3.3Het oordeel van de rechtbank
Vaststelling van de feiten en omstandigheden
Op 3 maart 2025 om 16.31 uur kregen verbalisanten kennis van een verkeersongeval op de kruising van de Diamantstraat met de Topaasstraat en de Onyxstraat in Hengelo (OV). De Diamantstraat is gelegen binnen de bebouwde kom waar een maximum snelheid geldt van 50 kilometer per uur. Het is een weg gelegen op een industrieterrein met aan weerszijden bedrijven.
De Diamantstraat bestaat uit twee rijbanen, die onderling door middel van een middenberm van elkaar zijn gescheiden. Op de plaats van het verkeersongeval heeft de Diamantstraat een recht wegverloop. De rijweg is verdeeld in twee rijstroken, waarvan één rijstrook voor rechtdoor en rechts afslaand verkeer is en één rijstrook voor links afslaand verkeer is. De rijstroken worden onderling gescheiden door enkele onderbroken markeringen.
Verdachte reed in een personenauto van het merk Audi, type S3, (met kenteken [kenteken 1] (Duits)) op de Diamantstraat, op de voorsorteerstrook bestemd voor linksafslaand verkeer in de richting van de Onyxstraat. [slachtoffer] reed als bestuurder van een Kia Stonic, (met kenteken [kenteken 2]) op de Topaasstraat en stak de Diamantstraat over in de richting van de Onyxstraat. De bestuurder van de Audi reed met de voorzijde van zijn auto tegen de linkerzijde van de Kia van het slachtoffer aan.
[slachtoffer] overleed ter plaatse aan de verwondingen die hij als gevolg van dit verkeersongeval opliep.
Op het moment van het verkeersongeval reed de Kia met een snelheid van 25 kilometer per uur.
Er is onderzoek gedaan naar de snelheid van de Audi voorafgaand aan en tijdens het ongeval op 3 maart 2025. Bij dit onderzoek is gebruik gemaakt van de data uit de auto en data uit de mobiele telefoon van verdachte. Verdachte reed twee seconden voor het ongeval met een snelheid van 186 kilometer per uur. Op het moment van het ongeval reed verdachte met een snelheid van 131 kilometer per uur.
De overwegingen van de rechtbank
De vraag die de rechtbank in deze zaak dient te beantwoorden is of de gedraging van verdachte moet worden gekwalificeerd als een opzet delict, zoals primair ten laste is gelegd, of als een schulddelict zoals subsidiair ten laste is gelegd.
De rechtbank overweegt hierover als volgt.
Voorwaardelijk opzet
Voor de vraag of er sprake is van (voorwaardelijk) opzet gaat het
om de afweging of de verdachte bewust de aanmerkelijke kans op de dood van [slachtoffer] heeft aanvaard of op de koop heeft toegenomen. Deze afweging vereist dat wordt nagegaan of er door het rijgedrag van de verdachte en de omstandigheden waaronder dit plaatsvond ten tijde van het ongeval a) een aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer bestond, b) of de verdachte zich bewust was van deze aanmerkelijke kans en c) of hij die kans willens en wetens of bewust heeft aanvaard dan wel op de koop toe heeft genomen.
- Ter zake van a) de aanmerkelijke kans op de dood van de slachtoffers
Verdachte is met een forse snelheid tegen de auto van het slachtoffer aangereden. In de EDR van de Audi is geregistreerd dat verdachte 2 seconden voor de aanrijding 186 kilometer per uur reed binnen de bebouwde kom, waar de maximumsnelheid 50 kilometer per uur bedroeg. Verdachte begon op 1,5 seconde voor het ongeval te remmen. De vastgelegde snelheid op het moment van de aanrijding was 131 kilometer per uur.
De rechtbank is van oordeel dat dit handelen van verdachte extreem gevaarlijk is geweest en de aanmerkelijke kans in het leven heeft geroepen dat andere weggebruikers om het leven zouden kunnen komen.
Daarmee komt de rechtbank toe aan een beantwoording van de vraag b) of verdachte zich bewust was van deze aanmerkelijke kans en c) of hij die kans willens en wetens of bewust heeft aanvaard dan wel op de koop toe heeft genomen. In dat verband overweegt de rechtbank als volgt.
