ECLI:NL:RBROT:2015:4224

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 juni 2015
Publicatiedatum
16 juni 2015
Zaaknummer
10/994001-12
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belastingfraude en valsheid in geschrift door feitelijk leidinggeven aan het opmaken van valse documenten in een kassasysteem

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 10 juni 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan belastingfraude en valsheid in geschrift. De verdachte, eigenaar van een bedrijf, heeft opzettelijk een elektronisch kasboek valselijk opgemaakt door omzet verborgen retour te boeken. Dit resulteerde in een lagere omzet die aan de Belastingdienst werd opgegeven, waardoor te weinig belasting werd geheven. De rechtbank heeft overwogen dat de verdachte feitelijk leiding heeft gegeven aan deze verboden gedragingen, en dat hij op de hoogte was van de verborgen retourfunctie in het kassasysteem. De rechtbank heeft ook de verklaringen van getuigen en het technisch onderzoek naar het kassasysteem in overweging genomen. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en moet zich gedurende de proeftijd van 2 jaar aan bepaalde voorwaarden houden. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake was van overschrijding van de redelijke termijn in de procedure, wat is meegewogen in de strafmaat.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: [parketnummer]
Datum uitspraak: 10 juni 2015
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier ten lande,
verblijvende [adres],
gemachtigd raadsvrouw: mr. K. Versteeg, advocaat te Rotterdam.
ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING
Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 27 mei 2015.
TENLASTELEGGING
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.
EIS OFFICIER VAN JUSTITIE
De officier van justitie [officier van justitie] heeft gerekwireerd tot:
- de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde;
- bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden met aftrek van voorarrest.
ONTVANKELIJKHEID OFFICIER VAN JUSTITIE
De officier van justitie is niet-ontvankelijk ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde. De officier van justitie heeft dit ook gevorderd, terwijl het eveneens is bepleit door de raadsvrouw, zodat dit geen verdere motivering behoeft.
OVERWEGINGEN
(Technisch) onderzoek naar de kassa’s van [bedrijf 1]
Door de raadsvrouw is aangevoerd dat er geen (technisch) onderzoek gedaan is naar de kassa’s van de [bedrijf 1] en/of de software op de kassa’s van de [bedrijf 1], zodat niet gesteld kan worden dat de bevindingen zoals neergelegd in proces-verbaal met nummer AH-006 en de bevindingen van het Nederlands Forensisch Instituut ook van toepassing waren op de kassa’s van de [bedrijf 1] en/of de software op de kassa’s van de [bedrijf 1].
Het volgende is overwogen. Blijkens het proces-verbaal van ambtshandeling met nummer AH-006 en het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut is het kassasysteem ‘[kassasysteem]’ onderzocht. In dit kassasysteem is een (goed) verborgen functie aangetroffen, met welke verborgen functie omzet retour geboekt kan worden, zodat de in het systeem geregistreerde omzet lager is dan de werkelijk genoten omzet. Uit genoemd proces-verbaal en rapport blijkt ook dat als de functionaliteit voor het retour boeken wordt gebruikt, de retour geboekte omzet meestal niet te zien is op de Z-afslag en dat van deze retour geboekte omzet vrijwel alleen nog concrete sporen te vinden zijn in het bestand ‘journaal.db’. Het kenmerk van de retour geboekte omzet in het bestand ‘jourbaal.db’ is in dat geval de vermelding ‘BONRV’ bij de retour geboekte omzet.
In de bestanden op de (aan het kassasysteem gelinkte) computers van [bedrijf 1] is gezocht op de vermelding BONRV, waarna 888 unieke vermeldingen BONRV zijn aangetroffen voor de periode van 12 juli 2008 tot en met 1 december 2008.
Daarnaast is uit onderzoek naar de zogenaamde .CSV bestanden gebleken dat in de periode 25 maart 2008 tot en met 22 april 2008 een groot bedrag is teruggeboekt.
Het door de FIOD en het Nederlands Forensisch Instituut onderzocht kassasysteem, betreft hetzelfde kassasysteem als gebruikt werd bij [bedrijf 1].
