Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.Het onderzoek op de terechtzitting
2.De tenlastelegging
primair), dan wel dat hij voornoemde bedragen uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking of beroep heeft verduisterd (
subsidiair);
primair), dan wel dat hij voornoemd bedrag uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking of beroep heeft verduisterd (
subsidiair).
[rekeningnummer 1] t.n.v. [bedrijf 2] , AG-004 bijl. 14, p. 408], en/of
[rekeningnummer 2] t.n.v. [bedrijf 3] BV, AG-004 bijl. 19, p. 420],
1.000.000 euro, na 30 dagen terug gestort zou krijgen op zijn bankrekening, en/of
geldlening voor [naam 1] , en/of
ingevorderd, en/of
investering van die 500.000 euro garant te staan, en/of
cheque door een notaris gelegaliseerd zou worden, en/of
d.d. 15 september 2014 die [slachtoffer 2] geen risico liep en alles betrouwbaar was, en/of
[rekeningnummer 1] t.n.v. [bedrijf 2] , AG-004 bijl. 14, p. 408], en/of
[rekeningnummer 2] t.n.v. [bedrijf 3] BV, AG-004 bijl. 19, p. 420],
obligaties van Chinese bonds, en/of
die ondertekend heeft [DOC-111], en/of
minimaal 1,5 miljard contante bolivars in bezit heeft, en/of
3.De voorvragen
profitshare” van € 600.000,00. De schuldregeling werd ondertekend op 30 januari 2014 door [medeverdachte] in zijn functie van directeur van [bedrijf 3] en door [slachtoffer 3] . [5]
- “costs and investments bonds” € 22.300,00;
- “farmer bonds” € 8.620,00;
- “costs [project] project” € 255.500,00;
- “levensmiddelen overige privé uitgaven” € 26.344,00;
- “autokosten” € 13.754,00;
- “overboekingen” € 34.775,00;
- “belastingen/verzekeringen/bankkosten” € 18.954,00;
- “leningen” € 26.500,00;
- “creditcard en GWK-betalingen” € 9.598,00;
- “contante opname” € 36.018,00;
- “reis- en verblijfskosten” € 20.355,00;
- “telefoonkosten” € 469,00;
- “ [bedrijf 9] ” € 1.022,00;
- “Overige kosten” € 21.556,00;
- “ [omschrijving 1] deelneming” € 75.000,00;
- “ [omschrijving 2] inleg deelname” € 11.950,00;
- “aanschaf machine Duitsland” € 15.000,00.
trade”) van € 300.000,00 zou worden aangegaan voor een periode van één maand. Dit bedrag zou worden verdubbeld om de kosten en rendementen zeker te stellen, waaronder de kosten voor het inrichten van “S.A.-structuren”. Uiterlijk op 1 mei 2014 zou een “
trade” worden aangegaan met het volledige bedrag van € 1.000.000,00. De uitkeringen zouden plaatsvinden binnen de SA-structuren, waarbij [naam 12] een deel van de overrendementen zou ontvangen. [22]
- “ [bedrijf 3] B.V. – project [project] ” € 250.000,00;
- “ [bedrijf 3] B.V. – costs bonds” € 280.000,00;
- “leningen” € 20.000,00;
- “overboekingen gelieerde vennootschappen” € 100.775,00;
- “naar privérekening [naam 7] ” € 58.500,00;
- “belastingen, telefoon, bankkosten” € 212,00;
- “diverse betaalde facturen” € 12.179,00.
- “costs and investments bonds” € 171.840,00;
- “farmer bonds” € 31.000,00;
- “costs [project] project” € 7.505,00;
- “costs waterproject” € 32.250,00;
- “levensmiddelen overige privé uitgaven” € 16.750,00;
- “autokosten” € 8.663,00;
- “overboekingen” € 20.720,00;
- “belastingen/verzekeringen/bankkosten” € 1.572,00;
- “leningen” € 20.780,00;
- “creditcard en GWK-betalingen” € 4.457,00;
- “contante opname” € 9.946,00;
- “reis- en verblijfskosten” € 10.487,00;
- “telefoonkosten” € 367,00;
- “huis [locatie buitenland] ” € 55.000,00;
- “ [bedrijf 9] ” € 2.291,00;
- “ [slachtoffer 3] ” € 50.000,00;
- “Overige kosten” € 9.837,00;
- “ [omschrijving 1] deelneming” € 10.000,00.
