In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 25 oktober 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen Evides N.V. en Kroeze Infra B.V. over schadevergoeding. Evides, een drinkwaterbedrijf, stelde Kroeze aansprakelijk voor schade aan een distributiewaterleiding die was ontstaan door mechanische werkzaamheden uitgevoerd door Kroeze op 21 maart 2018. De schade werd vastgesteld op een totaalbedrag van € 15.790,18, inclusief consignatiekosten en kosten voor de vaststelling van schade, aansprakelijkheid en verhaal. Kroeze erkende de aansprakelijkheid, maar betwistte de hoogte van de gevorderde kosten, met name de consignatiekosten en de kosten voor de vaststelling van schade.
De kantonrechter oordeelde dat Kroeze gehouden was de gevorderde consignatiekosten te vergoeden, omdat deze kosten verband hielden met het in stand houden van een storingsdienst ter beperking van verdere schade. De rechter verwierp het verweer van Kroeze dat deze kosten niet vergoed dienden te worden, en oordeelde dat de door Evides gevorderde kosten voor de vaststelling van schade, aansprakelijkheid en verhaal ook toewijsbaar waren. De wettelijke rente werd toegewezen vanaf de datum van verzuim, en Kroeze werd veroordeeld in de proceskosten.
De uitspraak benadrukt de verplichtingen van partijen in het kader van aansprakelijkheid en schadevergoeding, en de noodzaak voor een goede onderbouwing van gevorderde kosten. De kantonrechter heeft de vordering van Evides grotendeels toegewezen, met uitzondering van een deel van de wettelijke rente, die niet werd toegewezen over een bedrag dat ten onrechte was teruggestort door Evides.