Blijkens het dossier - waaronder de verklaringen van de getuige [getuige 1] - bevatte het kassasysteem van [bedrijf 1] de functionaliteit waarmee omzet retour geboekt kon worden en was deze functie ook actief.
Op grond van het bovenstaande wordt geconcludeerd dat de bevindingen van de FIOD en het Nederlands Forensisch Instituut van toepassing zijn op het kassasysteem van de [bedrijf 1]. Voorts wordt geconcludeerd dat de in het kassasysteem van de [bedrijf 1] aangetroffen boekingen met de vermelding BONRV, boekingen betreffen van retour geboekte omzet, welke gemaakt zijn met de verborgen functie voor het retour boeken van gemaakte omzet. Het verweer wordt derhalve verworpen.
Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat bewezen kan worden dat de verdachte wist dat bij [bedrijf 1] gebruik werd gemaakt van de verborgen retour functie. Daartoe baseert de rechtbank zich onder meer op de verklaring van de verdachte dat hij Z-afslagen maakte op de computer boven, in combinatie met het gegeven dat uit onderzoek naar de kassa’s is gebleken dat onder het bediendenummer van de verdachte in 2008 in ieder geval 26 verborgen retour boekingen zijn verricht.
De verdachte heeft verklaard dat de boekhouder altijd zijn belastingaangiftes invulde, en dat hij, verdachte, een print van die aangifte kreeg opgestuurd. Nu de belastingaangiftes (indirect) op de Z-afslagen werden gebaseerd en het niet anders kan dan dat de verdachte wist dat de omzet zoals geregistreerd (op de Z-afslagen) ten gevolge van verborgen retour boekingen incorrect was, is het tenlastegelegde onder 2 bewezen.
De verklaringen van de getuige [getuige 1]
Door de raadsvrouw is aangevoerd dat de verklaringen van de getuige [getuige 1] onbetrouwbaar en innerlijk tegenstrijdig zijn en dat deze verklaringen zodoende niet voor het bewijs kunnen worden gebezigd.
Het volgende is overwogen.
De verklaringen van de getuige [getuige 1] vinden steun in meerdere andere bewijsmiddelen. Ook overigens acht de rechtbank de verklaringen van [getuige 1] betrouwbaar. De verklaringen van de getuige [getuige 1] kunnen dan ook voor het bewijs worden gebezigd. Het verweer wordt verworpen.
Het document ‘[naam getuige 1.doc]’
Door de raadsvrouw is aangevoerd dat het document genaamd [naam getuige 1.doc] geen bewijs kan vormen nu onduidelijk is hoe het stuk op de computer van [bedrijf 1] terecht is gekomen, nu onduidelijk is door wie het stuk is opgesteld en nu onduidelijk is wat er in de context van het document wordt bedoeld met ‘verborgen retour’ en ‘geheime retour’.
Het volgende is overwogen.
Het document met de naam ‘[naam getuige 1.doc]’ is aangetroffen op een computer in het pand van [bedrijf 1]. Zoals ook is verklaard door medeverdachte [medeverdachte 1] kan het haast niet anders dan dat dit document verwijst naar [getuige]. [getuige] was werkzaam bij [bedrijf 2] en hield zich bezig met onderhoud en storingen aan kassa’s. Hij is - zo verklaart hij bij de rechter-commissaris - minstens 10 keer bij [bedrijf 1] geweest in verband met (problemen) met de kassa’s.
Uit het aantreffen van het document ‘[naam getuige 1.doc]’ op een computer van [bedrijf 1] blijkt dat de verborgen retour knop bekend was bij [bedrijf 1]. Immers in het document zijn onder de kop ‘Kassa kantoor’ onder meer de opmerkingen ‘Bij kassa opties verborgen retourknop zonder tekst’ en ‘Verborgen retour telt bij in plaats van eraf’ opgenomen. De overige inhoud van het document sluit ook aan bij de functionaliteiten die draaiden op de (software op) de kassa’s van de [bedrijf 1]. De inhoud van het document sluit daarnaast aan bij de inhoud van het dossier. Het verweer wordt dan ook verworpen.
