ECLI:NL:RBROT:2016:6528

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 mei 2016
Publicatiedatum
22 augustus 2016
Zaaknummer
C/10/499437 / KG ZA 16-414
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executiegeschil in kort geding met betrekking tot persoonlijk faillissement en bestuurdersaansprakelijkheid

In deze zaak, die zich afspeelt voor de Rechtbank Rotterdam, betreft het een kort geding waarin [eiseres] een schorsing vordert van de tenuitvoerlegging van een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Dit arrest, dat op 29 maart 2016 is gewezen, veroordeelt [eiseres] tot nabetaling van salaris aan voormalige werknemers van de private limited company World@Work Uitzendbureau Limited, waarvan zij de enige aandeelhouder en bestuurder was. De vordering van [eiseres] is ingegeven door de vrees voor een persoonlijk faillissement als gevolg van de executie van het arrest. De voorzieningenrechter overweegt dat de taak in een executiegeschil beperkt is en dat de executie alleen kan worden geschorst als er sprake is van misbruik van recht of een noodtoestand aan de zijde van de geëxecuteerde. De voorzieningenrechter concludeert dat er geen sprake is van een juridische of feitelijke misslag in het arrest en dat de executie niet leidt tot een noodtoestand voor [eiseres]. Bovendien is het niet aannemelijk dat de executie van het arrest misbruik van recht oplevert. De vordering van [eiseres] wordt dan ook afgewezen, en zij wordt veroordeeld in de proceskosten van SNCU.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/10/499437 / KG ZA 16-414
Vonnis in kort geding van 25 mei 2016
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres,
advocaat mr. A. Wiersma te Groningen,
tegen
de stichting
STICHTING NALEVING CAO VOOR UITZENDKRACHTEN,
gevestigd te Barendrecht,
gedaagde,
advocaat mr. M.H.D. Vergouwen te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiseres] en SNCU genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 21 april 2016, met producties 1 tot en met 9,
  • een brief van 9 mei 2016 van de zijde van SNCU, met producties 1 en 2,
  • de mondelinge behandeling,
  • een pleitnota tevens houdende conclusie van antwoord van SNCU.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] was sinds 20 april 2015 enig aandeelhouder en bestuurder van de rechtspersoon naar het recht van het Verenigd Koningkrijk, de private limited company World@Work Uitzendbureau Limited (hierna: World@Work).
Blijkens een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel is op 30 mei 2012 geregistreerd dat World@Work is opgeheven met ingang van 25 mei 2012 en is uitgeschreven uit het handelsregister.
Blijkens een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel is op 1 juni 2012, onder een nieuw KvK-nummer, ingeschreven de private limited company World@Work Uitzendbureau Limited (hierna gemakshalve eveneens: World@Work) met als startdatum van de onderneming 1 juni 2012.
Per 1 april 2014 is World@Work failliet verklaard.
2.2.
SNCU, opgericht door de werknemers- en werkgeversorganisaties in de uitzendbranche, ziet onder meer toe op een correcte naleving van de CAO voor Uitzendkrachten en de CAO Sociaal Fonds voor de Uitzendbranche.
2.3.
In een arrest van 29 maart 2016 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, locatie Leeuwarden (zaaknummer 200.157.034/01) is [eiseres] uit hoofde van bestuurdersaansprakelijkheid veroordeeld tot nabetaling aan voormalige werknemers van World@Work van een bedrag van € 37.359,- aan bruto salaris, onder last van een dwangsom van € 500,- per dag met een maximum van € 40.000,-, tot betaling aan SNCU van een bedrag van € 10.729,20 terzake een forfaitaire schadevergoeding, vermeerderd met rente, en tot een bedrag van € 10.816,22 aan proceskosten. Dit arrest is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
2.4.
Het arrest van 29 maart 2016 is op 6 april 2016 aan [eiseres] betekend. Daarbij is bevel gedaan om binnen vier weken over te gaan tot volledige nabetaling van € 37.359,- aan voormalige werknemers van Worlds@Work, op straffe van verbeurte van een (gemaximeerde) dwangsom, welke dwangsommen zijn aangezegd, en bevel gedaan tot betaling aan SNCU binnen twee dagen van de gefixeerde schadevergoeding ad € 10.729,20 en tot betaling van de proceskosten, alsmede rente en explootkosten.
2.5.
