In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 10 juli 2019 een tussenbeschikking gegeven in een procedure betreffende het ouderlijk gezag en de hoofdverblijfplaats van een minderjarige. De vrouw, die samen met de minderjarige in Nederland woont, heeft verzocht om het gezag over de minderjarige alleen aan haar toe te kennen, dan wel om de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij haar te bepalen. De man, die in Bonaire woont, is niet verschenen op de zitting. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw de minderjarige zonder toestemming van de man naar Nederland heeft meegenomen, wat de zaak een interregionaal karakter geeft. De rechtbank heeft ambtshalve de bevoegdheid om van het verzoek kennis te nemen getoetst en geconcludeerd dat de zaak niet door een enkelvoudige kamer kan worden behandeld vanwege de complexiteit. De rechtbank heeft de raad voor de kinderbescherming verzocht om onderzoek te verrichten naar de situatie van de minderjarige, aangezien de verhuizing naar Nederland grote gevolgen heeft voor het contact met de vader. De zaak is aangehouden tot een latere zitting, waarbij de man op de juiste wijze zal worden opgeroepen. De rechtbank heeft nog geen beslissing genomen over de proceskosten, aangezien er nog geen eindbeslissing is gegeven.