ECLI:NL:RBROT:2018:6583

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 juli 2018
Publicatiedatum
9 augustus 2018
Zaaknummer
10-051156-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor meerdere winkelovervallen met bedreiging

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 5 juli 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het plegen van drie winkelovervallen in twee dagen. De verdachte deed zich voor als iemand die een wapen bij zich had, wat leidde tot ernstige bedreigingen van de medewerkers van de winkels. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 14 en 15 maart 2018 in Rotterdam verschillende winkels heeft overvallen, waarbij hij onder bedreiging van geweld geld heeft geëist van de medewerkers. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van vier jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk, en heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder reclasseringstoezicht en behandeling voor verslavingsproblematiek. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten en dat er een hoog risico op recidive bestaat. De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten en de impact daarvan op de slachtoffers en de samenleving.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10-051156-18
Parketnummer vordering TUL VV: 10-212535-17
Datum uitspraak: 5 juli 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] [land verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Haaglanden, locatie Scheveningen,
raadsman mr. A. ter Meulen, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 21 juni 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. E.E. van Veen heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 1 eerste cumulatief/alternatief ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1 tweede cumulatief/alternatief ten laste gelegde, alsmede het onder 2 en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar met aftrek van voorarrest, waarvan 1 jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarden dat de verdachte zich zal gedragen naar de aanwijzingen van de reclassering, zal verblijven in een instelling voor begeleid wonen, zal meewerken aan een ambulante behandeling, ook als die inhoudt een klinische opname voor de duur van maximaal zeven weken, een drugsverbod met daaraan gekoppeld urinecontroles en een inspanningsverplichting voor het verkrijgen en behouden van inkomen en een zinvolle dagbesteding;
  • dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 1 eerste cumulatief/alternatief ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder 1 tweede cumulatief/alternatief ten laste gelegde, alsmede het onder 2 en 3 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 (tweede cumulatief/alternatief), 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op 14 maart 2018 te Rotterdam in een winkel gelegen aan de [adres supermarkt 1]
met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld een persoon genaamd [naam slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, toebehorende aan Albert Heijn, welke bedreiging met geweld bestond uit het:
- toevoegen van de woorden: "Luister er is een overval" en "Ik doe nu een overval, geef het geld dat je in je la hebt. Doe nu je la open en geef al het geld dat je in je la hebt" en "Niet bewegen, want ik heb een pistool in mijn zak", en
- ( daarbij) een hand in een zak houden alsof hij een vuurwapen vastpakte;
2
hij op 15 maart 2018 te Rotterdam in een winkel gelegen aan de [adres supermarkt 2] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [naam slachtoffer 2] te dwingen tot afgifte van geld dat aan Dirk van den Broek toebehoorde
- die [naam slachtoffer 2] heeft toegevoegd: "Geef geld" en "Doe je la open, geef geld. Ik zeg tegen je geef geld, ik heb een wapen laat hem mij niet pakken" en "Ik meen het, geef nou maar gewoon geld. Ik heb een wapen en ik ga hem gebruiken hoor", terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3
hij op 15 maart 2018 te Rotterdam in een winkel aan het [adres supermarkt 3] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om geld, dat toebehoorde aan Albert Heijn, weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
en deze voorgenomen diefstal te doen vergezellen van bedreiging met geweld tegen [naam slachtoffer 3] , met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken,
- die [naam slachtoffer 3] heeft toegevoegd: "Blijf rustig. Dit is een overval" en "Jawel, je hebt wel geld in je lade, en
- een hand in een jaszak heeft gehouden alsof hij een vuurwapen vast had,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
afpersing
2.
poging tot afpersing
3.
poging tot diefstal, vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft verklaard dat hij na zijn vorige detentie op straat is komen te staan zonder dat er iets voor hem was geregeld. Hij verbleef daarna korte tijd bij daklozenopvang De Hille, maar daar werd hij weggestuurd omdat hij een telefoon had gestolen. De verdachte besloot toen om een overval te plegen in een Albert Heijn filiaal in Rotterdam. Het geld dat de verdachte daarbij buit heeft gemaakt, heeft hij gebruikt om harddrugs te kopen. De volgende ochtend heeft de verdachte eerst bij een Dirk van den Broek supermarkt en later bij een ander filiaal van Albert Heijn geprobeerd om een overval te plegen. De verdachte sprak steeds een medewerkster van de servicebalie van de desbetreffende supermarkt aan terwijl hij zijn hand in zijn jaszak hield zodat het erop leek dat hij een wapen bij zich droeg. Onder bedreiging van geweld heeft hij hen (geprobeerd) geld afhandig te maken. Delicten als deze hebben niet alleen een enorme impact op de slachtoffers maar versterken ook de gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving. De verdachte heeft zich niets gelegen laten liggen aan de gevolgen van zijn handelen voor zijn slachtoffers. Hij was kennelijk slechts uit op financieel gewin. Het gaat om ernstige delicten waartegen streng dient te worden opgetreden.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 25 mei 2018, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportage
Bouman GGZ, afdeling reclassering heeft in de zaak met parketnummer 10-212535-17 een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 13 februari 2018. Dit rapport houdt – onder meer en voor zover van belang – het volgende in.
De verdachte heeft problemen op vrijwel alle leefgebieden. De verdachte heeft geen huisvesting, geen dagbesteding, financiële problemen, is bekend met verslavingsproblematiek en er is vermoedelijk sprake van psychiatrische- en persoonlijkheidsproblematiek. Eerdere hulpverlening bleek niet voldoende toereikend te zijn geweest omdat de verdachte niet goed wist om te gaan met de vrijheden die hij kreeg. Vanwege de problematiek, de justitiële voorgeschiedenis en het ontbreken van passende hulpverlening wordt de kans op recidive hoog ingeschat.
De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De verdediging heeft verzocht om bij de op te leggen straf aan te sluiten bij het oriëntatiepunt voor één overval. Hiervoor bestaat echter geen aanleiding, omdat de straf naar het oordeel van de rechtbank gebaseerd dient te zijn op alle (drie) bewezen verklaarde feiten.
De begeleiding en bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd, zijn opgelegd aan de verdachte door de politierechter in haar uitspraak van 26 februari 2018. Voordat de begeleiding kon worden opgestart is de verdachte gerecidiveerd. Omdat er naar het oordeel van de rechtbank nog niets is veranderd in de situatie van de verdachte zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd zodat de verdachte alsnog een kans krijgt om begeleid te worden en een behandeling te ondergaan. Het voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
De officier van justitie van justitie heeft gevorderd de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren. De rechtbank ziet daar gelet op de (resterende) duur van het hieronder onvoorwaardelijk opgelegde strafdeel geen aanleiding voor.
Voor de door de raadsman verzochte aanwijzing betreffende overplaatsing van de verdachte naar een Forensisch Psychiatrische Afdeling in het voorjaar ziet de rechtbank evenmin aanleiding.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Vordering tenuitvoerlegging

