ECLI:NL:RBOVE:2025:5689

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
25 september 2025
Publicatiedatum
23 september 2025
Zaaknummer
08.050683.25 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor belaging van buren door stelselmatige inbreuk op hun persoonlijke levenssfeer

Op 25 september 2025 heeft de Rechtbank Overijssel een 53-jarige man veroordeeld tot een taakstraf van 160 uren, waarvan 80 uren voorwaardelijk, en een schadevergoeding aan zijn buren. De man was schuldig bevonden aan belaging, nadat hij gedurende twee jaar zijn buren had gestalkt. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zijn buren had lastiggevallen door hen te filmen met camera's, tuinafval te dumpen, beplanting te vernielen en hen te beledigen met kwetsende uitspraken. De rechtbank stelde vast dat de verdachte opzettelijk en wederrechtelijk inbreuk had gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van zijn buren, wat leidde tot een ernstige aantasting van hun privacy en gevoel van veiligheid. De rechtbank nam in haar overwegingen mee dat de verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten was veroordeeld en dat hij te maken had met niet-aangeboren hersenletsel, wat invloed had op zijn gedrag. De rechtbank legde een taakstraf op, maar geen contactverbod, gezien de omstandigheden van de verdachte. De benadeelde partijen, de buren, vorderden schadevergoeding voor materiële en immateriële schade, waarvan een deel werd toegewezen. De rechtbank oordeelde dat de immateriële schade onvoldoende onderbouwd was en verklaarde de benadeelde partijen in dat deel niet-ontvankelijk.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.050683.25 (P)
Datum vonnis: 25 september 2025
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1972 in [geboorteplaats],
wonende aan de [woonplaats].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 11 september 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsvrouw mr. I.D. van Wijnen, advocaat in Assen, naar voren is gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van de door [slachtoffer 1] voorgedragen slachtofferverklaring en van wat namens de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en
[slachtoffer 2] door de heer [naam] van Slachtofferhulp Nederland is aangevoerd.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
primair:in de periode van 6 september 2022 tot en met 11 oktober 2024 in [plaats] zijn buren heeft gestalkt door onder andere met camera’s hun woning en terrein te filmen, tuinafval te dumpen, beplanting te vernielen en de brievenbus, oprit en heg te besmeuren met verf;
subsidiair:de beplanting, brievenbus, oprit en houten hekken van zijn buren heeft vernield en/of beschadigd, in de periode van 10 april 2023 tot en met 11 oktober 2024 in [plaats].
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 6 september 2022 tot en met
11 oktober 2024 te [plaats], wederrechtelijk stelselmatig inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 2] en/of
[slachtoffer 1] door
- één of meerdere (video)camera's te richten op (delen van) het erf, terrein en/of de woning van die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] en/of hiermee meerdere (video)opnamens te maken,
- zich voor/rondom de woning van [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] op te houden en (vervolgens) in de richting van die woning de volgende woorden te uiten: "vuile kankerhond!,... vuile kanker idioot!, je weet niet met wie je te maken hebt!, kanker
NSB'er!, vuile kanker Hitler-hond!, kom maar op!, ik ben er klaar mee!, kom maar op!, ik zie je achter het kanker raam staan!, vuile kanker klootzak!, vuile kanker hoer!, je hebt het van kwaad tot erger gemaakt!, kanker jong!, kijk maar lekker door jullie kanker raam!, het is afgelopen!" (8 november 2022),
- één of meerdere keren een (beschadigende/giftige)(vloei)stof te spuiten op (delen van) gras, heggen, beplanting en/of bloemen, waardoor deze (al dan niet gedeeltelijk) zijn beschadigd en/of zijn dood gegaan,
- meerdere keren (tuin)afval op het erf/terrein van de woning van die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] te gooien/dumpen/achter te laten,
- meerdere brieven (met bedreigende, intimiderende en/of beledigende inhoud) achter te laten op de brievenbus en/of de oprit van de woning van die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] (13 en 14 maart 2023) en/of
- één of meerdere keren de brievenbus en/of oprit en/of de heg en/of (houten) hekken, gelegen op het erf/terrein van die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] te besmeuren/bespuiten met rode verf, althans een soortgelijke vloeistof,
met het oogmerk die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1], te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
( art 285b lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 10 april 2023 tot en met 11 oktober 2024 te [plaats], opzettelijk en wederrechtelijk één of meerdere (delen van) gras en/of heggen en/of beplanting
en/of bloemen en/of een brievenbus en/of de oprit en/of (houten) hekken, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
De rechtbank stelt vast dat het primair ten laste gelegde feit blijkens de inhoud daarvan kennelijk beoogt aan verdachte te verwijten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het strafbare feit “belaging” uit artikel 285b van het Wetboek van Strafrecht (Sr). De rechtbank stelt vast dat het woord ‘opzettelijk’ in de tenlastelegging ontbreekt, terwijl opzet een bestanddeel van artikel 285b Sr betreft.
