ECLI:NL:RBROT:2018:1958
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- M.G.L. de Vette
- C.E. Bos
- D.Y.A. van Meersbergen
- Rechtspraak.nl
Invordering van verbeurde dwangsom door de gemeente Rotterdam zonder bijzondere omstandigheden
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 13 maart 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, vertegenwoordigd door mr. J. Oversluizen, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam, vertegenwoordigd door mr. C.W. de Jong. De zaak betreft de invordering van een verbeurde dwangsom van € 10.000,- die door de gemeente was opgelegd wegens het niet voldoen aan een last onder dwangsom. Eiser had een termijn gekregen om gebreken aan zijn pand te verhelpen, maar voldeed niet aan de opgelegde maatregelen. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen de invordering, maar de rechtbank oordeelde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die aanleiding gaven om van de invordering af te zien of deze te matigen. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser niet was gehoord in de bezwaarfase, maar concludeerde dat dit gebrek niet tot benadeling van eiser heeft geleid, aangezien hij in de beroepsprocedure zijn standpunten kon toelichten. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.