In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 5 april 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser], een statutair bestuurder van WAVE INTERNATIONAL B.V., en de vennootschap zelf. De rechtbank heeft geoordeeld dat het ontslag van [eiser] rechtsgeldig was. De zaak draait om de vraag of [eiser] op de hoogte was van het voornemen tot ontslag op het moment dat hij zich ziek meldde. De rechtbank concludeert dat [eiser] inderdaad op de hoogte was, omdat hij op 6 april 2011 door de advocaat van WAVE was geïnformeerd over de mogelijkheid van ontslag. Dit betekent dat het opzegverbod tijdens ziekte niet van toepassing was, waardoor het ontslag rechtsgeldig is.
Daarnaast heeft de rechtbank de vraag behandeld of het ontslag kennelijk onredelijk was. [eiser] voerde aan dat de redenen voor zijn ontslag onjuist waren en dat de gevolgen voor hem te ernstig waren in vergelijking met het belang van WAVE bij de opzegging. De rechtbank oordeelde echter dat WAVE voldoende redenen had om het vertrouwen in [eiser] op te zeggen, vooral gezien zijn rol als financieel directeur en de risico's die hij had genomen die de continuïteit van de vennootschap in gevaar brachten.
De rechtbank heeft uiteindelijk de gefixeerde schadevergoeding toegewezen aan [eiser] voor de onregelmatige opzegging, maar heeft zijn vorderingen in reconventie afgewezen. De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt. Het vonnis is openbaar uitgesproken op 5 april 2017.