In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 5 januari 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een bedrijf dat veevoeder verhandelt, en de staatssecretaris van Economische Zaken. Eiseres kreeg een bestuurlijke boete van € 5.000,- opgelegd wegens de overtreding van artikel 8.7 van de Wet Dieren, omdat in een partij sojaschroot de verboden stof Furazolidon was aangetroffen. De rechtbank oordeelde dat de overtreding eiseres kon worden verweten, ondanks haar claim dat zij te goeder trouw had gehandeld en dat zij niet op de hoogte was van de aanwezigheid van de verboden stof. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de boete, maar dit werd ongegrond verklaard door verweerder. Tijdens de zitting op 28 november 2016 werd eiseres vertegenwoordigd door haar directeur en een adviseur, terwijl de staatssecretaris werd vertegenwoordigd door een gemachtigde.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de NVWA op 17 juli 2014 monsters had genomen van diervoeder en dat één monster positief testte op Furazolidon. Eiseres had de partij sojaschroot van een GMP-gecertificeerd bedrijf gekocht, maar de rechtbank oordeelde dat dit niet voldoende was om haar van verwijtbaarheid te ontheffen. De rechtbank benadrukte dat eiseres niet had aangetoond dat zij alle redelijke maatregelen had genomen om overtredingen te voorkomen. Bovendien werd de schending van de hoorplicht in de bezwaarprocedure door de rechtbank gepasseerd, omdat eiseres in de beroepsprocedure voldoende gelegenheid had gekregen om haar standpunt naar voren te brengen.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond en bepaalde dat de staatssecretaris het door eiseres betaalde griffierecht moest vergoeden. De rechtbank concludeerde dat de opgelegde boete rechtmatig was en dat er geen gronden waren om de hoogte van de boete aan te vechten.