In een brief van 8 april 2016 heeft SNCU een voorstel van [eiseres] verworpen en een betalingsregeling voorgesteld, waarbij [eiseres] gehouden is binnen twee weken een deelbetaling van € 10.000,- te voldoen en het restant in twaalf termijnen af te betalen. SNCU heeft in die brief voorts aangekondigd dat, indien [eiseres] niet tijdig € 10.000,- betaalt, desnoods een faillissementsverzoek tegen haar zal worden ingedienden een strafrechtelijke aangifte zal volgen.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, schorsing van de tenuitvoerlegging van het arrest van 29 maart 2016 gedurende de behandeling van het cassatieberoep, met veroordeling van SNCU in de proceskosten.
3.2.
SNCU voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van [eiseres] in de proceskosten, te vermeerderen met rente.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het spoedeisend belang van [eiseres] bij zijn vordering vloeit reeds voort uit de aard van het gevorderde en is door SNCU ook niet weersproken. [eiseres] kan derhalve in dit kort geding worden ontvangen.
4.2.
Het geschil tussen partijen betreft een executiegeschil. De taak van de voorzieningenrechter in een executiegeschil is beperkt. De voorzieningenrechter zal slechts in de executie mogen ingrijpen door de tenuitvoerlegging van een rechterlijke uitspraak te schorsen, indien hij van oordeel is dat de executant – mede gelet op de belangen aan de zijde van de geëxecuteerde die door de executie zullen worden geschaad – geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij gebruikmaking van zijn bevoegdheid tot tenuitvoerlegging, zodat de executant, indien hij toch gebruik maakt van die bevoegdheid onrechtmatig handelt jegens de geëxecuteerde, dan wel misbruik maakt van recht. Dit kan het geval zijn indien:
a. de te executeren uitspraak klaarblijkelijk op een juridische of feitelijke misslag berust;
b. de executie van de uitspraak op grond van na de uitspraak voorgevallen of aan het licht gekomen feiten klaarblijkelijk aan de zijde van de geëxecuteerde(n) een noodtoestand zal doen ontstaan, waardoor een onverwijlde tenuitvoerlegging niet kan worden aanvaard;
c. er andere feiten of omstandigheden zijn op grond waarvan de executant in redelijkheid geen gebruik mag maken van zijn exclusieve recht tot executie van het de rechterlijke uitspraak.
4.3.
Dat sprake is van een geldige, executabele titel, te weten het arrest van 29 maart 2016, staat tussen partijen vast. Onduidelijk is of [eiseres] in cassatie is gegaan van dit arrest. Het arrest is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, dus een beroep in cassatie zal ingevolge artikel 404 Rv geen schorsende werking hebben.
4.4.
Voorop wordt gesteld dat – en door SNCU is ter zitting desgevraagd bevestigd – in het bevel van 6 april 2016 van de deurwaarder alleen de executie van het arrest van 29 maart 2016 wordt aangezegd voor wat betreft de aan SNCU te betalen gefixeerde schadevergoeding ad € 10.729,20 met rente en proceskosten. Nergens blijkt uit dat de executie tevens ziet op de nabetaling van € 37.359,- aan voormalige werknemers van Worlds@Work en bijbehorende dwangsom. Hetgeen [eiseres] ten aanzien van de nabetaling en dwangsom stelt, kan derhalve in het kader van dit kort geding onbesproken blijven.
4.5.
Gesteld noch gebleken is dat het arrest klaarblijkelijk berust op een juridische of feitelijke misslag. Verder is in verband met het gesloten stelsel van rechtsmiddelen en dientengevolge de beperkte taak van de rechter in een executiegeschil, het niet aan de kort geding rechter vooruit te lopen op de vraag of het arrest in cassatie zal worden vernietigd.
4.6.
Evenmin is gebleken dat de executie van de uitspraak op grond van na het arrest van 29 maart 2016 voorgevallen of aan het licht gekomen feiten klaarblijkelijk aan de zijde van [eiseres] een noodtoestand zal doen ontstaan, waardoor een onverwijlde tenuitvoerlegging niet kan worden aanvaard. De executie van het arrest van 29 maart 2016 kan, naar [eiseres] stelt, leiden tot een persoonlijk faillissement. Zij heeft op geen enkele wijze toegelicht of onderbouwd aan de hand van haar financiële situatie, dat zij in een situatie zal komen te verkeren waarin zij schuldeisers niet meer kan betalen, zodat de voorzieningenrechter hiervan niet zonder meer kan uitgaan. Indien [eiseres] in een faillissement terecht zal komen als gevolg van een veroordelende uitspraak die wordt geëxecuteerd, levert dat bovendien nog geen noodtoestand in vorenbedoelde zin op, aangezien de noodtoestand dan niet is ontstaan door na de uitspraak voorgevallen of aan het licht gekomen feiten.