De rechtbank is van oordeel dat op basis van de wijze waarop het onderliggende feitencomplex ten laste is gelegd, onmiskenbaar tot uitdrukking is gebracht dat de inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] opzettelijk is geweest, zodat het opzet in de feitelijke omschrijving ingelezen kan worden. Op basis van de tenlastelegging is het redelijkerwijs duidelijk welk verwijt de verdachte wordt gemaakt en waartegen hij zich moest verdedigen. Dat blijkt ook uit hetgeen de raadsvrouw ter zitting naar voren heeft gebracht, te weten dat het dossier voor de gedachtestrepen één tot en met vier voldoende elementen bevat die de verdenking van belaging kunnen dragen.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw bepleit ten aanzien van het vijfde en zesde gedachtestreepje van het primair ten laste gelegde partiële vrijspraak en concludeert dat het dossier voor de eerste vier gedachtestreepjes voldoende elementen bevat die de verdenking van stalking kunnen dragen.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen, met uitzondering van het onder het vijfde en zesde gedachtestreepje ten laste gelegde. De rechtbank zal verdachte daarvan partieel vrijspreken.
Wederrechtelijke stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer
De rechtbank stelt het volgende voorop. Bij de beoordeling van de vraag of sprake is van belaging als bedoeld in artikel 285b, eerste lid, Sr zijn verschillende factoren van belang: de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer (HR 29 juni 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO5710; HR 4 november 2014, ECLI:NL:HR:2014:3095). Ook in het geval van burenruzies kan onder bepaalde omstandigheden een stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van een ander worden aangenomen (HR 7 februari 2006, ECLI:NL:HR2006:AU5787). Ook in dat geval is beslissend of sprake is van gedragingen waardoor wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk wordt gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van een ander met het in de delictsomschrijving nader omschreven oogmerk. Het gaat er daarbij om of het lastigvallen van een ander een zekere mate van indringendheid, duur en frequentie heeft. Algemene (buren)overlast valt daarmee buiten de strafbaarstelling van belaging.
De rechtbank is op grond van de aangifte van [slachtoffer 1], die wordt ondersteund door geluidsopnamen en camerabeelden, van oordeel dat verdachte wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de levenssfeer van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. De indringendheid en stelselmatigheid van de gedragingen zijn met name gelegen in de door verdachte geplaatste camera’s die op het huis van de buren gericht waren en waarmee hij video-opnames maakte. Aangeefster heeft daarover verklaard dat door de camera’s bij haar en haar gezin het gevoel van privacy is aangetast. Verdachte wist dat hij de camera’s niet op deze manier mocht gebruiken, want hem is tijdens een gesprek met de wijkagent in november 2022 al gezegd dat hij met zijn camera’s niet de woning of het erf van de buren mocht observeren of opnemen. Daarnaast heeft verdachte zijn buren [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] herhaaldelijk lastiggevallen, waarbij zijn gedragingen exclusief op hen waren gericht. Verdachte en haar gezin voelen zich thuis niet meer veilig. De gedragingen van verdachte overstijgen een situatie waarin sprake is van gewone burenruzie of overlast.
De aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van zijn gedragingen waren naar het oordeel van de rechtbank dusdanig dat verdachte daarmee wederrechtelijk opzettelijk stelselmatig inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van zijn buren met het oogmerk om hen te dwingen te dulden zijn gedrag te ondergaan.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 6 september 2022 tot en met 11 oktober 2024 te [plaats], wederrechtelijk stelselmatig inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] door
- meerdere videocamera's te richten op (delen van) het erf, terrein en de woning van die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] en hiermee meerdere video-opnames te maken,
- zich rondom de woning van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] op te houden en (vervolgens) in de richting van die woning de volgende woorden te uiten: "vuile kankerhond!, vuile kanker idioot!, je weet niet met wie je te maken hebt!, kanker NSB'er!, vuile kanker Hitler-hond!, kom maar op!, ik ben er klaar mee!, kom maar op!, ik zie je achter het kanker raam staan!, vuile kanker klootzak!, vuile kanker hoer!, je hebt het van kwaad tot erger gemaakt!, kanker jong!, kijk maar lekker door jullie kanker raam!, het is afgelopen!",
- een beschadigende vloeistof te spuiten op (delen van) gras, heggen, beplanting en/of bloemen, waardoor deze (al dan niet gedeeltelijk) zijn beschadigd en/of zijn dood gegaan,
- meerdere keren (tuin)afval op het erf/terrein van de woning van die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] te gooien,
met het oogmerk die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1], te dwingen iets te dulden.
De rechtbank verstaat het bewezenverklaarde aldus, dat verdachte de inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] opzettelijk heeft gemaakt.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf: belaging.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden geheel voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en een taakstraf voor de duur van 80 uren, te vervangen door 40 dagen hechtenis, op te leggen. De officier van justitie vordert tevens een vrijheidsbeperkende maatregel, in de zin van artikel 38v Sr, inhoudende een contactverbod met [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] voor de duur van twee jaren. Bij een overtreding wordt één week hechtenis gevorderd, met een maximum van zes maanden. De officier van justitie vordert deze maatregel dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw verzoekt aan verdachte een taakstraf op te leggen. Gezien het geheugenverlies van verdachte en het daarmee grote risico voor verdachte dat hij zich niet aan de voorwaarden kan houden, vindt de raadsvrouw een voorwaardelijke gevangenisstraf en een maatregel in de zin van artikel 38v Sr een onevenredig zware straf.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Aard en ernst van de strafbare feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan belaging van zijn buren. Gedurende een langere periode heeft verdachte herhaaldelijk de slachtoffers bespied door meerdere camera’s op hun huis te richten en heeft hij herhaaldelijk afval op hun erf gegooid. Ook heeft hij een schadelijke vloeistof op beplanting van de buren gespoten en zich rondom de woning van de buren opgehouden en hen vervolgens ernstig beledigd. Dit samenstel van gedragingen heeft ertoe geleid dat de slachtoffers de belaging als zeer indringend hebben ervaren. Belaging is een hinderlijk en angstaanjagend feit en heeft grote impact op slachtoffers. Enerzijds door het onvoorspelbare karakter ervan en anderzijds door het gevoel een ernstig beperkte bewegingsvrijheid te hebben en constant geconfronteerd te worden met ongewenst contact. Uit het spreekrecht van [slachtoffer 1] volgt dat zij en haar gezin zich bang en angstig hebben gevoeld en dat zij constant op hun hoede waren in hun eigen woning. Verdachte heeft op een grove wijze inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers en hun gezin.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad betreffende verdachte van 16 juni 2025. Hieruit volgt dat verdachte niet eerder veroordeeld is voor soortgelijke feiten.
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van het reclasseringsrapport van 22 augustus 2025. Uit het rapport volgt dat verdachte niet aangeboren hersenletsel heeft dat invloed heeft op zijn dagelijkse functioneren en emotieregulatie en dat invloed lijkt te hebben op zijn impulscontrole. Sinds oktober 2024 was sprake van een snelle progressie van zijn cognitieve beperkingen, waarbij een van de symptomen fors korte- en lange termijngeheugenverlies betreft. Vanaf het voorjaar van 2025 is het aantal uren ambulante zorg en dagbesteding verhoogd waardoor het gedrag van verdachte stabieler is geworden. Verdachte heeft op vrijwillige basis hulp gezocht voor het omgaan met het niet aangeboren hersenletsel en de invloeden op zijn (psychosociaal) functioneren. Hij staat op een wachtlijst bij de gespecialiseerde (behandel)zorg van Dimence.
