatssecretaris gezonden, waarin ingegaan wordt op het opsporingsonderzoek dat naar Eurostar gaande is en waar het proces-verbaal van verdenking onderdeel van uitmaakt.
Wat is het toetsingskader?
4. De rechtbank gaat bij de beoordeling van dit beroep uit van het volgende toetsingskader.
4.1.
Op grond van artikel 6, eerste lid, aanhef en onder a, van de Regeling kan de minister van Infrastructuur en Waterstaat op aanvraag subsidie verstrekken aan detailhandelaren met een eigen opslaglocatie waar meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk mag worden opgeslagen en waar in de periode van 1 februari 2021 tot en met 31 augustus 2021 (hierna: de subsidieperiode) ten minste 10.000 kg onverkocht eindejaarsvuurwerk lag opgeslagen.
4.2.
Op grond van artikel 1 van de Regeling wordt in deze regeling onder eindejaarsvuurwerk verstaan: consumentenvuurwerk met uitzondering van fop- en schertsvuurwerk zoals aangewezen bij de Regeling aanwijzing consumenten- en theatervuurwerk;
4.3.
Op grond van artikel 4:46, tweede lid, aanhef en onder c, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) kan de subsidie lager worden vastgesteld indien de subsidie-ontvanger onjuiste gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot subsidieverlening zou hebben geleid.
Kon de staatssecretaris de nihilstelling baseren op de processen-verbaal?
5. Eurostar stelt zich op het standpunt dat de staatssecretaris zijn besluiten niet had mogen baseren op het proces-verbaal van verdenking en het proces-verbaal van verstrekking gegevens. Daartoe voert zij aan dat enkel sprake is van een verdenking en niet van een veroordeling. Verder wijst zij erop dat het hier niet gaat om processen-verbaal van verhoor of inhoudelijke waarheidsvinding, maar om een ambtelijke weergave van onderzoekshandelingen. Eurostar stelt dat sprake is van processen-verbaal van bevindingen, waarin subjectieve interpretatie en selectie van informatie onvermijdelijk zijn. Eurostar is van mening dat deze processen-verbaal in dit geval niet mogen worden gebruikt als bewijsmiddelen, omdat de inhoud onvoldoende concreet en controleerbaar is en zij geen tegenbewijs kan leveren omdat de staatssecretaris de onderliggende documenten, waaronder de volledige transcripties van de tapgesprekken en de verslagen van de verhoren, niet beschikbaar heeft gesteld. Eurostar is van mening dat aannemelijk is dat de staatssecretaris meer informatie heeft dan zij, waardoor de besluitvorming in ongelijkheid heeft plaatsgevonden en zij zich niet adequaat kan verdedigen. Verder stelt Eurostar zich op het standpunt dat de staatssecretaris ontlastend bewijsmateriaal, zoals de verklaringen van de heer [naam] , bestuurder van Pyronet (hierna: [naam] ), heeft achtergehouden en ten onrechte niet bij zijn besluitvorming heeft betrokken. Verder is Eurostar van mening dat de staatssecretaris ten onrechte ook belang heeft gehecht aan de bevindingen in de processen-verbaal voor zover die zien op informatie die door Eurostart is verstrekt in het kader van de aanvraag voor een vuurwerkbedrijf, terwijl de subsidie alleen is verleend voor de opslag van vuurwerk.
6. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris de nihilstelling heeft kunnen baseren op het proces-verbaal van verdenking. Zij zal dit hierna toelichten.
6.1.
De rechtbank stelt vast dat de staatssecretaris het besluit van 1 juni 2022 en het bestreden besluit mede heeft gebaseerd op de informatie die is vastgelegd in het proces-verbaal van verdenkingen. De staatssecretaris heeft toegelicht dat dit in eerste instantie de enige informatie was die hij van de politie heeft ontvangen. Naar aanleiding van het beroep heeft de staatssecretaris de politie gevraagd om nadere informatie. In reactie daarop heeft de staatssecretaris het proces-verbaal van verstrekking ontvangen. De staatssecretaris stelt dat hij niet beschikt over verklaringen van [naam] of ander (onderliggend) bewijsmateriaal. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan deze toelichting te twijfelen. De rechtbank constateert dat de staatssecretaris zijn motivering van het bestreden besluit in zijn verweerschrift nader heeft onderbouwd met informatie uit het proces-verbaal van verstrekking.
6.2.
