In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 13 februari 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Sociale Verzekeringsbank en een eiseres die een aio-aanvulling ontvangt. De zaak betreft de toepassing van de kostendelersnorm, die bepaalt dat bij het delen van een woning met een meerderjarig kind de kosten van het bestaan gedeeld moeten worden. Eiseres, die sinds 1 januari 2012 een aio-aanvulling ontvangt, betwistte de toepassing van deze norm, omdat haar zoon, die bij haar woont, een studie volgt en recht kan hebben op studiefinanciering. De rechtbank oordeelde dat de zoon van eiseres, die inmiddels 40 jaar oud is, geen recht meer heeft op studiefinanciering, waardoor de uitzondering van de kostendelersnorm niet van toepassing is.
Eiseres voerde verder aan dat de kostendelersnorm een ongerechtvaardigd onderscheid maakt tussen personen die een AOW-pensioen ontvangen en degenen die een aio-aanvulling ontvangen. De rechtbank verwierp dit argument, omdat de voorwaarden voor AOW en aio-aanvulling wezenlijk verschillen. Eiseres stelde ook dat de toepassing van de kostendelersnorm een inbreuk vormt op haar eigendomsrecht, maar de rechtbank oordeelde dat de financiële gevolgen van de norm niet zodanig zijn dat deze als een buitensporige last kan worden beschouwd. De rechtbank concludeerde dat de toepassing van de kostendelersnorm in dit geval proportioneel is en dat het beroep van eiseres ongegrond is.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.