ECLI:NL:RBOVE:2025:5585

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
16 september 2025
Publicatiedatum
16 september 2025
Zaaknummer
08.256923.24 en 08.253190.24
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor belaging van buren met voorwaardelijke taakstraf

Op 16 september 2025 heeft de Rechtbank Overijssel in Zwolle uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan belaging van zijn buren, de heer [slachtoffer 1] en mevrouw [slachtoffer 2]. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf van 80 uren, met een proeftijd van drie jaren. De zaak kwam voor de rechtbank na een openbare terechtzitting op 2 september 2025, waar de officier van justitie en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De verdachte werd beschuldigd van het stelselmatig inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer van zijn buren in de periodes van 1 januari 2022 tot en met 31 december 2022 en van 23 november 2023 tot en met 5 juni 2024. De rechtbank oordeelde dat de gedragingen van de verdachte, waaronder het zich ophouden in de nabijheid van de woningen van de slachtoffers en het maken van intimiderende gebaren, een ernstige inbreuk op hun persoonlijke levenssfeer vormden. De rechtbank baseerde haar oordeel op de aangiften van de slachtoffers, ondersteunende logboeken, camerabeelden en getuigenverklaringen. De rechtbank achtte de bewezenverklaring van de belaging op grond van de verzamelde bewijsmiddelen wettig en overtuigend. De verdachte werd niet alleen schuldig bevonden aan belaging, maar ook zijn eerdere strafblad en de impact van zijn gedrag op de slachtoffers werden meegewogen in de strafoplegging. De rechtbank besloot tot een voorwaardelijke straf, rekening houdend met een geslaagd mediationtraject tussen de verdachte en de slachtoffers, en de noodzaak om de relatie tussen hen te herstellen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.256923.24 en 08.253190.24
Datum vonnis: 16 september 2025
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1951 in [geboorteplaats],
wonende aan de [woonplaats].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
2 september 2025.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsvrouw mr. M.G. Bischop, advocaat in Deventer, naar voren is gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennis genomen van de door [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] voorgedragen slachtofferverklaringen.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, na wijziging van de tenlasteleggingen van 2 september 2025, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de belaging van zijn buren de heer [slachtoffer 1] en mevrouw [slachtoffer 2] in de periode van 1 januari 2022 tot en met 31 december 2022 en in de periode van 23 november 2023 tot en met 5 juni 2024.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
Parketnummer 08.256923.24
hij in of omstreeks de periode van 1 janauri 2022 tot en met 31 december 2022 teZwolle, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaaktop eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], door meermalen- zich in de nabijheid van de woning van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] op te houden en/ofdaarbij (telkens) door het keukenraam van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te kijken,- (familieleden van) [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] aan en/of toe te spreken,- hardop te lachen in de richting van die [slachtoffer 1],- gebaren te maken in de richting van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2],met het oogmerk die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
Parketnummer 08.253190.24
hij in of omstreeks de periode van 23 november 2023 tot en met 5 juni 2024 te Zwolle,althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaaktop eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], door meermalen- zich in de nabijheid van de woning van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] op te houden,- [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] aan en/of toe te spreken,- hardop te lachen in de richting van die [slachtoffer 1] en/of- in het bij zijn van [slachtoffer 1] het loopje en/of gedrag van [slachtoffer 1] te imiterenmet het oogmerk die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich, overeenkomstig de inhoud van een aan de rechtbank overgelegd requisitoir, op het standpunt gesteld dat de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich voor wat betreft de bewezenverklaring van beide tenlasteleggingen gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt het volgende voorop. Bij de beoordeling van de vraag of sprake is van belaging als bedoeld in artikel 285b, eerste lid, Sr zijn verschillende factoren van belang: de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer (HR 29 juni 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO5710; HR 4 november 2014, ECLI:NL:HR:2014:3095). Ook in het geval van burenruzies kan onder bepaalde omstandigheden een stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van een ander worden aangenomen (HR 7 februari 2006, ECLI:NL:HR2006:AU5787). Ook in dat geval is beslissend of sprake is van gedragingen waardoor wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk wordt gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van een ander met het in de delictsomschrijving nader omschreven oogmerk. Het gaat er daarbij om of het lastigvallen van een ander een zekere mate van indringendheid, duur en frequentie heeft. Algemene (buren)overlast valt daarmee buiten de strafbaarstelling van belaging.
De rechtbank is op grond van de aangiften van [slachtoffer 1] van 8 augustus 2022,
