ECLI:NL:RBROT:2020:3130
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatige beëindiging arbeidsovereenkomst en toekenning van vergoedingen
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 8 april 2020 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van [verzoekster] tegen D&D Beauty B.V. De zaak betreft de onrechtmatige beëindiging van de arbeidsovereenkomst van [verzoekster], die sinds 1 juni 2017 in dienst was bij de rechtsvoorganger van D&D Beauty. De arbeidsovereenkomst was van rechtswege omgezet naar een overeenkomst voor onbepaalde tijd, omdat de periode van 24 maanden was overschreden. D&D Beauty heeft de arbeidsovereenkomst per 30 november 2019 beëindigd zonder dat hiervoor een rechtsgeldige reden was, en zonder toestemming van het UWV, zoals vereist volgens artikel 7:671 BW.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat D&D Beauty niet is verschenen op de zitting en de stellingen van [verzoekster] niet heeft betwist. Hierdoor zijn de feiten en omstandigheden van [verzoekster] als onweersproken komen vast te staan. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de beëindiging van de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig was en heeft D&D Beauty veroordeeld tot betaling van verschillende vergoedingen aan [verzoekster]. Dit omvatte onder andere het achterstallige vakantiegeld, een transitievergoeding, een vergoeding wegens onregelmatige opzegging, en een billijke vergoeding.
De kantonrechter heeft de hoogte van de billijke vergoeding vastgesteld op € 2.500,00 bruto, rekening houdend met de duur van het dienstverband en de omstandigheden van de zaak. Daarnaast is D&D Beauty veroordeeld om binnen vijf dagen de salarisspecificaties over de maanden april tot en met november 2019 aan [verzoekster] te verstrekken, onder verbeurte van een dwangsom. De proceskosten zijn eveneens aan D&D Beauty opgelegd, en de beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.