De reclassering adviseert om verdachte een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen, omdat zij geen mogelijkheden zien om met interventies of toezicht de risico’s te beperken of gedragsverandering te bewerkstelligen. De reclassering ziet geen contra-indicaties voor een eventuele oplegging van een werkstraf. Wel zal aan verdachte maatwerk moeten worden aangeboden, maar dat zal niet per definitie onmogelijk zijn. Verder adviseert de reclassering een vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 38v Sr op te leggen, inhoudende een contactverbod met de slachtoffers voor de duur van vijf jaren. De reclassering zet tegelijkertijd ook vraagtekens bij de haalbaarheid hiervan gelet op de geheugenproblemen van verdachte.
De rechtbank houdt rekening met de gevolgen die het niet aangeboren hersenletsel hebben gehad op het gedrag van verdachte ten tijde van het delict. Ook houdt de rechtbank rekening met het feit dat uit het dossier, en uit de slachtofferverklaring van [slachtoffer 1], blijkt dat het sinds oktober 2024 rustig is en dat verdachte zich sindsdien niet opnieuw schuldig heeft gemaakt aan gedragingen die inbreuk maken op de privacy van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2].
Strafoplegging
De rechtbank acht, alles afwegende, een taakstraf voor de duur van 160 uren waarvan 80 uren voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren passend en geboden. De rechtbank zal, met name gezien de geheugenproblemen van verdachte, geen 38v maatregel inhoudende een contactverbod opleggen.

7.De schade van benadeelden

7.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] hebben zich als benadeelde partijen gevoegd in dit strafproces.
[slachtoffer 2] vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen ter hoogte van € 3.063,74, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit vergoeding van de nieuwe brievenbus van € 63,74.
Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 3.000,00 gevorderd.
[slachtoffer 1] vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen ter hoogte van € 3.142,02, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit vergoeding van twee beveiligingscamera’s en geheugenkaarten totaal € 92,03 en een wifiversterker van € 49,99.
Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 3.000,00 gevorderd.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de vorderingen voor wat betreft de materiële schade toegewezen kunnen worden. Hij stelt dat er ook een wettelijke grondslag bestaat voor de gevorderde immateriële schade en refereert zich aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de hoogte daarvan.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw stelt zich op het standpunt dat [slachtoffer 2] ten aanzien van de gevorderde materiële schade niet-ontvankelijk verklaard dient te worden in verband met de gevorderde vrijspraak op dat onderdeel (bekladden brievenbus). De materiële schade die [slachtoffer 1] vordert kan toegewezen worden. De raadsrouw verzoekt de gevorderde immateriële schade te matigen, omdat in vergelijkbare zaken bedragen van € 800,00 tot € 1.500,00 toegewezen worden.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat op basis van de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan [slachtoffer 2] van [slachtoffer 1].
De materiële schade
De door [slachtoffer 2] gevorderde schade in verband met de brievenbus heeft betrekking op een onderdeel van de tenlastelegging waarvan verdachte wordt vrijgesproken, daarom zal de rechtbank de benadeelde partij op de voet van artikel 361, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
De door [slachtoffer 1] opgevoerde materiële schadeposten zijn niet betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde bedrag van € 142,02 daarom geheel toewijzen, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf
3 november 2023.
De immateriële schade
Op grond van artikel 6:106, aanhef en sub b, van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding anders dan voor vermogensschade als de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast.