12 augustus 2022 en 23 november 2023, die worden ondersteund door de door hem opgemaakte logboeken (over de perioden van 15 mei 2022 tot 1 augustus 2022, 5 september 2022 tot en met 18 november 2022, en 2 juli 2023 tot en met 18 november 2023), de aangeleverde camerabeelden en de processen-verbaal van bevindingen van 1 oktober 2022, 11 december 2022, 3 april 2023 en 29 juni 2024 waarin de camerabeelden zijn beschreven, het proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 2] van 14 april 2023 en de door verdachte ter zitting van 2 september 2025 afgelegde verklaring, van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde belaging.
Uit deze bewijsmiddelen blijkt dat verdachte zijn buren [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] herhaaldelijk heeft lastiggevallen, dat zijn gedragingen exclusief op hen waren gericht en dat deze gedragingen een gewone burenruzie of overlast ver hebben overstegen.
De aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van zijn gedragingen waren naar het oordeel van de rechtbank dusdanig dat verdachte daarmee wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van zijn buren met het oogmerk om hen te dwingen te dulden zijn gedrag te ondergaan.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan.
In geval van hoger beroep zullen de gebruikte bewijsmiddelen worden opgenomen in een aanvulling bij dit vonnis. De in die bewijsmiddelen voorkomende feiten en omstandigheden zijn redengevend voor deze beslissing.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
08.256923.24
hij in de periode van 1 januari 2022 tot en met 31 december 2022 Zwolle, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], door meermalen- door het keukenraam van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] te kijken,- [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] aan en toe te spreken,- hardop te lachen in de richting van die [slachtoffer 1],- gebaren te maken in de richting van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], met het oogmerk die
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], te dwingen iets te dulden;
08.253190.24
hij in de periode van 23 november 2023 tot en met 5 juni 2024 te Zwolle, wederrechtelijk
stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], door meermalen,- [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] aan en toe te spreken,- hardop te lachen in de richting van die [slachtoffer 1] en- in het bijzijn van [slachtoffer 1] het loopje en/of gedrag van [slachtoffer 1] te imiterenmet het oogmerk die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], te dwingen iets te dulden.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 285b van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
08.256923.24
het misdrijf:
belaging;
08.253190.24
het misdrijf:
belaging.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf van 80 uren met een proeftijd van drie jaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de door de officier van justitie geëiste voorwaardelijke taakstraf van 80 uren een passende straf is.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan belaging van zijn buren. Hij heeft langdurig inbreuk op hun persoonlijke levenssfeer gemaakt en zijn handelwijze heeft een grote impact op hen gehad, zoals ook naar voren is gekomen uit de door hen ter zitting voorgelezen slachtofferverklaringen.
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte van 7 juli 2025. Hieruit blijkt dat aan verdachte bij strafbeschikking van 15 augustus 2023 een geldboete is opgelegd wegens belediging (van [slachtoffer 1]) en dat verdachte op 25 augustus 2020 door de politierechter is veroordeeld voor het doen van een onjuiste belastingaangifte.
De rechtbank heeft daarnaast kennisgenomen van het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 18 november 2024. In dit rapport adviseert de reclassering een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen.
De rechtbank houdt - gelet op het bepaalde in artikel 51h lid 2 van het Wetboek van Strafvordering - in het voordeel van verdachte rekening met de uitkomst van het mediation-traject dat tussen verdachte en zijn buren heeft plaatsgevonden. Uit de slotovereenkomst van 23 april 2025 blijkt dat de mediation is geslaagd. Er is sprake geweest van zelfreflectie bij verdachte en het hinderlijke gedrag is hierna gestopt. Het is van groot belang dat dit in de toekomst zo blijft. Nu verdachte en aangevers buren blijven, dient het verdere herstel van de relatie voorop te staan.
Gelet hierop ziet de rechtbank aanleiding om te volstaan met een geheel voorwaardelijke straf. Een voorwaardelijke straf dient ertoe verdachte te stimuleren om de positief ingeslagen weg voort te zetten en zich gedurende de proeftijd en daarna niet opnieuw hinderlijk in de richting van zijn buren te gedragen.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat de door de officier van justitie geëiste voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 80 uren, met een proeftijd van 3 jaar, in dit geval passend en geboden is.

7.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op het hiervoor genoemde wetsartikel. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c 22c, 22d en 57 Sr.

8.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder parketnummers 08.256923.24 en 08.253190.24 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
parketnummer 08.256923.24
het misdrijf:
belaging
parketnummer 08.253190.24
het misdrijf:
belaging
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
80 (tachtig) uren;
- beveelt, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
40 (veertig) dagen;
- bepaalt dat deze taakstraf
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende algemene voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.W. Eshuis, voorzitter, mr. J. de Ruiter en mr. M. Vodegel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.R. Lageveen, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 16 september 2025.