Wetenschap en feitelijk leiding geven
Door de raadsvrouw is aangevoerd dat de verdachte geen wetenschap had van de verboden gedragingen en dat hij geen feitelijk leiding gegeven heeft aan die verboden gedragingen.
Het volgende is overwogen.
Gezien de werking van het kassasysteem, zoals deze uit het dossier blijkt, in combinatie met de resultaten (zie AH-05) van het onderzoek naar de kassa’s van [bedrijf 1], kan worden geconcludeerd dat tussen juli en december 2008 in ieder geval 888 maal omzet retour is geboekt. Dat slechts nog te zien is wat er aan omzet retour is geboekt en niet wat er op dat moment aan omzet is binnengekomen, doet daar niet aan af.
De verdachte was blijkens het dossier de ‘baas’ van [bedrijf 1]. De verdachte heeft zelf verklaard dat hij verantwoordelijk was voor de administratie, de bediendennummers, de Z-afslagen en dat hij de inkopen deed. De verdachte was zodoende degene die zicht had op de omzet van [bedrijf 1]. Ook was de verdachte degene die toegang had tot en zicht had op het contante geld dat in [bedrijf 1] omging.
Op basis van het bovenstaande kan het niet anders dan dat de verdachte er van op de hoogte was dat er omzet retour werd geboekt op het kassasysteem van de [bedrijf 1]. Gezien zijn positie binnen [bedrijf 1] is de verdachte aan te merken als feitelijke leidinggever aan het retour boeken van omzet bij [bedrijf 1].
Feit 2
Nu de verdachte wist dat de omzet zoals geregistreerd (op de Z-afslagen) ten gevolge van verborgen retour boekingen incorrect was en dat de belastingaangiftes op deze registratie werd gebaseerd, is het tenlastegelegde onder 2 bewezen.
Voorwaardelijk verzoek tot het horen van getuigen
Door de raadsvrouw is verzocht om [getuige 2] en [getuige 3] als getuigen te horen in het geval dat de rechtbank tot bewezenverklaring komt.
Het volgende is overwogen.
Er is geen enkele aanwijzing voorhanden dat sprake is geweest van een bewust ‘pootje lichten’ van [bedrijf 1], dus wordt het (voorwaardelijk geformuleerde) verzoek om
[getuige 2] en [getuige 3] als getuigen te horen afgewezen.
BEWEZENVERKLARING
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
v.o.f. [bedrijf 1] in of omstreeks de periode van 25 maart 2008 tot en met 01 december 2008, in de gemeente [gemeente 1],
tezamen en in vereniging met natuurlijke personen, opzettelijk een electronisch kasboek althans de (electronische) bedrijfsadministratie over het jaar 2008, zijnde een samenstel van geschriften welke in onderlinge samenhang bestemd zijn om te dienen tot bewijs van inkomsten en uitgaven, - valselijk heeft opgemaakt, zulks (telkens) met het oogmerk om die
geschriften als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, hebbende dat valselijk opmaken hieruit bestaan,
- dat in dat kasboek (telkens) een te laag bedrag aan omzet/dagomzet werd vermeld en/of omzet/dagomzet niet werd vermeld, en
- dat (telkens) in die bedrijfsadministratie een of meer verkopen en/of een of meer ontvangsten werden teruggeboekt,
zulks terwijl hij, verdachte, in vereniging met een ander, feitelijke leiding heeft gegeven aan boven omschreven verboden gedragingen;
2.
hij in of omstreeks de periode van 04 mei 2010 tot en met 06 mei 2010 in Nederland, opzettelijk een bij de Belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten de aangifte voor de Inkomstenbelasting / Premie
Volksverzekeringen over 2008 onjuist heeft gedaan aan de Belastingdienst, terwijl dat feit
er toe strekte dat te weinig belasting wordt geheven, hebbende die onjuistheid hierin bestaan, dat in genoemd (elektronische) aangiftebiljet een te laag bedrag aan winst uit onderneming, was vermeld
3.