De benadeelde partijen doen een beroep op ‘aantasting in de persoon op andere wijze’. Zij hebben daarbij gesteld dat zij hinder, stress en angst hebben ervaren. De rechtbank acht deze gevoelens begrijpelijk en invoelbaar, maar daarmee is niet zonder meer een grondslag gegeven voor immateriële schadevergoeding. Een nadere onderbouwing van de schade van de benadeelden ontbreekt en de rechtbank is van oordeel dat de aard en de ernst van de normschending in dit geval niet zonder meer met zich meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelden zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon als bedoeld in artikel 6:106 aanhef en onder b Burgerlijk Wetboek kan worden aangenomen.
De rechtbank zal de benadeelde partijen daarom in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de benadeelde partijen de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Conclusie
De rechtbank verklaart [slachtoffer 2] in het geheel niet-ontvankelijk in zijn vordering.
De rechtbank wijst de vordering van [slachtoffer 1] gedeeltelijk toe, namelijk tot een bedrag van € 142,02 bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf 3 november 2023. [slachtoffer 1] wordt niet-ontvankelijk verklaard ten aanzien van de gevorderde immateriële schade.
7.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte ten opzichte van [slachtoffer 1] naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.
Als door verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 2 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf:
belaging;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
160 (honderdzestig) uren;
- bepaalt dat van deze taakstraf een gedeelte van
80 (tachtig) uren bij niet verrichten te vervangen door veertig dagen hechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van twee jarende navolgende algemene voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;-
- beveelt, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
40 (veertig) dagen;
schadevergoedingen
- bepaalt dat de benadeelde partij
[slachtoffer 2]in het geheel
niet-ontvankelijkis in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen;
- wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1]gedeeltelijk toe en veroordeelt verdachte tot betaling van een bedrag van
€ 142,02bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 november 2023;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte
verplichtis ter zake van het bewezen verklaarde feit tot
betaling aan de Staat der Nederlandenvan een bedrag van
€ 142,02, (zegge: honderd tweeënveertig euro en twee eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 november 2023 ten behoeve van [slachtoffer 1], en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van twee dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Vodegel, voorzitter, mr. G.H. Meijer en
mr. M.W. Eshuis, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Y.W. van den Bosch en
mr. E.A.N. Sjerps, griffiers, en is in het openbaar uitgesproken op 25 september 2025.
Bijlage bewijsmiddelen
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2024424666-22. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1. het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1], mede namens [slachtoffer 2], van 20 september 2024, pagina’s 14 tot en met 22, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik doe aangifte van stalking door onze buurman, wonende aan de [adres 1] te [plaats].
- Op 8 november 2022 volgde geschreeuw en gevloek door de buurman, gericht op ons als buren. Onze dochter heeft met haar mobiele telefoon geluidsopnames gemaakt van de beledigingen door de buurman. Deze opnames verstrek ik aan de politie. Op de opnames hoor je de buurman door de schutting heen het volgende naar ons schreeuwen: "vuile kankerhond!,... vuile kanker idioot!, je weet niet met wie je te maken hebt!, kanker NSB'er!, vuile kanker Hitler-hond!, kom maar op!, ik ben er klaar mee!, kom maar op!, ik zie je achter het kanker raam staan!, vuile kanker klootzak!, vuile kanker hoer!, je hebt het van kwaad tot erger gemaakt!, kanker jong!, kijk maar lekker door jullie kanker raam!, het is afgelopen!".
- september 2023: Een nieuwe camera wordt door de buren geplaatst en wederom wordt deze gericht op onze voordeur. Later wordt er ook een camera bijgeplaatst die lijkt gericht te zijn op ons land naast de oprit. Nog weer later wordt een andere camera van de buren die vooraan de weg op zijn paardenverblijf (en op de weg gericht is) verplaatst van rechts naar links zodat onze oprit gedeeltelijk in beeld komt. Dit is zichtbaar doordat er een lamp gaat knipperen als wij onze oprit af- of opgaan. Dit maakt dat voor zover wij nu weten er vier camera's (geheel of gedeeltelijk) op ons perceel gericht zijn. De vierde camera is geplaatst op een ander schuurtje van de buren en is gericht op de andere kant van het perceel en de sloot.