Een bestuursorgaan mag, onverminderd zijn eigen verantwoordelijkheid om een besluit zorgvuldig voor te bereiden, in beginsel afgaan op de juistheid van de bevindingen in een op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakt en ondertekend proces-verbaal voor zover deze bevindingen eigen waarnemingen van de opsteller hiervan weergeven. Dit geldt ook voor een op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte en ondertekende bestuurlijke rapportage. Als die bevindingen worden betwist, dan zal moeten worden onderzocht of er, gelet op de aard en inhoud van die betwisting, grond bestaat voor zodanige twijfel aan die bevindingen dat deze niet of niet volledig aan de vaststelling van de overtreding ten grondslag kunnen worden gelegd. [1]
6.3.
De processen-verbaal van verdenking en verstrekking zijn op ambtseed opgemaakte en ondertekende processen-verbaal die zijn vastgesteld op basis van andere processen-verbaal en tapverslagen. De rechtbank is van oordeel dat wat Eurostar heeft aangevoerd geen twijfel wekt aan de betrouwbaarheid van de vastlegging in deze processen-verbaal. Dat, zoals Eurostar aanvoert, niet steeds precies duidelijk is hoe de politie aan haar informatie is gekomen, dat Eurostar en de rechtbank niet beschikken over de onderliggende processen-verbaal en tapverslagen en dat Eurostar (nog) niet strafrechtelijk is veroordeeld voor de in de processen-verbaal beschreven handelingen, is hiervoor niet voldoende. [2] Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat Eurostar de meeste bevindingen die zijn neergelegd in deze processen-verbaal niet betwist, maar alleen stelt dat deze in een andere context geplaatst moeten worden. Eurostar heeft ook geen documenten aangeleverd waaruit blijkt dat de informatie in de processen-verbaal (op onderdelen) onjuist is.
6.4.
De rechtbank volgt Eurostar niet in haar betoog dat de staatssecretaris zijn besluiten ten onrechte ook heeft gebaseerd op informatie die is ingediend in het kader van de subsidieaanvraag voor het vervoer van vuurwerk. De rechtbank is het met de staatssecretaris eens dat het vervoer en de opslag van vuurwerk nauw met elkaar samenhangen. Eurostar produceert geen vuurwerk op de opslaglocaties in Rheine en Reken. Daaruit volgt dat zij eerst vuurwerk moet aanvoeren naar deze locaties voordat het daar kan worden opgeslagen. Daarom is informatie over het transport van de aangevoerde hoeveelheden vuurwerk van belang voor de beoordeling van de subsidiabele voorraad vuurwerk op de opslaglocaties, en daarmee ook de opmerkingen over het transport in de processen-verbaal.
6.5.
Hieruit volgt dat deze beroepsgrond niet slaagt.
Was de staatssecretaris bevoegd om de subsidie lager vast te stellen?
7. Eurostar stelt zich op het standpunt dat de staatssecretaris de subsidie ten onrechte heeft vastgesteld op nihil. Volgens Eurostar is de besluitvorming niet zorgvuldig voorbereid en niet deugdelijk gemotiveerd. Eurostar betwist dat de huurovereenkomst tussen haarzelf en Pyronet voor de opslaglocatie in Reken (hierna: de huurovereenkomst), de vrachtbrieven van de transporten van vuurwerk door Pyronet van Rheine naar Reken (hierna: de vrachtbrieven van Pyronet), de factuur van Klasek Trading s.r.o. (hierna: Klasek) met nummer [factuurnummer] (hierna: factuur nummer [factuurnummer] ) en de voorraadlijsten, die zij heeft ingediend in het kader van de subsidieaanvraag, valselijk zijn opgemaakt. Eurostar heeft een toelichting gegeven over de gang van zaken rond deze documenten en zij verwijst ter onderbouwing daarvan naar de door haar overgelegde schriftelijke verklaring van [naam] . Zij is van mening dat uit deze documenten en de andere documenten die zij heeft ingediend blijkt dat wordt voldaan aan de voorwaarden voor het verstrekken van de subsidie. Eurostar voert aan dat de staatssecretaris ten onrechte alleen heeft gekeken naar de processen-verbaal van verdenking en verstrekking. Doordat daarin slechts fragmenten uit het strafrechtelijke onderzoek staan, is daarmee volgens Eurostar niet aangetoond dat de subsidie ten onrechte is verstrekt. De rechtbank zal hierna ingaan op de verschillende documenten.