v.o.f. [bedrijf 1] in of omstreeks de periode van 25 maart 2008 tot en met 01 december 2008 in de gemeente [gemeente 1], tezamen en in vereniging met natuurlijke personen,
als degene die ingevolge de Belastingwet verplicht was tot
a. het voeren van een administratie overeenkomstig de daaraan bij of krachtens de Belastingwet gestelde eisen, (telkens) opzettelijk een zodanige administratie niet heeft gevoerd en/of doen voeren, en
b. het bewaren van boeken en/of bescheiden en/of andere gegevensdragers, (telkens) opzettelijk deze niet (volledig) heeft bewaard en/of doen bewaren,
immers heeft genoemde rechtspersoon en/of haar mededader(s) toen en daar (telkens) opzettelijk
- onjuiste (te lage) (afgeroomde) omzetgegevens en/of verkoopgegevens in de administratie van genoemde rechtspersoon opgenomen en/of geboekt en/of doen boeken en/of doen opnemen, en
- omzetgegevens en/of contante betalingen en/of leveranties aan klanten en/of (digitale) gegevens van (een) kassabon(nen) uit het [kassasysteem] (kassa)systeem, verwijderd en/of gewist, en
- ( andere) (digitale) gegevens verwijderd en/of vernietigd,
terwijl die feiten (telkens) ertoe strekten dat te weinig belasting werd geheven, hebbende hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander, (telkens) feitelijke leiding gegeven aan de vorenstaande verboden gedragingen;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
BEWIJSMOTIVERING
De overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan is gegrond op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, houdende daartoe redengevende feiten en omstandigheden. De bewijsmiddelen en de voor de bewezenverklaring redengevende inhoud daarvan zijn weergegeven in de aan dit vonnis gehechte bijlage II. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.
STRAFBAARHEID FEITEN
De bewezen feiten leveren op:

1.

medeplegen van valsheid in geschrift, terwijl het strafbare feit wordt begaan door een rechtspersoon en verdachte feitelijke leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging;

2.

opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist doen, terwijl dat feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven;

3.

medeplegen van opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist doen, terwijl dat feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, terwijl het strafbare feit wordt begaan door een rechtspersoon en verdachte feitelijke leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.
STRAFBAARHEID VERDACHTE
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.
STRAFMOTIVERING
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan leiding geven aan het opmaken van valse documenten en belastingfraude door in het kassasysteem van het bedrijf waarvan hij eigenaar was, omzet verborgen retour te boeken. Door dat ‘zwartboeken’ werd een lager bedrag aan omzet gepresenteerd en in de administratie verantwoord, dan in werkelijkheid was gerealiseerd. Op basis van die te lage omzetcijfers zijn aangiften gedaan bij de Belastingdienst, waardoor te weinig belasting geheven is. De verdachte heeft zich ook schuldig gemaakt aan belastingfraude door op zijn aangiftebiljet onjuiste gegevens te vermelden.
De verdachte heeft met zijn handelen het vertrouwen geschaad dat burgers, bedrijven en overheid in het maatschappelijk en economisch verkeer moeten kunnen stellen in de juistheid van documenten in het algemeen en in de juistheid van documenten die de basis vormen voor de wettelijk voorgeschreven belastingaangifte. Immers, bij de heffing van belastingen zijn gewichtige gemeenschappelijke belangen betrokken. Door middel van belastingheffing wordt beoogd de Staat de geldmiddelen te verschaffen die voor zijn instandhouding en voor de vervulling van zijn taak nodig zijn. Daarnaast kan belastingontduiking in sfeer van het bedrijfsleven tot oneerlijke concurrentie leiden en meer in het algemeen tot verdere verzwaring van de belastingdruk.
Op dergelijke feiten kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf.
Bij het bepalen van de duur van de op te leggen straf is acht geslagen op het op naam van verdachte gestelde uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 22 april 2015.
Redelijke termijn
De rechtbank stelt vast dat er in de onderhavige zaak sprake is van overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM. Als uitgangspunt heeft te gelden dat de behandeling van de zaak ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaren nadat de op zijn redelijkheid te beoordelen termijn is aangevangen. De verdachte is op 14 maart 2011 aangehouden en verhoord door opsporingsambtenaren van de FIOD ter zake van het thans bewezenverklaarde.
