ECLI:NL:RBROT:2009:BJ7546

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 juli 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
914911
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot teruggave van documenten door werkgever in kort geding

In deze zaak vorderde de werkgever, Stichting Multicultureel Dagverzorging Zuid-Hollandse Eilanden (MCDV), in kort geding de teruggave van bepaalde documenten door de werknemer, aangeduid als [gedaagde]. De kantonrechter te Rotterdam heeft op 21 juli 2009 uitspraak gedaan in deze kwestie. De procedure begon met een dagvaarding op 25 augustus 2008, waarbij de werkgever de werknemer sommeerde om de gevraagde documenten te overhandigen, onder verbeurte van een dwangsom. Tijdens de zittingen op 2 september 2008, 13 januari 2009 en 9 juli 2009 zijn beide partijen verschenen, vergezeld door hun gemachtigden, mr. F.E.J. Janzing voor de eiseres en mr. J.C. Zevenberg voor de gedaagde.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de arbeidsovereenkomst met [gedaagde] per 1 augustus 2009 is ontbonden, met een vergoeding van € 15.000,-- voor de gedaagde. De rechter heeft de vorderingen van MCDV beoordeeld en geoordeeld dat de teruggave van de documenten, waaronder het maatschappelijke verslag en de verzekeringspolissen, toegewezen kon worden. De kantonrechter heeft echter de vordering tot medewerking aan derden afgewezen, omdat de arbeidsovereenkomst was ontbonden en de vordering te algemeen geformuleerd was. De rechter heeft bepaald dat de dwangsommen pas ingaan na een maand na betekening van het vonnis, en dat de proceskosten voor rekening van beide partijen komen.

De uitspraak benadrukt de noodzaak voor werkgevers om hun rechten te beschermen in situaties waarin werknemers documenten in hun bezit houden die relevant zijn voor de bedrijfsvoering. De beslissing van de kantonrechter is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de gedaagde onmiddellijk aan de uitspraak moet voldoen, ongeacht eventuele hoger beroep procedures.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector kanton
Locatie Brielle
Vonnis van de Voorzieningenrechter
in het kort geding tussen
de stichting
Stichting Multicultureel Dagverzorging Zuid-Hollandse Eilanden,
vestigingsplaats: Nijmegen,
eiseres bij exploot van dagvaarding van 25 augustus 2008,
gemachtigde: mr. F.E.J. Janzing,
tegen
[gedaagde],
woonplaats: [woonplaats],
gedaagde,
gemachtigde: mr. J.C. Zevenberg.
Partijen worden aangeduid als “MCDV” en “[gedaagde]”, tenzij anders is vermeld.
1. Het verloop van de procedure
1.1. De kantonrechter heeft kennis genomen van de dagvaarding, de door partijen toegezonden producties alsmede de pleitnota van mr. Zevenberg en de akte vermeerdering van eis zijdens MCDV.
1.2. De zittingen hebben plaatsgevonden op 2 september 2008, 13 januari 2009 en 9 juli 2009. Partijen en hun gemachtigden zijn verschenen. De griffier heeft van het verhandelde aantekening gehouden. Op de laatste zitting werd tevens het door MCDV ingediende verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [gedaagde] behandeld (zaaknummer 987809).
2. De vaststaande feiten
2.1. [gedaagde], geboren op 19 april 1954, is met ingang van 1 juli 2006 bij MCDV in loondienst getreden als directeur. Hij verdient thans een salaris van € 4.807,99 bruto per maand, exclusief vakantietoeslag en eindejaarsuitkering.
2.2. [gedaagde] is sinds medio 2004 bij de stichting betrokken. Eerst als mede-oprichter en later als voorzitter. Hij is een familielid van enkele bestuursleden.
2.3. Bij beschikking van heden van de kantonrechter te Brielle is de arbeidsovereenkomst met ingang van 1 augustus 2009 ontbonden wegens veranderde omstandigheden, met toekenning van een vergoeding van € 15.000,-- ten gunste van [gedaagde]. Aan MCDV is een intrekkingstermijn gegeven tot en met 31 juli 2009.
3. De vorderingen
3.1. Op de laatste zitting heeft de kantonrechter met partijen geïnventariseerd op welke vorderingen nog een beslissing noodzakelijk is. Het gaat om het volgende:
a. het maatschappelijke verslag, het presentieverslag van zowel PBG- als ZIN-clienten over het boekjaar 2008 en een kopie van alle lopende verzekeringspolissen,
b. het verlenen van medewerking aan de personen, verbonden aan de stichting Stichting WelCare SuriNed en Accountantskantoor De Bruijn,
c. veroordeling van [gedaagde] in de kosten van de procedure.
3.2. Ten aanzien van de vorderingen a en b wordt gevorderd dat de kantonrechter dwangsommen zal opleggen.
4. Het verweer
[gedaagde] concludeert tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van MCDV in de kosten van de procedure.
5. De beoordeling
5.1. Op de laatste zitting heeft [gedaagde] zich bereid verklaard te voldoen aan het onder a gevorderde. Gelet op de omstandigheid dat op eerdere zittingen is gebleken dat [gedaagde] uiteindelijk vrijwillig voldoet aan de vorderingen, acht de kantonrechter het passend deze vordering wel toe te wijzen, doch te bepalen dat de te maximeren dwangsommen pas gaan lopen vanaf 1 maand na betekening van dit vonnis.
5.2. De vordering sub b wordt afgewezen. Daartoe overweegt de kantonrechter dat de arbeidsovereenkomst is ontbonden zodat de gehoudenheid van [gedaagde] niet langer hierop kan worden gebaseerd. Voorts vindt de kantonrechter de vordering te algemeen geformuleerd en om die reden te onbepaald om te kunnen toewijzen.
5.3. Gelet op de aard van de problematiek en de familieband acht de kantonrechter het passend dat partijen de proceskosten ieder voor eigen rekening dienen te houden.
6. De beslissing
De kantonrechter,
rechtdoende als Voorzieningenrechter:
veroordeelt [gedaagde] tot afgifte van het maatschappelijke verslag, het presentieverslag van zowel PBG- als ZIN-clienten over het boekjaar 2008 en een kopie van alle lopende verzekeringspolissen,
bepaalt dat [gedaagde], nadat een maand na betekening van dit vonnis is verstreken, een dwangsom verbeurt van € 500,-- per dag tot een maximum van € 15.000,--, indien hij hiermee geheel of gedeeltelijk in gebreke blijft,
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
bepaalt dat partijen de proceskosten ieder voor eigen rekening dienen te houden,
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.J. van Rijen en uitgesproken ter openbare terechtzitting.