Op grond van vaste jurisprudentie geldt dat voor de vaststelling dat de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan een aanmerkelijke kans niet alleen is vereist dat de verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden (b), maar ook dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard (op de koop toe heeft genomen) (c). Uit de enkele omstandigheid dat die wetenschap bij de verdachte aanwezig is dan wel bij hem moet worden verondersteld, kan niet zonder meer volgen dat hij de aanmerkelijke kans op het gevolg ook bewust heeft aanvaard, omdat in geval van die wetenschap ook sprake kan zijn van bewuste schuld.
Of in een concreet geval moet worden aangenomen dat sprake is van bewuste schuld dan wel van voorwaardelijk opzet zal, afhangen van de feitelijke omstandigheden van het geval. Daarbij zijn de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht, van belang. Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer gericht op een bepaald gevolg dat het – behoudens contra-indicaties – niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard (vgl. onder meer HR 25 maart 2003, ECLI:HR:2003:AE9049/NJ 2003, 552; HR 15 oktober 2024, ECLI:NL:HR:2024:1407 en HR 11 februari 2025, ECLI:NL:HR:2025:141). - Ter zake van b) wetenschap van verdachte van de aanmerkelijke kans op de dood van [slachtoffer]
Verdachte heeft ter terechtzitting erkend dat hij in algemene zin weet dat rijden met een zeer hoge snelheid een ernstig potentieel dodelijk verkeersongeval kan veroorzaken. Daarnaast heeft hij verklaard dat hij goed bekend was met de situatie ter plaatse, omdat hij daar vaker reed om zijn vrouw van het werk op te halen. Hij was op de hoogte van de ter plaatse geldende maximumsnelheid van 50 kilometer per uur en van het feit dat verkeer uit de zijwegen de Diamantstraat op zou kunnen rijden. Verdachte heeft verklaard dat hij wist dat het op het moment van het ongeval spitsuur was. Hij heeft ook ander verkeer op de weg gezien.
Over (de rij-eigenschappen van) het voertuig waarin hij reed, heeft hij verklaard hier vaak in te hebben gereden en dat het een auto was met veel vermogen. Hij heeft in Duitsland meerdere keren opgezocht hoe hard de auto kon rijden. Hij wist wat de auto kon, het ging met zo’n gemak dat die hoge snelheid halen niet meer speciaal was.
De rechtbank concludeert hieruit dat verdachte op de hoogte was van de verkeerssituatie en de verkeersregels ter plaatse en van de eigenschappen van het voertuig waarmee hij reed.
Over de snelheid waarmee verdachte kort voor en/of ten tijde van het ongeval reed, zijn naast de objectieve gegevens uit de telefoon en de EDR gegevens van de Audi, meerdere getuigenverklaringen in het dossier aanwezig. Deze snelheid maakte veel indruk op omstanders. Diverse getuigen beschrijven hoe zij zijn geschrokken van de snelheid waarmee verdachte reed, waarbij door hen beschrijvingen worden gegeven als “onbenullig hard”, “een schicht”, “een flits”, “een voorbijkomende straaljager”, “een bizarre snelheid”, “racen” en “levensgevaarlijk”. Dat verdachte niet in de gaten had/ wist dat hij, zoals hij zelf stelt, in aanloop naar het ongeval reed met een veel te hoge snelheid, stelt de rechtbank onder verwijzing naar deze getuigenverklaringen, het hiervoor overwogene over zijn wetenschap van de voertuigeigenschappen en het feit dat hij het gaspedaal tot 1,5 seconde voor het ongeval volledig had ingetrapt, wat nauwelijks ongemerkt kan gaan, als ongeloofwaardig terzijde. De rechtbank betrekt daar ook bij dat verdachte zich ten tijde van het ongeval op de voorsorteerstrook bestemd voor linksafslaand verkeer bevond. Niet om linksaf te slaan, maar om een ander voertuig op de Diamantstraat in te halen, waarbij het hem niet kan zijn ontgaan dat hij met een (veel) hogere snelheid reed dan het overige verkeer.