proof of fund” aan [bedrijf 2] zou vertrekken. Binnen één maand na storting van het bedrag zou het bedrag verdubbeld worden en zou € 1.000.000,00 aan [bedrijf 20] worden uitgekeerd. [40]
profitshare” van eveneens € 500.000,00 en een rente van vijf procent. Deze schuldregeling werd ondertekend op 10 september 2014 door [medeverdachte] en [verdachte] . [45]
- “costs and investments bonds”: € 39.524,00;
- “costs [project] project”: € 31.450,00;
- “levensmiddelen overige privé uitgaven” € 14.277,00;
- “autokosten” € 19.733,00;
- “overboekingen” € 16.000,00;
- “belastingen/verzekeringen/bankkosten” € 1.360,00;
- “leningen” € 35.500,00;
- “creditcard en GWK-betalingen” € 4.910,00;
- “contante opname” € 29.770,00;
- “reis- en verblijfskosten” € 19.984,00;
- “telefoonkosten” € 1.827,00;
- “huis [locatie buitenland] ” € 160.350,00
- “ [bedrijf 9] ” € 4.518,00;
- “ [slachtoffer 3] ” € 2.500,00
- “Overige kosten” € 6.902,00;
- “ [omschrijving 1] deelneming” € 14.000,00;
- “ [bedrijf 2] B.V.” € 50.000,00.
50 million in our hands now”, met als bijlage twee foto’s van een biljet van honderd Bolivar.
proof of product” ter verificatie van de authenticiteit van de aangeboden partij Bolivar. [medeverdachte] stelde voor daartoe een verklaring te laten opstellen door een notaris, waarmee [naam 5] instemde. [55] Kort daarna nam [medeverdachte] telefonisch contact op met [medeverdachte 2] met het verzoek om bij een notaris in het Engels te laten bevestigen dat er “anderhalf b” beschikbaar was. [medeverdachte 2] gaf aan dat dit mogelijk was en dat hij die verklaring de volgende dag geregeld kon hebben. Vervolgens bracht [medeverdachte] [naam 5] telefonisch op de hoogte van de gemaakte afspraak bij de notaris de volgende dag. [56]
letter from Notary. We did whole day the checks”. [naam 5] liet daarop weten dat hij de verklaring aan zijn klant – de potentiële koper – had doorgestuurd. Op 29 augustus 2016 volgde opnieuw een bericht van [medeverdachte] aan [naam 5] met de tekst: “
Holland is ready to move now”. [58]
more than the estimated 1,5 billion” aanwezig was. [verdachte] gaf aan dat hij een tekst had opgesteld waarin namens de [bedrijf 1] werd verklaard dat op verzoek controle was uitgevoerd op de echtheid van de “bonds” (fonetische weergave; de rechtbank gaat ervan uit dat [verdachte] niet bedoeld heeft ‘obligaties’ – de letterlijke vertaling van ‘bonds’ – maar ‘valuta’), waarbij serienummers en echtheidskenmerken waren nagegaan, en dat geen onregelmatigheden waren vastgesteld. De conclusie in de tekst luidde dat de partij Bolivar – toebehorende aan “ [bedrijf 7] B.V.” (de rechtbank begrijpt: [bedrijf 7] B.V.) en [medeverdachte 2] – echt was en dat bij de telling was gebleken dat er meer dan anderhalf miljard Bolivar aanwezig waren. [medeverdachte 2] reageerde daarop met “perfect”. Korte tijd later belde [medeverdachte 2] opnieuw met [verdachte] om te vragen of het document al was verzonden. [verdachte] gaf aan dat het document bijna gereed was en dat hij een concept kon opsturen. Het document zou vervolgens worden gescand. [verdachte] deelde mee dat het document inmiddels in zijn iCloud stond, waarop [medeverdachte 2] bevestigde: “helemaal goed. Tekenen en sturen”. [verdachte] gaf aan dat hij een “mooie handtekening” had gebruikt, waarop [medeverdachte 2] lachend antwoordde: “ja super, is van [naam 20] ? Haha”. [59]
cash to cash-transactie” willen. Volgens [medeverdachte 2] was er een locatie in [vestigingsplaats 5] ingericht voor de transactie. De eigenaar van het pand zou bij de afspraak aanwezig kunnen zijn. [naam 4] gaf aan dat hij de ontwikkelingen rustig zou afwachten.
oogmerkheeft gehad om zichzelf of een ander met het ingelegde geldbedrag van € 500.000,00
wederrechtelijkte bevoordelen. Uit de stukken blijkt niet dat verdachte op het moment van aangaan van de investering/overeenkomst en het ontvangen van het geldbedrag op de bankrekening van [bedrijf 2] niet de intentie had om het geïnvesteerde bedrag, vermeerderd met het toegezegde rendement, op termijn uit te betalen, althans dat hij niet de bedoeling had zich daarvoor in te spannen of daartoe geen redelijke kans zag. Met andere woorden, niet kan worden vastgesteld dat verdachte bewust een bij voorbaat tot wanprestatie gedoemde overeenkomst aanging. Dat een uitzonderlijk hoog rendement werd beloofd, dat (de details van) de bestemming van de investering in aanloop naar de overeenkomst wijzigden en dat verdachte zich heeft gepresenteerd als directeur van de [bedrijf 1] terwijl hij dat in werkelijkheid niet was, is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om die conclusie te kunnen dragen. Daarmee ontbreekt het bewijs voor het vereiste oogmerk als bedoeld in artikel 326 Sr. De rechtbank spreekt verdachte in zoverre vrij van oplichting van [slachtoffer 2] voor het bedrag van € 500.000,00.