De verdachte heeft vanaf dat moment kunnen vrezen dat hij door het openbaar ministerie in een strafprocedure zou worden betrokken. Sindsdien zijn ruim vier jaren verstreken, waarbij zich geen relevante bijzondere omstandigheden hebben voorgedaan. Deze lange duur valt, gelet op het verloop van de procedure, de verdediging niet te verwijten. Derhalve geldt een overschrijding van de redelijke termijn met ruim twee jaren.
De omvang en complexiteit van de zaak rechtvaardigen niet de overschrijding van ruim twee jaar, gedurende welke periode verdachte in onzekerheid heeft moeten verkeren over de afloop van het proces. Er is dan ook sprake van een substantiële overschrijding van de redelijke termijn, waarmee rekening gehouden is bij het bepalen van de op te leggen straf.
Alles afwegend wordt na te noemen straf passend en geboden geacht.
TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 47, 51, 57, 63, 225 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 68 en 69 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.
BESLISSING
De rechtbank:
verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vervolging voor zover het betreft het onder 4 ten laste gelegde feit;
verklaart de officier van justitie voor het overige ontvankelijk in de vervolging;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
6 (zes) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op 2 jaar, na te melden voorwaarde overtreedt;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.C. Franken, voorzitter,
en mrs. P. Volker en E. Fels, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.A. Commandeur, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 10 juni 2015.
Bijlage I bij vonnis van 10 juni 2015:
TEKST TENLASTELEGGING
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
v.o.f. [bedrijf 1] op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 28 februari 2006 tot en met 01 december 2008, in de gemeente [gemeente 1], althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer rechtsperso(o)n(en) en/of een of meer natuurlijke perso(o)n(en), althans alleen, (telkens) opzettelijk (een) (electronisch) kasboek(en) althans de (electronische) bedrijfsadministratie(s)over het/de ja(a)r(en) 2006 en/of 2007 en/of 2008, (elk) zijnde een samenstel van geschriften welke in onderlinge samenhang bestemd zijn om te dienen tot bewijs van inkomsten en uitgaven, althans van het daarin gestelde, althans (elk) zijnde (een) geschrift(en) dat/die bestemd is/zijn om tot bewijs van enig feit te dienen – valselijk heeft opgemaakt of vervalst, zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat
geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, hebbende dat valselijk opmaken (telkens) hieruit bestaan,
- dat in die/dat kasboek(en) (telkens) een te laag bedrag aan omzet/dagomzet werd vermeld en/of omzet/dagomzet niet werd vermeld, en/of
- dat (telkens) in die bedrijfsadministratie(s) een of meer verkopen en/of een of meer ontvangsten niet werden geboekt en/of werden teruggeboekt,
zulks terwijl hij, verdachte, dan niet in vereniging met een of meer anderen, tot bovenomschreven strafbare feit(en) opdracht heeft gegeven, dan wel feitelijke leiding heeft gegeven aan boven omschreven verboden gedraging(en);
(art. 225 lid 1 jo art 51 Wetboek van Strafrecht)
art 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij in of omstreeks de periode van 04 mei 2010 tot en met 06 mei 2010 in de gemeente [gemeente 2], en/of elders in Nederland, opzettelijk een bij de Belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten de aangifte(n) voor de Inkomstenbelasting / Premie Volksverzekeringen over 2008 onjuist en/of onvolledig heeft gedaan aan de Inspecteur der belastingen / de Belastingdienst, terwijl dat feit/die feiten
er (telkens) toe strekte(n) dat te weinig belasting wordt geheven, hebbende die onjuistheid of onvolledigheid hierin bestaan, dat in genoemd (elektronische) aangiftebiljet een te laag bedrag aan winst uit onderneming, en/of uitkering van dividend, althans een te laag bedrag aan belasting en/of een te laag belastbaar inkomen, was vermeld / opgegeven / aangegeven;
[vindplaats uitdraai (elektronische) aangifte: pag 368, 380]
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover daaraan in de Algemene wet inzake rijksbelastingen bepaalde betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
(art. 69 lid 2 Algemene wet inzake rijksbelastingen)
art 69 lid 2 Algemene wet inzake rijksbelastingen
art 68 lid 2 ahf/ond a Algemene wet inzake rijksbelastingen
3.