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de verdachte gezien de aard van zijn rijgedrag en de omstandigheden waaronder dit is verricht, kort voorafgaand aan het ongeval wetenschap moet hebben gehad van de aanmerkelijke kans dat het gevolg (een ongeval met dodelijke afloop) zou intreden. Dat kan hem eenvoudigweg niet zijn ontgaan, omdat hij zich in het leven – naar moet worden aangenomen – vrijwel dezelfde algemene ervaringsregels heeft eigen gemaakt als nagenoeg ieder ander. Zoals hiervoor overwogen was verdachte ook goed bekend met en zich bewust van de verkeerssituatie ter plaatse (een weg binnen bebouwde kom, maximumsnelheid 50 kilometer per uur, zijwegen van waaruit verkeer te verwachten was, spitsuur) en de eigenschappen van het voertuig waarin hij reed (een Audi RS3 met een groot vermogen, in staat om in korte tijd een hoge snelheid te behalen). Verdachte reed ten tijde van het ongeval met bizar hoge snelheid op de voorsorteerstrook bestemd voor linksafslaand verkeer. Niet, zoals hierboven al overwogen, om linksaf te slaan, maar om een ander voertuig op de Diamantstraat in te halen. Het kan daarom niet anders zijn dan dat verdachte zich kort vóór het ongeval ervan bewust was dat hij andere verkeersdeelnemers op de weg zou kunnen treffen, verkeersdeelnemers die geen rekening konden en ook niet hoefden te houden met een automobilist, verdachte, die daar met een snelheid van 186 kilometer per uur reed.
Op basis van het voorgaande staat voor de rechtbank in voldoende mate vast dat de verdachte wist van de hiervoor beschreven aanmerkelijke kans op een ongeval met dodelijke afloop.
-Ter zake van c) of door verdachte deze kans ten tijde van de gedraging bewust is aanvaard (op de koop toe is genomen)
De rechtbank zal zich bij het beantwoorden van de vraag of bij de verdachte sprake is geweest van het bewust aanvaarden van de aanmerkelijke kans op een ongeval met dodelijke afloop, baseren op de aard en uiterlijke verschijningsvorm van de gedraging(en) van de verdachte en de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden. De rechtbank overweegt hierover als volgt.
- Ontzegging van de rijbevoegdheid in Duitsland
Ten tijde van het ongeval had verdachte in Duitsland een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de periode 6 augustus 2024 tot 15 juni 2025. Deze was hem opgelegd vanwege “Verbotene Kraftfahrzeugrennen” (straatrace). Ter terechtzitting heeft verdachte desgevraagd verklaard dat hij zich niet hield aan deze ontzegging en dat hij met het ongevalsvoertuig reed in Duitsland. Ook op de dag van het ongeval.
- Ongevalsrit op 3 maart 2025
Tijdens de ongevalsrit op 3 maart 2025 heeft verdachte gedurende de hele rit vanaf zijn woonplaats [plaats 1] naar bestemming Enschede meerdere malen de maximum snelheid fors overschreden, zowel binnen als buiten de bebouwde kom.
Hij reed en bleef rijden met een veel te hoge snelheid, ook op plekken waar kwetsbare verkeersdeelnemers zoals fietsers en voetgangers te verwachten waren, waarbij hij aldus verschillende zeer risicovolle verkeersovertredingen heeft begaan. Zo werden in 30 kilometer zones snelheden gehaald van 82,6 kilometer per uur en 128,2 kilometer per uur. Uit het dossier blijkt dat in een schoolzone snelheden werden gehaald tot 64,4 kilometer per uur en met een snelheid van 82,6 kilometer per uur werd gereden op een gedeelte van de weg De Posten waar winkels en een verzorgingshuis gesitueerd waren. Op de exorbitante snelheid die verdachte vervolgens heeft gereden op de Diamantstraat en zijn inhaalgedrag ter plaatse over een rijstrook voor linksafslaand verkeer is hiervoor al uitgebreid ingegaan.
- Dag voor het ongeval 2 maart 2025
De dag voor het ongeval op 2 maart 2025, heeft verdachte met het ongevalsvoertuig gereden van Den Bosch (woonboulevard) naar Enschede ([adres 1]). De rit startte om 15:35:34 en stopte op de [adres 1] om 16:35:36. De verstreken tijd tussen start- en eindtijd is 1 uur en 2 seconden. Tijdens deze rit werd een snelheid geregistreerd van 258,4 kilometer per uur. Deze snelheid werd gereden op de rijksweg A35 waar op dat moment de geldende maximumsnelheid 100 kilometer per uur was. Op het traject rijksweg A1 richting Deventer/Hengelo - rijksweg A35 werd een gemiddelde snelheid gereden van 229,18 kilometer per uur over een afstand van 65,9 kilometer. Op dit traject was een maximumsnelheid van 100 kilometer per uur toegestaan.