8.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 26 februari 2018 van de politierechter in deze rechtbank is de verdachte ter zake van gekwalificeerde diefstal veroordeeld voor zover van belang tot een gevangenisstraf van 90 dagen, waarvan een gedeelte groot 4 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De proeftijd is ingegaan op 12 maart 2018.
8.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft de volledige tenuitvoerlegging gevorderd.
8.3.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich niet over de vordering uitgelaten.
8.4.
Beoordeling
De hierboven bewezen verklaarde feiten zijn na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
Daarom zal de tenuitvoerlegging worden gelast van het voorwaardelijk gedeelte van de bij dat vonnis aan de verdachte opgelegde straf.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 45, 57, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 1, eerste cumulatief/alternatief ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 (tweede cumulatief/alternatief), 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) jaar;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 1 (één) jaar niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de
proeftijd, die hierbij wordt gesteld op
2 jaar, na te melden algemene voorwaarden overtreedt dan wel tijdens die proeftijd na te melden bijzondere voorwaarden overtreedt;
stelt als algemene voorwaarden:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich melden bij een door de reclassering aan te wijzen instantie, zolang en frequent als die reclasseringstelling noodzakelijk vindt;
2. de veroordeelde zal zich gedurende de proeftijd onder ambulante behandeling stellen van Palier GGZ of een soortgelijke forensische instelling. De veroordeelde zal zich daarbij houden aan de huisregels en de aanwijzingen die hem door de zorgverlener zullen worden gegeven, ook als dit een kortdurende klinische opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek voor de duur van maximaal zeven weken inhoudt;
3. de veroordeelde zal verblijven in de instelling voor begeleid wonen van Pameijer of een soortgelijke instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, zulks ter beoordeling van de reclassering, en zal zich houden aan de aanwijzingen die door of namens de directeur van die instelling worden gegeven;
4. de veroordeelde zal zich onthouden van het gebruik van verdovende middelen, onder de verplichting ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan urineonderzoek;
5. de veroordeelde zich zal inspannen voor het verkrijgen en behouden van een inkomen en een zinvolle dagbesteding, zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
gelast de
tenuitvoerleggingvan het voorwaardelijk gedeelte, groot
4 dagen, van de bij vonnis van 26 februari 2018 van de politierechter in deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde
gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. I.W.M. Laurijssens, voorzitter,
en mrs. A. Hello en D. Visser, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.G. Polke, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 14 maart 2018 te Rotterdam in/uit een winkel/pand gelegen aan de [adres supermarkt 1] een hoeveelheid geld, te weten 160 euro of daaromtrent, in elk geval enig
goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan Albert Heijn, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [naam slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld een persoon genaamd [naam slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, te weten 160 euro of daaromtrent, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Albert Heijn, in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte,welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het:
- toevoegen van de woorden: "Luister er is een overval"en/of "Ik doe nu een overval, geef het geld dat je in je la hebt. Doe nu je la open en geef al het geld dat je in je la hebt" en/of "Niet bewegen, want ik heb een pistool in mijn zak", en/of
- ( daarbij) een hand in een zak steken/houden alsof hij een vuurwapen vastpakte;
2
hij op of omstreeks 15 maart 2018 te Rotterdam in/uit een winkel/pand gelegen aan de [adres supermarkt 2] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [naam slachtoffer 2] te dwingen tot afgifte van geld en/of goederen van zijn gading, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan deze of aan een derde, te weten aan Dirk van den Broek toebehoorde
- die [naam slachtoffer 2] heeft toegevoegd: "Geef geld" en/of "Doe je la open, geef geld. Ik zeg tegen je geef geld, ik heb een wapen laat hem mij niet pakken" en/of "Ik meen het, geef nou maar gewoon geld. Ik heb een wapen en ik ga hem gebruiken hoor", althans woorden van gelijke (dreigende) aard of strekking,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3
hij op of omstreeks 15 maart 2018 te Rotterdam in/uit een winkel aan het [adres supermarkt 3] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om geld en/of goederen van zijn gading, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan Albert Heijn, weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
en deze voorgenomen diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [naam slachtoffer 3] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
- die [naam slachtoffer 3] heeft toegevoegd: "Blijf rustig. Dit is een overval" en/of "Jawel, je hebt wel geld in je lade, en/of
- een hand in een (jas)zak heeft gestoken/gehouden alsof hij een vuurwapen vast had,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.