30 juli 2024: We hadden een camera geplaatst in een bloempot vanuit onze siertuin richting de schutting met de buren. Op de beelden van deze camera herkennen wij de buurman als dader. Er is duidelijk te zien dat de buurman een keer de richting van onze woning en tuin op kijkt en vervolgens onze tuin besproeit met een vloeistof. De daarop volgende dagen zagen wij het gras en de planten die door de buurman waren bespoten geel worden en afsterven.
2. het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige], pagina’s 7 en 8, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 8 november 2024 was ik op de overloop van onze woning aan de [adres 2] in [plaats]. Op enig moment hoorde ik allemaal schreeuwen en vloeken door de buurman van de [adres 1]. Ik zag de buurman staan in zijn tuin voor zijn voordeur. Hij had geen zicht op een van ons maar hij stond met zijn gezicht in mijn richting. De buurman riep allemaal scheldwoorden, vuile Hitler hond, ik zal je wel krijgen, zulke dreigementen. Ik heb de opname op mijn telefoon staan.
3. het proces-verbaal van bevindingen van 21 oktober 2024, pagina 29, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op maandag 13 maart 2023 ontving ik, verbalisant [verbalisant], een geluidsfragment van aangeefster [slachtoffer 1]. Dit betreft het incident uit de aangifte wat heeft plaatsgevonden op 8 november 2022. Aangeefster heeft verklaard dat het geluidsfragment is opgenomen door haar dochter middels haar mobiele telefoon. Bij afspelen van het geluidsfragment hoor ik iemand met luide stem de volgende woorden uitspreken:
"vuile kankerhond!,... vuile kanker idioot!, je weet niet met wie je te maken hebt!,
kanker NSB'er!, vuile kanker Hitler-hond!, kom maar op!, ik ben er klaar mee!, kom
maar op!, ik zie je achter het kanker raam staan!, vuile kanker klootzak!, vuile
kanker hoer!, je hebt het van kwaad tot erger gemaakt!, kanker jong!, kijk maar
lekker door jullie kanker raam!, het is afgelopen!".
4. het proces-verbaal van bevindingen van 21 oktober 2024, pagina 31, voor zover inhoudende, zakelijk weergeven:
Op vrijdag 6 september 2024 ontving ik, verbalisant [verbalisant], beeldmateriaal van aangeefster [slachtoffer 1]. Dit betreft het incident uit de aangifte wat heeft plaatsgevonden op 30 juli 2024. Aangeefster heeft verklaard dat het beeldmateriaal is opgenomen door een camera die zij heimelijk hadden geplaatst in een bloempot in een deel van hun tuin. De camera was gericht op de schutting op de erfgrens tussen hun perceel en dat van hun buren aan de [adres 1] te [plaats].
Bij het bekijken van het beeldmateriaal zag ik het volgende: Wanneer de beelden dag, datum en tijdsaanduiding 24-07-30 14:14:50 aangeven zie ik een persoon gedeeltelijk achter de schutting vandaan komen. Ik zie dat de persoon de tuin van aangeefster in kijkt. Wanneer de beelden dag, datum en tijdsaanduiding 24-07-30 14:14:57 aangeven zie ik dat de persoon in zijn linker hand een zogenaamde drukspuit vast heeft en in zijn rechter hand de sproeier van deze drukspuit vast houdt. Tussen de tijdsaanduiding 14:14:58 en 14:15:57 zie ik dat de persoon met de drukspuit een vloeistof in de tuin van aangeefster spuit.
Ik heb op vrijdag 11 oktober 2024 een gesprek gehad met verdachte [verdachte] in zijn woning. Op maandag 21 oktober 2024 heb ik een verklaring opgenomen van verdachte [verdachte]. Naar aanleiding van deze contacten kan ik verklaren dat het signalement van de persoon op de beelden sterke gelijkenis vertoond met verdachte [verdachte].
5. het proces-verbaal van bevindingen, van 8 november 2024, pagina’s 38 tot en met 40, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 29 oktober 2024 heb ik, verbalisant [verbalisant], onderzoek gedaan naar de SD kaart afkomstig uit de in beslag genomen camera die was bevestigd aan achtergevel (Oostzijde) van de woning op de [adres 1] te [plaats].
Op zeven bestanden zag ik beelden die waren gemaakt vanaf de achtergevel (Oostzijde) van de woning op de [adres 1] te [plaats]. Ik zag op de beelden de ruimte tussen de woning aan de [adres 1] en 153 te [plaats]. Ik zag op de beelden een stuk van het erf en een deel van de woning, waaronder een deur en een aantal ramen, gelegen aan de [adres 2] te [plaats].
Deze zeven bestanden hebben de dag-, datum- en tijdsaanduiding:
- 30-09-2024, 08:10:05 uur;
- 02-10-2024, 04:37:17 uur;
- 04-10-2024, 06:39:32 uur;
- 06-10-2024, 13:19:01 uur;
- 08-10-2024, 16:25:47 uur;
- 10-10-2024, 23:55:12 uur;
- 29-09-2024, 03:17:06 uur;
- 30-09-2024, 08:07:00 uur.
Door mij zijn twee bestanden specifiek gezocht omdat aangever daarover verklaard had dat er incidenten waren voorgevallen.
Op 30-09-204 09:44:09 uur zie ik een man op beeld die ik herken als verdachte [verdachte]. Ik zie dat [verdachte] op zijn eigen erf loopt, tussen de schutting door lijkt te kijken en vervolgens een emmer over de schutting leeg gooit op het erf van de [adres 2] te [plaats]. De inhoud van de emmer lijkt te bestaan uit bladeren en komt neer in de omgeving van de deur van de [adres 2] te [plaats].
Op 08-10-2024 11:15:57 uur zie ik een man op beeld die ik herken als verdachte [verdachte]. Ik zie dat [verdachte] op zijn eigen erf loopt en goederen (vermoedelijk blad/tuinafval) onder de schutting door lijkt te stoppen zodat dit op het erf van de [adres 2] te [plaats] terecht komt.
Op 08-10-2024 11:22:08 uur zie ik [verdachte] eerst met zijn hand en later met een emmer blad over de schutting gooit op het erf van de [adres 2] te [plaats]. De bladeren komen neer in de omgeving van de deur van de [adres 2] te [plaats].
6. het proces-verbaal van bevindingen, van 8 november 2024, pagina’s 42 en 43, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op dinsdag 29 oktober 2024 heb ik, verbalisant [verbalisant], onderzoek gedaan naar de SD kaart afkomstig uit de in beslag genomen camera die was bevestigd aan een los van de woning staande schuur op het perceel [adres 1] te [plaats].
Op zeven bestanden zag ik beelden die waren gemaakt vanaf een los van de woning staande schuur op de [adres 1] te [plaats], met zicht op zijkant eigen woning (Noordzijde) en gevel/erfafscheiding van de [adres 2] te [plaats] (Westzijde).
Deze zeven bestanden hebben de dag-, datum- en tijdsaanduiding:
- 11-10-2024, 13:01:10 uur;
- 30-09-2024, 10:09:55 uur;
- 02-10-2024, 10:11:13 uur;
- 05-10-2024, 01:20:14 uur;
- 07-10-2024, 14:18:40 uur;
- 09-10-2024, 21:22:09 uur;
- 11-10-2024, 12:25:47 uur.
Door mij is één bestand specifiek gezocht omdat aangever daarover verklaard had dat er een incident hadden plaatsgevonden. Dit betreft het volgende bestand:
Op de dag-, datum- en tijdsaanduiding 07-10-2024 09:46:55 uur zie ik een man op beeld die ik herken als verdachte [verdachte]. Ik zie dat [verdachte] op zijn eigen erf loopt en met een hark goederen (vermoedelijk blad/tuinafval) over de schutting op het erf van de [adres 2] te [plaats] gooit.
7. het proces-verbaal van verhoor van verdachte van 21 oktober 2024, pagina’s 47 tot en met 54, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
V: Wij hebben de beelden bekeken en daarop is te zien dat je inderdaad lange tijd een deel van de woning en het erf van de buren hebt gefilmd.
A: Dat gedeelte is gefilmd, dat geef ik toe.