2.8.Nadat verweerder verzoekster op de hoogte heeft gesteld dat hij voornemens was de vergunning voor het gebruik van frequentieruimte ten behoeve van niet-landelijke commerciële radio-omroep voor kavel B05 in te trekken en die niet te verlengen en tevens de bijbehorende vergunning voor digitale radio-omroep voor allotment 8A in te trekken en die niet opnieuw te verlenen heeft verzoekster een zienswijze ingediend. Die zienswijze heeft verweerder niet afgehouden van het bestreden besluit. Bij brief van 11 augustus 2017 heeft verweerder verzoekster bericht dat een toezichthouder op 7 en 8 augustus 2017 heeft vastgesteld dat verzoekster de frequenties op de locaties Alkmaar, Almere, Naaldwijk, Zoetermeer, Gouda, Utrecht en Hilversum niet in overeenstemming met de vergunning in gebruik had, zodat de intrekking voor die locaties ingaat op de peildatum 7 september 2017 en de intrekking voor de overige frequenties ingaat op 31 augustus 2017. Om die reden zal verweerder ook niet terugkomen op de weigering tot verlenging van de FM-vergunning en de weigering tot verlening van vergunning voor digitale radio-omroep.
3. De voorzieningenrechter stelt voorop dat verzoekster ten minste enig spoedeisend belang heeft bij haar verzoek om schorsing van het bestreden besluit. In dit verband neemt de voorzieningenrechter mede in aanmerking dat gelet op verweerders brief van 11 augustus 2017 aan de in bestreden besluit besloten liggende intrekking, niet verlenging en niet verlening het voorwaardelijke karakter is komen te ontvallen, zodat verzoekster thans (ten dele) niet meer beschikt over een vergunning en dat voor zover nog wel uitzendingen plaatsvinden de vergunning daarvoor vervalt met ingang van 31 augustus 2017 en vanaf 1 september 2017 geen vergunningen worden verlengd (FM) of opnieuw worden verleend (digitaal).
4. Verweerder heeft bij het bestreden besluit onder meer het volgende overwogen:
“[Verzoekster] heeft 60% van de frequenties van de vergunning voor kavel B05 niet in gebruik. Dat is een zeer ondoelmatig gebruik (of eigenlijk dus geen gebruik) van
schaarse FM-frequenties. Daarvan zijn er 5 van de 6 niet in gebruik zijnde frequenties op haar eigen verzoek, zelfs op de door haar gewenste opstelpunten, toegevoegd aan haar vergunning, na het doorlopen van de procedure van internationale coördinatie.
[Verzoekster] is keer op keer in de gelegenheid gesteld om deze in gebruik te nemen en is ook daartoe aangezet doordat aan [verzoekster] een last onder dwangsom is opgelegd. Dat heeft allemaal niet mogen baten, [verzoekster] heeft de last maximaal verbeurd zonder dat de 6 betreffende opstelpunten (juist) in gebruik zijn genomen. Een geldbedrag van € 25.000,- is blijkbaar zelfs onvoldoende stimulans om [verzoekster] haar frequenties in gebruik te laten nemen. Daarom is […] de volgende stap genomen, het voornemen tot intrekking van de vergunning. In haar zienswijze heeft [Verzoekster] geen enkele reden aangevoerd die aanleiding geeft om van mijn voornemen af te zien. Voorts zijn mij verder geen andere (bijzondere) omstandigheden gebleken om van mijn voornemen af te wijken.
Gelet hierop mag ik in dit geval daarom meer belang hechten aan een doelmatig gebruik van schaarse FM-frequenties, door een andere partij (na een verdeling van kavel B05 met bijbehorende vergunning voor digitale omroep), dan aan het individuele belang van [verzoekster] om haar vergunning te behouden, aangezien zij 60% van de vergunde frequenties niet gebruikt. De belangenafweging valt in dit geval in het nadeel van [verzoekster] uit nu zij vele kansen om in gebruik te nemen ongebruikt heeft laten passeren. Dat leidt niet tot een doelmatig gebruik van schaarse FM-frequenties waarvoor de minister verantwoordelijk is.
Tot slot is relevant dat bij een herverdeling van kavel B05 de einddatum van
1 september 2022 gelijk blijft. Nog meer herstelkansen bieden aan [verzoekster] gaat direct ten koste van een eventuele nieuwe vergunninghouder voor kavel B05. Ook dat belang heb ik meegewogen.”