In deze zaak heeft de kinderrechter op 10 december 2020 uitspraak gedaan in een verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming om een ondertoezichtstelling van de minderjarige [voornaam minderjarige], geboren op [geboortedatum minderjarige] 2013. De vader van de minderjarige verzocht om als belanghebbende in de procedure te worden aangemerkt, maar dit verzoek is afgewezen. De kinderrechter overwoog dat de vader geen ouderlijk gezag heeft en dat de rechterlijke beslissing omtrent de ondertoezichtstelling niet rechtstreeks zijn rechten of verplichtingen raakt. De Raad had eerder een verzoek tot ondertoezichtstelling gedaan, maar dit was in januari 2020 afgewezen omdat er toen geen zorgen waren over de opvoedsituatie bij de moeder. De kinderrechter concludeerde dat de situatie sindsdien niet zodanig is veranderd dat er nu wel sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging voor de minderjarige. De moeder werkt goed mee met de hulpverlening en er zijn geen zorgelijke signalen vanuit de school. De kinderrechter heeft daarom zowel het verzoek van de vader als het verzoek van de Raad afgewezen.