In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen de beslissing van de heffingsambtenaar van de gemeente Rotterdam, die de WOZ-waarde van haar onroerende zaak voor het belastingjaar 2017 had vastgesteld op € 247.000,-. Eiseres betwist deze waarde en stelt dat de juiste waarde € 176.250,- bedraagt. De rechtbank heeft op 5 november 2018 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij het onderzoek ter zitting op 17 september 2018 heeft plaatsgevonden. Eiseres was aanwezig, terwijl de verweerder werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde en een taxateur. De rechtbank heeft overwogen dat de heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat de vastgestelde waarde niet te hoog is, mede op basis van een taxatierapport. Eiseres heeft ook een dwangsombesluit aangevochten, omdat verweerder niet tijdig op haar bezwaar had beslist. De rechtbank oordeelt dat verweerder een dwangsom van € 80,- verschuldigd is, omdat de beslissing op het bezwaar niet tijdig is genomen. De rechtbank verklaart het beroep gegrond voor zover het de aanspraak op de dwangsom betreft, maar ongegrond voor het overige. Verweerder moet het griffierecht van € 46,- vergoeden aan eiseres. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.