v.o.f. [bedrijf 1] op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 28 februari 2006 tot en met 01 december 2008 in de gemeente [gemeente 1], althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer rechtsperso(o)n(en) en/of een of meer natuurlijke perso(o)n(en), althans alleen, als degene die ingevolge de Belastingwet verplicht was tot
a. het voeren van een administratie overeenkomstig de daaraan bij of krachtens de Belastingwet gestelde eisen, (telkens) opzettelijk een zodanige administratie niet heeft gevoerd en/of doen voeren, en/of
b. het bewaren van boeken en/of bescheiden en/of andere gegevensdragers, (telkens) opzettelijk deze niet (volledig) heeft bewaard en/of doen bewaren, immers heeft genoemde rechtspersoon en/of haar mededader(s) toen en daar (telkens) opzettelijk
- onjuiste en/of onvolledige (te lage) (afgeroomde) omzetgegevens en/of verkoopgegevens in de administratie van genoemde rechtsperso(o)n(en) opgenomen en/of geboekt en/of doen boeken en/of doen opnemen, en/of
- omzetgegevens en/of contante betalingen en/of leveranties aan klanten en/of (digitale) gegevens van (een) kassabon(nen) uit het [kassasysteem] (kassa)systeem, althans een digitaal (kassa)systeem, verwijderd en/of gewist, en/of
- ( andere) (digitale) gegevens verwijderd en/of vernietigd, en/of
- ( een) x-afslag(en) en/of (een) kassabon(nen) en/of electronisch kassagegevens niet bewaard en/of verwijderd en/of vernietigd, althans buiten de boekhouding gehouden,
en/of
- ( andere) administratie bescheiden, (waaronder (kassa)bonnen en/of (klad-)kasboeken en/of aantekening(en)) en/of andere gegevens, niet bewaard,
terwijl dat/die feit(en) (telkens) ertoe strekte(n) dat te weinig belasting werd geheven, hebbende hij, verdachte, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (telkens) tot (het) vorenstaande feit(en) opdracht gegeven en/of feitelijke leiding gegeven aan de vorenstaande verboden gedraging(en);
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover daaraan in de Algemene wet inzake rijksbelastingen bepaalde betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
(art. 68 lid 1 ahf/ond d en e jo art 69 lid 1 Algemene wet inzake rijksbelastingen, art. 51 Wetboek van Strafrecht)
art 68 lid 2 ahf/ond e Algemene wet inzake rijksbelastingen
art 69 lid 1 Algemene wet inzake rijksbelastingen
4.
hij in of omstreeks de periode van 28 februari 2006 tot en met 01 december 2008, in de gemeente(n) [gemeente 1], althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (telkens) van een voorwerp, te weten geld, ongeveer euro 2.658.936,00, althans een of meer geldbedrag(en), de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing, heeft verborgen en/of verhuld, althans heeft verborgen en/of verhuld wie bovenomschreven voorwerp
voorhanden had, terwijl hij wist dan wel redelijkerwijs moest vermoeden, dat dat voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf,
terwijl hij van het plegen van witwassen een gewoonte maakt;
(art. 420bis lid 1 ahf/ond a jo 420ter Wetboek van Strafrecht)
art 420ter Wetboek van Strafrecht
art 420bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 28 februari 2006 tot en met 01 december 2008, in de gemeente(n) [gemeente 1], althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (telkens) een voorwerp, te weten geld, ongeveer euro 2.658.936,00, althans een of meer geldbedrag(en), heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of omgezet, althans van een voorwerp, te weten geld, ongeveer euro 2.658.936,00, althans een of meer geldbedrag(en), gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist dan wel redelijkerwijs moest vermoeden, dat bovenomschreven voorwerp
-onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf, terwijl hij van het plegen van witwassen een gewoonte maakt
(art. 225 lid 1 jo art 51 Wetboek van Strafrecht)
(art. 420bis lid 1 ahf/ond b jo 420ter Wetboek van Strafrecht)
art 420ter Wetboek van Strafrecht
art 420bis lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht