In deze zaak gaat het om het beroep van een politieambtenaar tegen zijn ontslag door de korpschef, dat primair is verleend wegens ongeschiktheid en subsidiair op andere gronden. De rechtbank Overijssel heeft op 18 november 2025 uitspraak gedaan. De eiser, die sinds 1 november 2002 in dienst is bij de politie, betwistte zijn ontslag en voerde aan dat hij niet ongeschikt was en dat er onvoldoende reden was voor ontslag op andere gronden. De rechtbank oordeelde dat de korpschef niet kon stellen dat de eiser ongeschikt was voor zijn functie, omdat er geen verbeterkans was geboden en het ontslagbesluit niet op andere gronden kon worden genomen. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en vernietigde het bestreden besluit van de korpschef. De rechtbank benadrukte dat het aan de korpschef is om te beslissen of het ontslagbesluit wordt gehandhaafd of ingetrokken. De eiser kreeg recht op vergoeding van griffierecht en proceskosten.