ECLI:NL:RBROT:2017:4451

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 juni 2017
Publicatiedatum
9 juni 2017
Zaaknummer
AWB - 16 _ 5863
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering omgevingsvergunning voor reclamemast en de vraag naar belanghebbendheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 8 juni 2017 uitspraak gedaan in een geschil over de weigering van een omgevingsvergunning voor het plaatsen van een reclamemast met LED-schermen. Eiseres, een bedrijf dat reclamemasten exploiteert, heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder, die op 22 september 2015 de vergunning had geweigerd. In het bestreden besluit van 25 juli 2016 werd de vergunning alsnog verleend aan vergunninghoudster, wat leidde tot het beroep van eiseres.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres niet kan worden aangemerkt als belanghebbende in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit oordeel is gebaseerd op de overweging dat het concurrentiebelang van eiseres niet rechtstreeks betrokken is bij het besluit, aangezien de bedrijven van eiseres en vergunninghoudster in verschillende marktsegmenten opereren. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de verkeersveiligheid, die eiseres aanvoert als belang, een algemeen belang is en geen persoonlijk belang van eiseres.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiseres niet-ontvankelijk verklaard, wat betekent dat de rechtbank niet ingaat op de inhoudelijke aspecten van het bouwplan. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Eiseres kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Zittingsplaats Dordrecht
Team Bestuursrecht 3

zaaknummer:ROT 16/5863

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 juni 2017 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres,

gemachtigde: [gemachtigde] ,
en
[verweerder], verweerder,
gemachtigde: [gemachtigde] .
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen,
[derde belanghebbende]., vergunninghoudster,
Gemachtigde: [gemachtigde] .

Procesverloop

In het besluit van 22 september 2015 (het primaire besluit) heeft verweerder geweigerd een omgevingsvergunning te verlenen voor het plaatsen van een reclamemast met LED-schermen aan de [adres] .
In het besluit van 25 juli 2016 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van vergunninghoudster gegrond verklaard en de gevraagde omgevingsvergunning alsnog verleend.
Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.
Vergunninghoudster heeft nadere stukken ingediend.
Verweerder heeft nadere stukken en een verweerschrift ingediend.
Eiseres heeft nadere stukken ingediend.
De zaak is op 7 april 2017 ter zitting van een enkelvoudige kamer behandeld. Namens eiseres is verschenen [Directeur] , directeur, bijgestaan door de gemachtigde van eiseres.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Namens vergunninghoudster is verschenen [vertegenwoordiger] , bijgestaan door de gemachtigde van vergunninghoudster.

Overwegingen

1. Het bouwplan ziet op het plaatsen van een reclamemast met ledschermen en is gelegen in het bestemmingsplan “Amstelwijck-2010” op gronden met bestemming
“kantoor-1”. Op grond van artikel 6.2.3 van de planregels zijn reclamemasten toegestaan tot een hoogte van 12 meter ten behoeve van de naamaanduiding van een bedrijf.
In het primaire besluit had verweerder de gevraagde omgevingsvergunning geweigerd, omdat hij het bouwplan in strijd achtte met artikel 6.2.3, aanhef en onder a, van de planregels, nu het beoogde gebruik van de reclamemast verder zou gaan dan het gebruik dat het bestemmingsplan toestaat.
2. In het bestreden besluit heeft verweerder artikel 6.2.3 van de planregels anders uitgelegd en overwogen dat het bouwplan niet strijdig is met het bestemmingsplan. Verweerder heeft het primaire besluit herroepen en aan vergunninghoudster een omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van een reclamemast met LED-schermen. Hij heeft daaraan ten grondslag gelegd het advies van de bezwaarschriftencommissie van
17 mei 2016. Tevens is hierin betrokken het advies van de welstandscommissie van
14 maart 2016.
3. In het verweerschrift en ter zitting heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat eiseres niet is aan te merken als belanghebbende.
4. Aan de hand van het verhandelde ter zitting stelt de rechtbank vast dat eiseres van mening is dat zij als belanghebbende moet worden aangemerkt met name vanwege haar concurrentiebelang en haar belang bij een verkeersveilige situatie nabij haar masten.
4.1.
Om te kunnen worden aangemerkt als belanghebbende in de zin van art. 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) dient volgens vaste rechtspraak sprake te zijn van een objectief bepaalbaar, eigen (persoonlijk, individualiseerbaar) en voldoende actueel belang, dat bovendien rechtstreeks bij het desbetreffende besluit is betrokken.
4.2
Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) is degene wiens concurrentiebelang rechtstreeks is betrokken bij een besluit, belanghebbende bij dit besluit indien de onderneming in hetzelfde verzorgingsgebied en marktsegment werkzaam is als de in het plan voorziene bedrijvigheid, (zie de uitspraak van de Afdeling van 24 oktober 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BY1061, en de uitspraak van
5 oktober 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2648).
Het bedrijf van eiseres is een bedrijf in onroerend goed en reclamemasten, terwijl het bedrijf van vergunninghoudster een bedrijf is in digitale lifestyle-accessoires.
Nu beide bedrijven in hetzelfde verzorgingsgebied opereren, maar in een geheel ander marktsegment, is geen sprake van een concurrentiebelang dat rechtstreeks is betrokken bij het bestreden besluit. Het enkele vermoeden dat vergunninghoudster geen reclameplek meer zal inkopen op een mast van eiseres, omdat zij een eigen reclamemast krijgt, maakt dit niet anders.
In de kern is het gestelde verkeersveiligheidsbelang van eiseres ook een concurrentiebelang. Immers, voert eiseres dat aan omdat haar klanten niet zouden willen adverteren op een mast die in een verkeersonveilige situatie staat. Als concurrent is eiseres geen belanghebbende.
Verder is de verkeersveiligheid, daargelaten of deze überhaupt wordt aangetast door plaatsing van de mast van vergunninghoudster, een algemeen belang en geen persoonlijk belang van eiseres
4.3.
Ook het feit dat eiseres twee reclamemasten in de nabijheid van de reclamemast van vergunninghoudster exploiteert (een reclamemast 228 meter ten noorden van en aan dezelfde zijde van de A16 en een reclamemast op 150 meter afstand tegenover het bedrijf van vergunninghoudster aan de andere kant van de A16), maakt niet dat eiseres voldoet aan de in de rechtspraak ontwikkelde criteria om als belanghebbende te worden aangemerkt. Er is geen sprake van een zodanige ruimtelijke uitstraling van de mast van vergunninghoudster dat eiseres daarom als belanghebbende bij de vergunningverlening zou moeten worden aangemerkt. De enkele stelling dat vanaf de A16 de (toekomstige) mast van vergunninghoudster in één oogopslag te zien is met de masten van eiseres is daartoe onvoldoende. Vaststaat dat de mast van vergunninghoudster het zicht op de masten van eiseres niet belemmert. Gelet op het voorgaande is de conclusie dat eiseres niet individueel en rechtstreeks in haar belangen wordt geraakt door het bestreden besluit.
5. Gelet hierop kan eiseres niet worden aangemerkt als belanghebbende. Aan hetgeen eiseres over de inhoudelijke aspecten van het bouwplan heeft aangevoerd komt de rechtbank daarom niet toe.
6. Het beroep is niet-ontvankelijk.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.R. Houweling, rechter, in aanwezigheid van
mr. N. Jansen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 8 juni 2017.
griffier, rechter,
Afschrift verzonden op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Raad van State.