- Maand februari 2025
Uit onderzoek van de door de telefoons van verdachte geregistreerde snelheden in de maand februari 2025 blijkt dat de telefoon(s) van verdachte 90 keer een snelheid heeft/hebben geregistreerd van minimaal 120 kilometer per uur, allemaal binnen de bebouwde kom van Enschede, daar waar een maximum snelheid van 50 of 30 kilometer per uur is toegestaan.
Daarnaast blijkt dat de telefoon(s) van verdachte 190 keer een snelheid heeft/hebben geregistreerd vanaf 100 tot 120 kilometer per uur, allemaal binnen de bebouwde kom van Enschede, daar waar een maximum snelheid van 50 of 30 kilometer per uur is toegestaan.
Opgeteld zijn er dus 280 snelheden in de maand februari van het jaar 2025 waarbij er een snelheid van minimaal 100 kilometer per uur is geregistreerd, binnen de bebouwde kom van Enschede. Hier geldt de maximaal toegestane snelheid van 50 of 30 kilometer per uur afhankelijk van de locatie.
Uit onderzoek is vastgesteld dat de telefoon(s) van verdachte zich op het moment dat deze snelheden werden behaald in het ongevalsvoertuig bevonden. Verdachte stelt niet tijdens al deze ritten bestuurder van het ongevalsvoertuig te zijn geweest. Op dat verweer wordt hierna nader ingegaan.
- Periode februari 2024 - februari 2025
Uit de bewijsmiddelen volgt dat er een vergelijking is gemaakt tussen een aantal met het ongevalsvoertuig geregistreerde snelheidsovertredingen en data uit de telefoon(s) van verdachte.
Op 23 oktober 2024 is verdachte om 21.10 uur staande gehouden en is hem een boete voor het niet op eerste vordering behoorlijk het rijbewijs ter inzage afgeven in persoon aangezegd. De rechtbank stelt op basis hiervan vast dat verdachte zelf de bestuurder was van het ongevalsvoertuig. Vervolgens is er nader onderzoek gedaan in de GPS-data van de auto van 23 oktober 2024 tussen 21.00 uur en 22.00 uur. Hieruit volgt dat zowel voor, als na de staande houding forse snelheidsovertredingen zijn geregistreerd, waaronder, om 21.02:38 uur, een overschrijding van de maximale snelheid van 137 kilometer per uur.
Er is een snelheidsovertreding gesanctioneerd op 19 februari 2025. De data uit de telefoon(s) van verdachte van die dag is nader onderzocht. Hieruit is gebleken dat de telefoon(s) van verdachte zich op het tijdstip 10.07:41 uur op exact dezelfde locatie bevonden als het ongevalsvoertuig. Kort daarna, om 10.10:55 uur, is de rit gestopt. In een van de telefoon(s) van verdachte is dan een whatsapp gesprek te zien tussen verdachte en [naam 1] , de vrouw van verdachte. De rechtbank stelt op basis hiervan voor deze rit vast dat verdachte zelf de bestuurder was.
Op 24 februari 2025 ziet getuige [getuige 4] dat er een Audi RS3, met Duits kenteken, en een witte Mercedes elkaar met hoge snelheden inhalen op de N35 ter hoogte van Enschede. Op basis van de GPS tracker in het ongevalsvoertuig en op basis van de veiliggestelde data uit de telefoon van verdachte is vast te stellen dat het gaat om een rit van het ongevalsvoertuig van Naarden naar de [adres 2] in [plaats 1], het thuisadres van verdachte. Er is die avond om 23.49 uur met de telefoon van verdachte een bedrag betaald bij de Kentucky Fried Chicken in Enschede. Op basis hiervan stelt de rechtbank vast dat verdachte tijdens deze rit de bestuurder van het ongevalsvoertuig is geweest. Uit de onderzochte gegevens blijkt dat er gedurende de gehele rit van Naarden naar [plaats 1] regelmatig snelheden zijn bereikt van minimaal 200 kilometer per uur. De hoogst geregistreerde gereden snelheid betrof 232 kilometer per uur.
De rechtbank concludeert op basis van het voorgaande dat verdachte op 23 oktober 2024, 19 februari 2025 en op 24 februari 2025 zelf het ongevalsvoertuig bestuurde en dat hij tijdens die ritten forse snelheidsovertredingen beging.
Verdachte heeft verklaard dat hij, in ieder geval in de maand februari 2025, zijn auto verhuurde en derhalve niet alle geregistreerde ritten zelf heeft gereden. Verdachte kan niet nader specificeren welke ritten hij wel en welke ritten hij niet heeft gereden. Het onderzoek naar de verkeersovertredingen in februari 2025 is gebaseerd op de gegevens uit de telefoons van verdachte. Hierbij is betrokken dat verdachte zijn vrouw brengt naar en haalt van haar werk in Hengelo. Hiervoor rijdt hij over de Diamantstraat. In het dossier bevindt zich een analyse van de gereden snelheden op de Diamantstraat in februari 2025. Er zijn op 16 dagen in februari 2025 forse snelheidsovertredingen geregistreerd met de telefoon van verdachte. De rechtbank stelt vast dat verdachte, en zijn vrouw, in ieder geval al die ritten in de ongevalsauto hebben gezeten. Hoewel dit, gelet op de verklaring van verdachte, niet voor elke datum in februari 2025 exact vastgesteld kan worden is de rechtbank van oordeel dat gelet op al het voorgaande, verdachte zeker een deel van deze ritten zelf moet hebben gereden.
In het dossier bevinden zich verder tientallen foto’s van de boardcomputer van het ongevalsvoertuig, gemaakt vanaf de bestuurderspositie met de telefoon van verdachte in het jaar voorafgaand aan het ongeval vanaf 19 februari 2024 tot en met 21 februari 2025.Op deze foto’s zijn de gereden snelheden te zien en bijna zonder uitzondering betreffen dit (zeer) forse overtredingen van de maximumsnelheid. Een deel van de foto’s is bovendien genomen in Duitsland, aldus tijdens de periode van de ontzegging van de rijbevoegdheid. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij een deel van deze foto’s zelf heeft gemaakt, terwijl hij de bestuurder was en dat een deel van de foto’s is gemaakt door de huurder van het voertuig terwijl deze het voertuig bestuurde. In die gevallen zat verdachte op de passagiersstoel en zou hij zijn telefoon hebben gegeven aan de huurder van de auto die dan de gereden snelheid fotografeerde. Verdachte heeft desgevraagd niet nader kunnen duiden welke foto’s precies dan door hemzelf dan wel door een huurder van de auto gemaakt zouden zijn. Evenmin heeft hij een logische uitleg gegeven voor deze niet voor de hand liggende constructie waarbij hij als verhuurder zou meerijden met een huurder en het dan aan de huurder zou laten om tijdens het veel te hard rijden de gereden snelheid te fotograferen met zijn, verdachtes, telefoontoestel, terwijl verdachte dat veel eenvoudiger zelf vanaf de passagiersstoel had kunnen doen. Het belang dat een huurder hierbij zou hebben is de rechtbank niet duidelijk geworden.
Geconcludeerd kan in ieder geval worden dat verdachte zich in het jaar voorafgaand aan het ongeval meerdere malen schuldig heeft gemaakt aan forse snelheidsovertredingen, die hij tijdens het rijden fotografeerde met zijn telefoon. Wanneer uitgegaan zou worden van de juistheid van zijn verhaal dat hij gedurende een aantal van de ritten het voertuig zelf niet heeft bestuurd, zegt dit ook iets over de verkeersmoraal van verdachte: hij zou dan immers een huurder hebben toegestaan om met het door hem, verdachte, verhuurde voertuig, forse snelheidsovertredingen te maken en deze te fotograferen tijdens het rijden met zijn, verdachtes, telefoontoestel.
