In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 19 december 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eigenaar van een pand en de burgemeester van de gemeente Dordrecht. De eigenaar, eiser, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de burgemeester dat een ontheffing verleende aan een exploitant van een bedrijf in zijn pand, voor de openings- en sluitingstijden gedurende de ramadanperiode van 20 juli 2012 tot en met 20 augustus 2012. Eiser stelde dat hij als belanghebbende moest worden aangemerkt, omdat hij eigenaar was van het pand waarin het bedrijf was gevestigd. De rechtbank oordeelde echter dat eiser niet voldeed aan de criteria om als belanghebbende in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) te worden aangemerkt. Volgens de rechtbank moet een natuurlijk persoon een voldoende objectief, actueel, eigen en persoonlijk belang hebben dat hem in voldoende mate onderscheidt van anderen en dat rechtstreeks wordt geraakt door het besluit. Eiser onderscheidde zich in dit geval onvoldoende van willekeurige anderen, waardoor hij niet als rechtstreeks belanghebbende kon worden aangemerkt. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser gegrond, vernietigde het bestreden besluit en verklaarde het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk. Tevens werd bepaald dat de burgemeester het door eiser betaalde griffierecht moest vergoeden. De uitspraak benadrukt het belang van de criteria voor het aanmerken van belanghebbenden in bestuursrechtelijke procedures.