vervolgens wederrechtelijkheeft toegeëigend. Van dat laatste is sprake indien verdachte zonder daartoe gerechtigd te zijn als heer en meester over het geld is gaan beschikken. Van een zodanig beschikken kan - afhankelijk van de concrete omstandigheden van het geval - onder meer sprake zijn indien aan een ander dan de verdachte toebehorende gelden aan de verdachte zijn overgemaakt met een bepaald, al dan niet contractueel vastgelegd doel en de verdachte deze gelden tegen de afspraken in beheert of voor andere doeleinden heeft aangewend, dan wel indien teruggave van die gelden door de verdachte onmogelijk is gemaakt of aanmerkelijk is bemoeilijkt. [69] Tot slot moet de verdachte (tenminste voorwaardelijk) opzet hebben gehad op de wederrechtelijke toe-eigening.
5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
verduistering gepleegd door hem die het goed uit hoofde van zijn beroep onder zich heeft;
medeplegen van opzettelijk gebruik maken van een vals of vervalst geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst;
medeplegen van opzettelijk een geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, afleveren/voorhanden hebben, terwijl hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat dit geschrift bestemd is voor gebruik als ware het echt en onvervalst.
6.De strafbaarheid van verdachte
7.De op te leggen straf of maatregel
8.De schade van benadeelden
- de benadeelde partij ten aanzien van de vordering niet-ontvankelijk verklaren,
- bepalen dat hij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen,
- aan verdachte opleggen – hoofdelijk, aldus dat als [medeverdachte] betaalt aan de benadeelde partij of de Staat, ook verdachte in zoverre is bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden – de verplichting om ten behoeve van de benadeelde partij aan de Staat te betalen een bedrag van € 500.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 november 2014 tot de dag van algehele voldoening,
- bepalen dat als niet volledig wordt betaald, deze verplichting kan worden aangevuld met 360 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft,
- verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
redelijkekosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid als vermogensschade voor vergoeding in aanmerking komen. Daarbij gelden de eisen dat de kosten in verhouding moeten staan tot de aard en omvang van de schade en dat een voorzichtig persoon in dezelfde situatie deze kosten ook zou hebben gemaakt. De benadeelde partij heeft nagelaten enige onderbouwing te verschaffen op basis waarvan de rechtbank kan toetsen of aan voornoemde criteria is voldaan. Het alsnog in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om deze onderbouwing aan te leveren zou een nadere behandeling vereisen, terwijl het strafgeding zich thans niet meer leent voor uitstel of aanhouding. Gelet daarop is de rechtbank van oordeel dat de behandeling van dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert en dat de benadeelde partij in zoverre niet-ontvankelijk is.
gevorderdeschade kan de rechter ook (ambtshalve) de schadevergoedingsmaatregel opleggen voor
niet-gevorderdeschade, zolang die is veroorzaakt door een strafbaar feit en de aansprakelijkheid van verdachte vast staat. [75]
- de benadeelde partij ten aanzien van de vordering niet-ontvankelijk verklaren,
- bepalen dat hij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen,
- aan verdachte opleggen de verplichting om ten behoeve van de benadeelde partij aan de Staat te betalen een bedrag van € 982.500,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten 26 februari 2015, tot de dag van algehele voldoening,
- bepalen dat als niet volledig wordt betaald, deze verplichting kan worden aangevuld met 360 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft, en
- verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
9.De toegepaste wettelijke voorschriften
10.De beslissing
bewezenverklaring
verduistering gepleegd door hem die het goed uit hoofde van zijn beroep onder zich heeft;
medeplegen van opzettelijk gebruik maken van een vals of vervalst geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst;
medeplegen van opzettelijk een geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, afleveren/voorhanden hebben, terwijl hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat dit geschrift bestemd is voor gebruik als ware het echt en onvervalst.
gevangenisstrafvoor de duur van
14 (veertien) maanden;
[slachtoffer 2](feit 1) in het geheel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van
€ 500.000,00, (zegge: vijfhonderdduizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 november 2014 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 360 dagen kan worden toegepast, (een en ander voor zover dit bedrag niet door een [medeverdachte] zal zijn voldaan). Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
[slachtoffer 1](feit 2) in het geheel
niet-ontvankelijkis in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van
€ 982.500,00, (zegge: negenhonderdtweeëntachtig en vijfhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 februari 2015 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 360 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;