De rechtbank stelt vast dat verdachte in het jaar voorafgaand aan het ongeval, in aanloop naar het ongeval en op de dag van het ongeval structureel extreme snelheidsovertredingen heeft begaan, niet enkel op de snelweg, maar ook binnen de bebouwde kom op een industrieterrein en met grote regelmaat ook binnen 30 kilometer zones waar zich kwetsbare verkeersdeelnemers zoals schoolgaande kinderen en bejaarden konden bevinden. Hij trok zich daarbij niets aan van een rij-ontzegging die hem in Duitsland was opgelegd en evenmin van en de ter plaatse ten behoeve van de verkeersveiligheid geldende verkeersregels. Voor verdachte was al deze keren het gevaar van zijn rijgedrag voor de overige verkeersdeelnemers volkomen ondergeschikt aan zijn eigen belang om met een veel te hoge snelheid te kunnen blijven doorrijden.
Gelet op het hiervoor overwogene komt de rechtbank tot de conclusie dat verdachte zich voorafgaand aan het ongeval bewust was van de aanmerkelijke kans op het veroorzaken van een ongeval met dodelijke afloop, maar blijkens zijn rijgedrag en de omstandigheden waaronder dit plaatsvond heeft gehandeld ongeacht of dat gevolg zou intreden. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de gedragingen van de verdachte naar hun uiterlijke verschijningsvorm zo zeer gericht waren op het veroorzaken van een potentieel dodelijk ongeval, dat daaruit volgt dat verdachte de aanmerkelijke kans daarop bewust heeft aanvaard (op de koop toe heeft genomen). Het extreem gevaarlijke rijgedrag dat ook al geruime tijd voor het ongeval plaatsvond en waarin hij volhardde is voor de rechtbank nadrukkelijk mede bepalend voor de conclusie dat verdachte voorafgaand aan en ten tijde van de aanrijding onverschillig heeft gestaan tegenover de hem zeer wel bekende aanmerkelijke kans dat zijn weggedrag een aanrijding met dodelijke gevolgen zou kunnen hebben.
De rechtbank heeft in haar oordeel betrokken dat verdachte ook zelf aanmerkelijk levensgevaar heeft gelopen. Uit vaste jurisprudentie volgt dat het in die gevallen, behoudens aanwijzingen voor het tegendeel, niet waarschijnlijk is dat verdachte de aanmerkelijke kans dat hij zelf als gevolg van zijn gedraging het leven zal verliezen, op de koop heeft toe genomen (vgl. HR 15 oktober 1996, ECLI:NL:HR:1996:ZD0139/NJ 1997, 199, rov. 5.4.). Op grond van het voorliggende dossier en het onderzoek ter terechtzitting stelt de rechtbank vast dat aanwijzingen die tot de conclusie zouden moeten leiden dat verdachte die aanmerkelijke kans niet bewust zou hebben aanvaard, ontbreken.
Anders dan de verdediging ziet de rechtbank geen contra-indicatie voor de bewuste aanvaarding in het door verdachte op het allerlaatste moment remmen en het naar links draaien van het stuur. Naar het oordeel van de rechtbank staat vast dat het op het allerlaatste ogenblik remmen en naar links sturen onder de gegeven omstandigheden geen positief effect meer kon sorteren. De potentieel dodelijke situatie die de verdachte inmiddels had geschapen, kon hij immers op dat moment door het remmen en naar links sturen niet meer veranderen. Van verdere contra-indicaties die tot de conclusie zouden kunnen leiden dat verdachte de aanmerkelijke kans op een dodelijke aanrijding niet bewust zou hebben aanvaard, is de rechtbank evenmin gebleken.
Op grond van de bewijsmiddelen, het onderzoek ter terechtzitting en al het voorgaande kan de rechtbank
niettot de conclusie komen dat de verdachte tijdens of kort vóór het ongeval er van uit is gegaan dat het ongeval met potentieel dodelijke gevolg
nietzou intreden. De rechtbank is juist van oordeel dat deze genoemde feitelijke omstandigheden indicaties zijn voor het bewust aanvaarden van de aanmerkelijke kans, dan wel duiden deze gedragingen en omstandigheden op zijn minst genomen op totale onverschilligheid ten aanzien van de mogelijke consequenties van zijn rijgedrag en daardoor mogelijk veroorzaakt ongeval.
- Conclusie
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de primair aan verdachte ten laste gelegde doodslag van [slachtoffer] wettig en overtuigend kan worden bewezen.