4.7.
[eiseres] stelt dat SNCU in redelijkheid geen gebruik mag maken van haar executiebevoegdheid omdat het [eiseres] als gevolg van een eventueel persoonlijk faillissement feitelijk onmogelijk wordt gemaakt om in cassatie te gaan van het arrest van 29 maart 2016. De voorzieningenrechter overweegt hierover het volgende. Indien een partij failliet wordt verklaard, heeft dat gevolgen voor eventuele procedures waarbij die partij betrokken is of nog betrokken zal raken. In geval van vorderingen die voldoening van een verbintenis uit de boedel ten doel hebben (artikel 26 Fw), zoals hier het geval, worden aanhangige rechtsvorderingen door faillietverklaring van de schuldenaar van rechtswege geschorst, om alleen dan te worden voortgezet indien de verificatie van de vordering wordt betwist (artikel 29 Fw). Het instellen van een rechtsmiddel tegen een beslissing over een dergelijke vordering in de zin van artikel 26 Fw kan uitsluitend door de curator geschieden (HR 16 januari 2009, ECLI:NL:HR:2009:BH0070, Wertenbroek q.q./Erven van Vlerken, en HR 23 september 2011, ECLI:NL:HR:2011:BQ8092, Dekker q.q./ van Schijndel, r.o.v. 3.6).
Een eventueel faillissement van [eiseres] betekent dus nog niet dat het recht van SNCU jegens [eiseres] onherroepelijk komt vast te staan. Hoewel [eiseres] gedurende een faillissement in dit geval niet zelfstandig procesbevoegd is, kan de cassatieprocedure wel door de curator aanhangig worden gemaakt of worden voortgezet door degene die de vordering tijdens de verificatievergadering betwist. Overigens geldt dat als het faillissement eindigt door opheffing bij gebrek aan baten (wat in het merendeel van de faillissementen het geval is), dat [eiseres] de procedure alsnog kan voortzetten in de stand waarin het geding zich ten tijde van de faillietverklaring bevond.
Uitgangspunt is dat het SNCU vrij staat ter bescherming van haar gerechtvaardigde belangen het faillissement van [eiseres] aan te vragen. Gesteld noch gebleken is dat SNCU geen redelijk belang heeft bij een eventuele faillissementsaanvraag. De omstandigheid dat [eiseres] gedurende een faillissement haar zelfstandige procesbevoegdheid verliest ten aanzien van de vordering van SNCU maakt gezien het voorgaande nog niet dat cassatie van het arrest van 29 maart 2016 onmogelijk is, en kan derhalve niet de conclusie rechtvaardigen dat SNCU geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij gebruikmaking van zijn bevoegdheid tot tenuitvoerlegging. Dat sprake is van misbruik van recht is dan ook niet aannemelijk geworden. Geheel ten overvloede zij daar nog aan toegevoegd dat voor
zover [eiseres] (materieel) bedoelt te betogen dat SNCU haar faillissement niet mag
aanvragen, zij overwogen dat volgens vaste rechtspraak de toegang tot de
faillissementsrechter gewaarborgd moet zijn. Een aanvrager mag in beginsel niet van de
toegang tot de faillissementsrechter worden afgehouden, dit behoudens uitzonderlijke
omstandigheden. Dergelijke uitzonderlijke omstandigheden zijn hier gesteld noch
onderbouwd.
4.8.
[eiseres] stelt voorts dat voortzetting van de executie vexatoor is, omdat zij hierdoor onevenredig zwaar in haar financiële situatie wordt getroffen. Zij heeft geen enkel inzicht verschaft in haar financiële situatie, zodat deze stelling bij gebreke van een onderbouwing wordt gepasseerd.
4.9.
[eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van SNCU worden begroot op:
- griffierecht € 0,00
- salaris advocaat
0,00
Totaal € 0,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vordering af,
5.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van SNCU tot op heden begroot op € 1.435,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. de Bruin en in het openbaar uitgesproken op 25 mei 2016.
2031/2009