De huurovereenkomst voor de opslaglocatie in Reken
8. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris zich op grond van de informatie uit het proces-verbaal van verdenking terecht op het standpunt gesteld dat aannemelijk is dat de door Eurostar ingediende huurovereenkomst vals is. Zij zal dit hierna toelichten.
8.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat er ten tijde van de subsidieaanvraag op 17 oktober 2021 geen schriftelijke huurovereenkomst was voor de opslaglocatie in Reken. Uit het proces-verbaal van verdenking blijkt dat de directeur tijdens een telefoongesprek op 14 oktober 2021 tegen [naam] heeft gezegd dat hij geen huurcontract heeft voor een vuurwerkopslaglocatie (een bunkercomplex) en dat [naam] daarop heeft geantwoord dat ze daar wel om vragen en dat de directeur altijd nog kan zeggen dat hij bunkers van hem heeft gehuurd. Uit de omstandigheid dat de directeur in hetzelfde gesprek spreekt over het inplannen van ritten van Rheine naar Reken leidt de rechtbank af dat het hierbij gaat om de opslaglocatie in Reken. Verder blijkt uit het proces-verbaal van verdenking dat de directeur op 16 november 2021 per e-mail een huurovereenkomst heeft verstuurd naar [naam] en dat hij [naam] in deze e-mail heeft gevraagd om aanpassingen te doen in deze overeenkomst, deze te ondertekenen en deze terug te sturen. Uit het dossier blijkt dat de directeur de huurovereenkomst vervolgens op 16 november 2021 heeft verstuurd naar de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland. Onder deze huurovereenkomst staat dat deze op 4 oktober 2019 is ondertekend door [naam] en de directeur.
8.2.
Eurostar heeft erkend dat de huurovereenkomst veel later is opgesteld en ondertekend dan 4 oktober 2019. De rechtbank vindt de verklaring van Eurostar dat [naam] voor het opstellen van de overeenkomst een standaard format heeft gebruikt en in de haast is vergeten om de datum van ondertekening aan te passen, niet geloofwaardig. De datum van ondertekening staat direct boven de plek waar [naam] en de directeur hun handtekeningen hebben geplaatst. Bovendien ligt deze datum twee jaar voor het jaar waarin de overeenkomst is ondertekend. Naar het oordeel van de rechtbank moeten [naam] en de directeur daarom hebben gezien dat de datum die onder overeenkomst staat niet de datum is waarop deze is ondertekend.
8.3.
Daarnaast is van belang dat in het proces-verbaal van verdenking staat dat in de financiële administratie van Eurostar van de jaren 2019 tot en met 7 december 2021 geen boekingen zijn aangetroffen die betrekking hebben op de huur van een opslagruimte in Reken. Mede gelet op het telefoongesprek van 15 oktober 2021 en de onjuiste datering van de huurovereenkomst, acht de rechtbank de verklaring van Eurostar dat de huursom zou worden verrekend met openstaande vorderingen niet geloofwaardig. Daartoe overweegt zij dat Eurostar deze verklaring niet heeft geconcretiseerd; zo is niet toegelicht welke concrete vorderingen zouden (hebben) open(ge)staan, en dat Eurostar ook geen e-mails of bewijsmiddelen heeft overgelegd die deze verklaring ondersteunen. De door Eurostar overgelegde schriftelijke verklaring van [naam] , die schrijft dat er feitelijk gewoon opslag van vuurwerk heeft plaatsgevonden, maar dat door een slordigheid een verkeerde datum in de overeenkomst staat en dat op een later tijdstip verrekening zal plaatsvinden, vindt de rechtbank om dezelfde redenen ook niet geloofwaardig.
8.4.
De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris uit het telefoongesprek van 14 oktober 2021, de onjuiste datum in de overeenkomst, het ontbreken van betalingen en het ontbreken van concrete gegevens over een eventuele verrekening, heeft kunnen afleiden dat de door Eurostar verstrekte huurovereenkomst vals is.
8.5.
Op grond van dezelfde argumenten vindt de rechtbank het niet geloofwaardig dat Eurostar al eerder een mondelinge huurovereenkomst had afgesloten met Pyronet voor de opslaglocatie in Reken. Daarom zal de rechtbank in het midden laten of een mondelinge huurovereenkomst voldoende zou zijn geweest voor het vaststellen van de subsidie.
De vrachtbrieven voor het transport van vuurwerk van Rheine naar Reken
9. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris zich op grond van de informatie uit het proces-verbaal van verdenking ook terecht op het standpunt gesteld dat aannemelijk is dat de vrachtbrieven van de transporten van vuurwerk van Rheine naar Reken vals zijn en dat deze transporten nooit hebben plaatsgevonden. Zij zal dit hierna uitleggen.
9.1.
Eurostar heeft in het kader van de subsidieaanvraag veertien vrachtbrieven ingediend van transporten van vuurwerk van de opslaglocatie in Rheine naar de opslaglocatie in Reken. Volgens deze vrachtbrieven zou Pyronet op 16, 18 en 20 november en 1 december 2020 telkens drie transporten en op 4 december 2020 twee transporten hebben uitgevoerd.
9.2.
Uit het proces-verbaal van verdenking blijkt dat de directeur op 14 oktober 2021 een telefoongesprek heeft gevoerd met [naam] . Tijdens dit gesprek heeft hij tegen [naam] gezegd dat hij bezig is met de subsidieaanvraag, dat hij daarvoor kosten moet boeken voor transport, dat hij aan het puzzelen is en dat hij eraan denkt om voor [naam] een aantal ritten in te plannen van Rheine naar Reken, omdat hij niet zou weten waar hij anders extra transport moet inboeken tussen november en februari. Verder heeft de directeur tijdens dit gesprek gezegd dat ze het allemaal in elkaar moeten knutselen en dat hij de administratie sluitend wil maken voor hij zijn aanvraag indient. Naar aanleiding van de opmerking van [naam] dat er veel vrachtbrieven moeten worden gemaakt, heeft de directeur gezegd dat het gaat om veertien brieven voor veertien ritten. De directeur heeft aangegeven dat het gaat om vorig jaar. Op de vraag van de directeur of hij dan drie ritten per dag (heen en terug) kan doen, heeft [naam] geantwoord dat dat prima is.
9.3.
Uit het proces-verbaal van verdenking blijkt dat de directeur op 17 oktober 2021 opnieuw een telefoongesprek heeft gevoerd met [naam] . Tijdens dit gesprek heeft hij gevraagd of het transport was van Pyronet of van Netmar en heeft [naam] geantwoord dat het Pyronet was. Daarop heeft de directeur gezegd dat hij de subsidie aan het invullen is.
9.4.
De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris heeft kunnen uitgaan van de weergave van deze telefoongesprekken in het proces-verbaal van verdenking. Eurostar heeft deze weergave niet betwist. Zij heeft enkel aangegeven dat deze gesprekken anders moeten worden uitgelegd dan de staatssecretaris heeft gedaan. De rechtbank ziet geen aanleiding om Eurostar te volgen in haar standpunt dat deze gesprekken niet voor het bewijs kunnen worden gebruikt voordat kennis is genomen van de verklaring die [naam] heeft afgelegd bij de politie. Zoals de rechtbank hiervoor heeft overwogen, ziet zij geen reden om te twijfelen aan de toelichting van de staatssecretaris dat hij ook niet over deze verklaring beschikt.
9.5.
De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris uit de in 10.2. en 10.3. beschreven telefoongesprekken heeft kunnen afleiden dat de directeur, na overleg met [naam] , veertien valse vrachtbrieven heeft opgemaakt voor veertien transporten die nooit hebben plaatsgevonden en dat dit is gebeurd met het oog op het indienen van de subsidieaanvraag. Naar het oordeel van de rechtbank is de verklaring van Eurostar dat de vrachtbrieven van deze transporten zijn gereproduceerd omdat de originele vrachtbrieven niet meer beschikbaar waren, niet geloofwaardig. De rechtbank is van oordeel dat deze uitleg niet aansluit bij de inhoud van de gesprekken.
Factuur nummer [factuurnummer]
10. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris zich op grond van de informatie uit de processen-verbaal van verdenking en verstrekking ook terecht op het standpunt heeft gesteld dat aannemelijk is dat factuur nummer [factuurnummer] vals is en dat het in die factuur genoemde vuurwerk nooit aan Eurostar is geleverd en dus nooit in Rheine is geweest. Zij zal dit hierna uitleggen.
10.1.
Uit het proces-verbaal van verdenking blijkt het volgende.
10.1.1.
De directeur heeft op 15 november 2020 een e-mail verzonden, waarin hij aangeeft dat hij zo nodig met valse documenten zoveel mogelijk geld van de Nederlandse regering afhandig wil maken en dat, als dit lukt, degene die een valse factuur voor hem opmaakt hiervoor een deel krijgt.
10.1.2.
Eurostar heeft in het kader van de subsidieaanvraag een factuur van Klasek van 4 november 2020 ingediend, waarin vermeld staat dat Klasek aan Eurostar een bedrag van € 243.758,10 in rekening brengt voor de aankoop van een partij vuurwerk.
10.1.3.
Uit de bij de ING Bank opgevraagde saldo- en transactiegegevens van de bankrekeningen op naam van Eurostar over de periode van 1 januari 2017 tot en met 7 december 2021 blijkt dat in die periode van die rekeningen geen betaling van een factuur met een bedrag van € 243.758,10 is gedaan.
10.2.
Uit het proces-verbaal van verstrekking blijkt het volgende.
10.2.1.
Uit het strafrechtelijk onderzoek is gebleken dat Eurostar een deel van haar vuurwerk inkoopt bij het bedrijf Klasek in Tsjechië. Uit aangetroffen berichtenverkeer blijkt dat Eurostar en Klasek vanaf begin 2018 contact met elkaar onderhouden en dat Eurostar de distributeur wilde worden voor de verkoop van vuurwerk van Klasek in Nederland. Uit berichtenverkeer is gebleken dat de directeur Klasek medio november 2020 heeft geïnformeerd over een compensatieregeling van de Nederlandse regering in verband met het verbod op de handel in vuurwerk en dat hij Klasek heeft gevraagd om, indien nodig, te helpen met een valse factuur.
10.2.2.
De politie heeft onderzoek gedaan bij Klasek naar de bij de subsidieaanvraag door Eurostar ingediende facturen, vrachtbrieven en pakbonnen. Met name factuur nummer [factuurnummer] , de aankoop van vuurwerk op 4 november 2020 met een waarde van € 243.578,10 en de daarbij behorende vrachtbrieven en pakbonnen zijn onderzocht. Door Klasek is aangegeven dat genoemde factuur niet bij hen bestaat, dat deze factuur qua vorm wel vergelijkbaar is, maar dat er dingen ontbreken die door een automaat worden aangemaakt. Volgens Klasek ontbreken op de factuur ook een stempel en een handtekening, en mag de factuur in dat geval het bedrijf niet verlaten.
10.2.3.
Uit onderzoek in de administratie van Eurostar is gebleken dat factuur nummer [factuurnummer] daar geen deel van uitmaakte en dat er ook geen (deel)betalingen voor deze factuur hebben plaatsgevonden. Uit opgevraagde en geanalyseerde belastinggegevens van het Eurostar is gebleken dat er in 2021 en 2022 geen inkopen van vuurwerk voor een dergelijk groot bedrag (€ 243.578,10) zijn aangegeven.
10.3.
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit de e-mail van 15 november 2020 dat de directeur bereid is om valse facturen op te (laten) maken met het doel om daar ten koste van de Nederlandse overheid financieel voordeel mee te verkrijgen. Deze e-mail is weliswaar bijna een jaar voor de invoering van de Regeling verzonden, maar uit het proces-verbaal van verstrekking blijkt dat Eurostar toen al wist dat er een compensatieregeling zou komen en dat zij Klasek daarover heeft geïnformeerd.
10.4.
De rechtbank is van oordeel dat uit de informatie uit de beide processen-verbaal over factuur nummer [factuurnummer] , bezien in het licht van de e-mail van 15 november 2020, kan worden afgeleid dat deze factuur vals is. De rechtbank is het met Eurostar eens dat uit de omstandigheid dat deze factuur niet is voorzien van een handtekening en stempel niet zonder meer kan worden afgeleid dat zij vals is. In het dossier zitten namelijk meer facturen van Klasek zonder handtekening en stempel. Daarom zal de rechtbank deze constatering buiten beschouwing laten. De rechtbank ziet daarin echter geen aanleiding om te twijfelen aan de overige informatie uit het proces-verbaal van verstrekking over het in Tsjechië bij Klasek verrichte onderzoek. Het gaat daarbij met name om de verklaring van Klasek dat deze factuur “bij hen niet bestaat”. Naar het oordeel van de rechtbank sluit deze informatie aan bij de in Nederland verkregen informatie dat factuur nummer [factuurnummer] ook niet in de administratie van Eurostar is opgenomen en dat er geen betalingen van (delen van) deze factuur zijn aangetroffen. De rechtbank vindt de verklaring van Eurostar dat zij met Klasek heeft afgesproken dat zij deze factuur pas moest betalen nadat zij het vuurwerk had verkocht, dat het vuurwerk door het vuurwerkverbod niet is verkocht en dat Klasek het vuurwerk in 2021 weer in eigen beheer heeft genomen niet geloofwaardig. Eurostar heeft deze verklaring niet geconcretiseerd. Bovendien is de rechtbank van oordeel dat het aannemelijk is dat – als het zo is gegaan als Eurostar stelt – de afspraken over een partij vuurwerk met zo’n grote waarde ergens zijn vastgelegd en dat er schriftelijk is gecommuniceerd over de afhandeling van deze kwestie. Op de zitting heeft Eurostar ook bevestigd dat zij hierover met Klasek heeft gecommuniceerd per e-mail. Eurostar heeft echter geen e-mails of andere bewijsmiddelen overgelegd die haar verklaring ondersteunen.
De voorraadlijsten van de opslaglocaties in Rheine en Reken
11. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat het aannemelijk is dat de voorraadlijsten van de opslaglocaties in Rheine en Reken vals zijn. Zij zal dit hierna uitleggen.
11.1.
Eurostar heeft in het kader van de vaststelling van de subsidie voorraadlijsten ingediend van de opslaglocaties in Rheine en Reken. De directeur heeft op de zitting verklaard dat de partij vuurwerk waarop factuur nummer [factuurnummer] ziet, eerst is getransporteerd naar de opslaglocatie in Rheine en dat later een deel van dit vuurwerk is getransporteerd naar Reken. Op basis van die verklaring gaat de rechtbank ervan uit dat Eurostar een deel van deze partij vuurwerk op de voorraadlijst van de opslaglocatie in Rheine heeft gezet. Op de voorraadlijst van de opslaglocatie in Reken staan alleen de hoeveelheden vuurwerk die op 16, 18 en 20 november 2020 en 1 en 4 december 2020 door Pyronet van Rheine naar Reken zouden zijn getransporteerd.
11.2.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris zich op grond van de omstandigheid dat het aannemelijk is dat factuur nummer [factuurnummer] vals is, terecht op het standpunt gesteld dat er reden is om aan te nemen dat de partij vuurwerk die op deze factuur staat nooit door Klasek aan Eurostar is geleverd en dat dit vuurwerk dus nooit in Rheine is geweest. Daarom heeft de staatssecretaris eveneens aannemelijk kunnen achten dat de bijbehorende informatie op de door Eurostar ingediende voorraadlijsten van de opslaglocatie in Rheine vals is.
11.3.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris zich gelet op het voorgaande en op grond van de omstandigheid dat het aannemelijk is dat de vrachtbrieven van Pyronet vals zijn, terecht op het standpunt gesteld dat er reden is om aan te nemen dat de partijen vuurwerk die op deze vrachtbrieven staan nooit van Rheine naar Reken zijn getransporteerd en dat deze partijen vuurwerk dus nooit in Reken zijn geweest. Daarom heeft de staatssecretaris ook aannemelijk kunnen achten dat de voorraadlijst van de opslaglocaties in Reken vals is.
11.4.
Verder is de rechtbank van oordeel dat de staatssecretaris op grond van de weergave van enkele afgeluisterde telefoongesprekken in het proces-verbaal van verdenking aannemelijk heeft kunnen achten dat in november 2021 in de door Eurostar gehuurde bunkers op de opslaglocatie in Rheine ook professioneel en illegaal vuurwerk lagen opgeslagen en dat de directeur niet terugschrok voor het wijzigen van de classificatie van vuurwerk en het vermelden van onjuiste soorten en aantallen vuurwerk op facturen. Eurostar heeft de aanwezigheid van niet subsidiabel vuurwerk op de opslaglocatie in Rheine ook niet ontkend. De rechtbank is van oordeel dat de bereidheid van de directeur om de classificatie van vuurwerk te wijzigen en in facturen onjuiste soorten en aantallen vuurwerk te vermelden afbreuk doet aan de betrouwbaarheid van de opgave van de classificatie en de hoeveelheden van het vuurwerk in de voorraadlijsten en de subsidieaanvraag. Dit opent namelijk de mogelijkheid dat in de voorraadlijsten en de aanvraag professioneel vuurwerk is opgegeven als (subsidiabel) consumentenvuurwerk en dat grotere aantallen zijn opgegeven dan daadwerkelijk aanwezig waren. Dat het gaat om telefoongesprekken die zijn gevoerd in juni en november 2021, terwijl de subsidieperiode ligt in de periode rond de jaarwisseling van 2020 naar 2021, doet hier naar het oordeel van de rechtbank niet aan af. Naar het oordeel van de rechtbank ondersteunt dit de conclusie van de staatssecretaris dat de voorraadlijsten van de opslaglocaties in Rheine en Reken vals zijn.
Tussenconclusie
12. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de staatssecretaris zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat Eurostar onjuiste gegevens heeft verstrekt en dat de verstrekking van juiste gegevens zou hebben geleid tot een ander besluit op de subsidieaanvraag. Daarom was de staatssecretaris bevoegd om de subsidie lager vast te stellen. De beroepsgrond slaagt dan ook niet.
Heeft de staatssecretaris de subsidie in redelijkheid kunnen vaststellen op nihil?
13. Eurostar stelt zich op het standpunt dat het bestreden besluit in strijd is met het evenredigheidsbeginsel, omdat de gevolgen van het besluit onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen doelen. Volgens Eurostar is de nihilstelling niet geschikt, niet noodzakelijk en niet evenwichtig. Eurostar is van mening dat de staatssecretaris ten onrechte heeft gekozen voor de meest verstrekkende sanctie, ondanks het feit dat zij voldoende informatie heeft aangeleverd om aan te tonen dat opslag van consumentenvuurwerk heeft plaatsgevonden in de relevante periode en zij transparant heeft gecommuniceerd over eventuele niet-subsidiabele goederen. Eurostar vindt dat de staatssecretaris de gestelde onmogelijkheid om betrouwbare onderdelen te onderscheiden niet op haar mag afwentelen. Eurostar is van mening dat niet elk vermoeden van onregelmatigheid tot volledige terugvordering mag leiden en dat de staatssecretaris ten onrechte niet heeft getoetst of er een (gedeeltelijk) recht op subsidie bestaat. Voor zover al sprake is van het verstrekken van onjuiste gegevens, had de staatssecretaris de subsidie volgens Eurostar naar rato moeten vaststellen en moeten volstaan met het terugvorderen van het deel van het voorschot dat ziet op de opslag van het vuurwerk van Klasek. Volgens Eurostar heeft de staatssecretaris ten onrechte geen onderscheid gemaakt tussen beide opslaglocaties en is niet gemotiveerd waarom ook geen subsidie kan worden verleend voor de opslag van vuurwerk in Rheine. Daarnaast voert Eurostar aan dat de nihilstelling grote financiële gevolgen voor haar heeft. Zij stelt dat de vuurwerkbranche hard is geraakt door COVID en dat zij hierdoor veel schade heeft geleden en veel extra kosten heeft moeten maken (onder meer) voor het opslaan van vuurwerk. Volgens Eurostar is het evident dat het vuurwerk op geschikte locaties moest worden opgeslagen en dat daarvoor kosten zijn gemaakt.
14. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris de subsidie in redelijkheid heeft kunnen vaststellen op nihil en dat het bestreden besluit niet in strijd is met het evenredigheidsbeginsel. Zij zal dit hierna uitleggen.
14.1.
De rechtbank stelt voorop dat op grond van artikel 4:46, eerste lid, van de Awb als uitgangspunt geldt dat wanneer een besluit tot subsidieverlening is gegeven, het subsidiebedrag wordt vastgesteld in overeenstemming met de verlening. Dat betekent dat het subsidiebedrag in beginsel moet worden overgenomen in het vaststellingsbesluit. Op grond van het tweede lid van artikel 4:46 kan de staatssecretaris de subsidie echter lager vaststellen als zich één of meer van de daar genoemde omstandigheden voordoen. Deze bevoegdheid omvat de mogelijkheid om de subsidie op nihil vast te stellen. Het gaat hierbij om een zogenoemde discretionaire bevoegdheid. De staatssecretaris heeft daarbij beleidsruimte, wat betekent dat hij de keuze heeft om, als aan de toepassingsvereisten is voldaan, deze bevoegdheid al dan niet te gebruiken.
14.2.
Als de staatssecretaris de bevoegdheid uit artikel 4:46, tweede lid, van de Awb toepast, moet hij daarbij het in artikel 3:4, tweede lid, van de Awb neergelegde evenredigheidsbeginsel in acht nemen. Dat betekent dat de gevolgen van de intrekking niet onevenredig mogen zijn in verhouding tot de daarmee te dienen doelen. Als de subsidieontvanger niet heeft voldaan aan een aan de subsidie verbonden verplichting, moet een afweging worden gemaakt tussen het belang van handhaving van de verplichting en de gevolgen van de verlaging voor de ontvanger. Daarbij zijn ook de ernst van de tekortkoming en de mate waarin deze aan de ontvanger kan worden verweten van belang. [3]
14.3.
De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris in dit geval in redelijkheid heeft kunnen besluiten om de subsidie vast te stellen op nihil. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking, dat uit wat zij hiervoor heeft overwogen volgt, dat Eurostar in het kader van haar subsidieaanvraag willens en wetens valse documenten heeft ingediend. Naar het oordeel van de rechtbank is het aannemelijk dat zij dit heeft gedaan met het doel om een hogere subsidie te krijgen dan waar zij (mogelijk) recht op had. Dit kan onder meer worden afgeleid uit de e-mail van 15 november 2020, waarin de directeur aangeeft dat hij, zo nodig met valse documenten, zoveel mogelijk geld van de Nederlandse regering afhandig wil maken. Daarnaast is van belang dat het op basis van de beschikbare gegevens niet mogelijk is om vast te stellen of Eurostar recht heeft op een deel van de toegekende subsidie. Zoals de rechtbank hiervoor heeft overwogen, is het aannemelijk dat al het vuurwerk dat is vermeld op de door Eurostar ingediende voorraadlijst van de opslaglocatie in Reken daar nooit is opgeslagen. Ook is het aannemelijk dat de grote partij vuurwerk, die op basis van factuur nummer [factuurnummer] zou zijn getransporteerd naar de opslaglocatie in Rheine, daar nooit is opgeslagen. Verder is de rechtbank van oordeel dat de staatssecretaris zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat door het frauduleuze handelen van Eurostar en het ontbreken van een betrouwbare voorraadadministratie niet kan worden vastgesteld of de rest het vuurwerk, dat volgens de door Eurostar opgemaakte voorraadlijsten opgeslagen zou zijn geweest op de opslaglocatie in Rheine, daar wel echt is opgeslagen. Daarom hoefde de staatssecretaris de subsidie niet vast te stellen op het bedrag waar Eurostar mogelijk nog wel recht op zou kunnen hebben en hoefde hij de terugvordering niet te beperken tot het bedrag waarvan zonder meer vaststaat dat Eurostar daar geen recht op had. [4]
14.4.
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat de staatssecretaris zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat het op nihil vaststellen van de subsidie in dit geval zowel een geschikte als een noodzakelijke maatregel is en dat deze maatregel niet onevenwichtig is. De staatssecretaris heeft de belangen van de handhaving van de verplichting om bij een subsidieaanvraag juiste gegevens te verstrekken en het tegengaan van fraude en het belang dat schaarse publieke middelen alleen worden toegekend aan aanvragers van wie voldoende vaststaat dat zij daar recht op hebben zwaarder kunnen laten wegen dan het financiële belang van Eurostar bij het behouden van een deel van de subsidie. Daarbij is van belang dat het indienen van valse documenten ter verkrijging van een (hogere) subsidie een zeer ernstige tekortkoming is en dat deze tekortkoming in grote mate aan Eurostar kan worden verweten.
14.5.
Daarom slaagt deze beroepsgrond niet.

Conclusie en gevolgen

15. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat Eurostar geen gelijk krijgt en dat de nihilstelling van de subsidie in stand blijft. Eurostar krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F. Koster , voorzitter, en mr. E.C. Rozeboom en mr. F.J. van der Vaart, leden, in aanwezigheid van mr. F.F. van Emst, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) van 22 april 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1117, rechtsoverweging (hierna: r.o.) 4.3., en 6 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1916, r.o. 5.3.
2.Vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 14 april 2021, ECLI:NL:RVS:2021:780, r.o. 4.1.
3.Zie de uitspraken van de Afdeling van 3 februari 2016, ECLI:NL:RVS:2016:205, r.o. 6., en 27 maart 2019, ECLI:NL:RVS:2019:928, r.o. 4, en Kamerstukken II 1993/94, 23 700, nr. 3, p. 74.
4.Vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 8 februari 2000, ECLI:NL:RVS:2000:AA5252, 2.2.12.